keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

2

pagina

Commercialisatie van de geneeskunde17/01/2015 Documentcode: a148002
report_problem

Dit advies is vervangen door het advies van 10 december 2022 (a169027).

Samenwerking van artsen met schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende de samenwerking van artsen met schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 17 januari 2015 onderzocht de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw vraag van 1 augustus 2014 betreffende de samenwerking van artsen met schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra.

Sommige van deze centra trachten artsen in te schakelen voor verstrekkingen inzonderheid op het gebied van voeding, dermatologie en esthetische geneeskunde.

1° De geneeskunde mag in geen geval en op geen enkele wijze als een handelszaak worden opgevat (artikel 10 van de Code van plichtenleer).

Het is in strijd met de plichtenleer dat een arts raadplegingen, voorschriften of medische adviezen verstrekt in handelscentra of op om het even welke plek waar door hem voorgeschreven of door hem gebruikte geneesmiddelen, producten of apparaten worden verkocht.

De arts mag zich bij zijn zorgaanbod slechts laten leiden door het belang van de patiënt en niet door persoonlijk voordeel.

De beroepsonafhankelijkheid van de arts vormt de basis van de vertrouwensrelatie met de patiënt. Daarnaast wettigt ze het vertrouwen van de maatschappij en impliceert ze dat de arts zijn verantwoordelijkheid opneemt bij het beheer van de middelen van de gemeenschap.

De arts mag zich niet laten beïnvloeden - of de schijn hiervan opwekken - door een ander doel dan de gezondheid van de patiënt, zoals de verkoop door derden van cosmeticaproducten of diensten (massage, epilatie, gymlessen, enz.).

Hij moet vermijden dat een handelszaak gebruik maakt van zijn activiteit om patiënten aan te trekken door bijvoorbeeld gewag te maken van medisch toezicht of medisch advies.

De arts moet er zich tegen verzetten dat handelszaken zijn naam of zijn beroepsactiviteit gebruiken voor reclamedoeleinden.
De ronseling van patiënten of de collusie via dergelijke centra zijn verboden.

Bij de uitoefening van zijn beroep dient de arts slechts samen te werken met personen die beschikken over de beroepskwalificaties die zijn vereist door de wetgeving betreffende de gezondheidszorgberoepen (met name artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen).

Hij weigert zijn medewerking te verlenen aan eender welke vorm van onwettige uitoefening van de geneeskunde.

2° Voordat een arts start met zijn praktijk op een plek die hij deelt met andere beroepen moet hij informatie inwinnen over de structuur van de onderneming, de activiteiten die er worden uitgeoefend en de uitoefeningsvoorwaarden voor zijn praktijk.

De geneeskunde moet worden beoefend in een omgeving die de uitoefening van een kwaliteitsvolle geneeskunde stimuleert. Dit vergt lokalen waarin het medisch geheim kan worden gevrijwaard, waarin wordt voldaan aan de eisen inzake hygiëne, die correct zijn uitgerust met het oog op de handelingen die er worden verricht en die waarborgen dat de bewaring en de inzage van de medische dossiers gebeuren onder de verantwoordelijkheid van de arts.

De Nationale Raad herinnert eraan dat elke overeenkomst tussen artsen of artsen-vennootschappen en niet-artsen en die een invloed kan hebben op de deontologische aspecten van de beroepsuitoefening van de arts schriftelijk dient te worden vastgelegd en slechts mag worden ondertekend nadat het ontwerp ervan op deontologisch vlak werd goedgekeurd door de bevoegde provinciale raad en dat hetzelfde geldt voor elke wijziging van een dergelijke overeenkomst (artikel 173, § 1, van de Code van geneeskundige plichtenleer).

Bij de beoordeling van deze overeenkomsten gaat de provinciale raad na of de samenwerking in overeenstemming is met de regels van geneeskundige plichtenleer.

De provinciale raad controleert of de arts bij de bekendmaking van zijn activiteit de deontologische en wettelijke regels naleeft, met name de wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren en tot regeling van de reclame en informatie betreffende die ingrepen.

3° Wat meer bepaald de verstrekkingen van esthetische geneeskunde betreft, verwijst de Nationale Raad naar zijn advies van 20 september 2014, "Problematiek van inrichtingen die patiënten laten overnachten na een heelkundige esthetische ingreep", Tijdschrift van de Nationale Raad, nr. 147.

Voorts verwijst hij naar zijn advies van 16 april 2011, "Toediening van botulinetoxine (botox)", Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 133.

Patiënten van vreemde nationaliteit16/11/2013 Documentcode: a143020
Arbeidsovereenkomst bestemd voor de artsen werkzaam bij de dienst Vreemdelingenzaken
De Nationale Raad van de Orde van geneesheren heeft de arbeidsovereenkomst besproken die bestemd is voor de artsen werkzaam bij de dienst Vreemdelingenzaken.


Advies van de Nationale Raad :

E-mail aan Mevrouw Maggie DE BLOCK, Staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

In zijn vergadering van 16 november 2013 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren het model van arbeidsovereenkomst besproken dat bestemd is voor de artsen werkzaam bij de dienst Vreemdelingenzaken.

Aangezien dit een standaardbediendenovereenkomst is en gelet op het feit dat de werkzaamheden van deze artsen handelingen tot uitoefening van de geneeskunde uitmaken, acht de Nationale Raad het nuttig u te suggereren dit contract met een annex die betrekking heeft op deze bijzonderheid te vervolledigen .

Dit voorstel kan desgevallend besproken worden ter gelegenheid van de vergadering van 30 november 2013 waarop u aanwezig zal zijn.

De Nationale Raad stelt volgende formulering voor :

ANNEX betreffende het geven van medische adviezen in het kader van een aanvraag voor medische regularisatie

Artikel 1 - Doel en voorwerp

De arts verbindt er zich toe medische adviezen te verstrekken in het kader van een aanvraag voor medische regularisatie overeenkomstig artikel 9ter van de Wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en met respect voor de beginselen van medische deontologie zoals verwoord in de Code van geneeskundige plichtenleer en de adviezen van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren.

Voor de uitoefening van zijn opdracht zal de arts [gelieve een beschrijving van de wijze van uitvoeren van zijn opdracht toe te voegen].

De arts verklaart over de vereiste beroepservaring en kwalificatie te beschikken om deze opdracht in overeenstemming met de wettelijke bepalingen te kunnen uitvoeren. De arts voldoet bovendien aan alle wettelijke voorwaarden om op wettige wijze de geneeskunde uit te oefenen.

Artikel 2 - Plaats van uitvoering van de opdracht

Teneinde de arts in staat te stellen de aanvrager medisch te kunnen onderzoeken, stelt de opdrachtgever hiertoe aangepaste lokalen te beschikking.

Tenzij anders voorafgaandelijk schriftelijk vermeld, mogen medische onderzoeken enkel plaatsvinden in de door de opdrachtgever ter beschikking gestelde lokalen.

Artikel 3 - Onafhankelijkheid en medisch beroepsgeheim

De arts zal de opdracht in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de opdrachtgever of van andere artsen werkzaam voor de opdrachtgever uitvoeren. De opdrachtgever respecteert daartoe de professionele autonomie van de arts, zoals wettelijk en deontologisch omschreven.

De arts is gebonden door het medisch beroepsgeheim. Hij deelt geen medische informatie mee aan de opdrachtgever. Er kan ten opzichte van de opdrachtgever geen sprake zijn van een gedeeld beroepsgeheim.

Artikel 4 - Verplichting inzake geheimhouding

De arts is tot geheimhouding gebonden, zelfs na het beëindigen van onderhavige overeenkomst.

Bij de beëindiging van de overeenkomst is de arts verplicht alle informatiedragers en documenten , die eventueel ter beschikking werden gesteld door de opdrachtgever, of die de vrucht zijn van de diensten die hij verrichtte voor rekening van de opdrachtgever, onmiddellijk terug te bezorgen. De opdrachtgever bewaart de vertrouwelijke documenten met respect voor het beroepsgeheim.

Artikel 5 - Geschillen

Geschillen van deontologische aard vallen uitsluitend onder de bevoegdheid van de provinciale raden van de Orde van geneesheren.

Huisarts27/03/2010 Documentcode: a129032
Goedkeuring van contract tussen stagemeester en HAIO – Bevoegdheid van de provinciale raad

Een provinciale raad vraagt of hij een samenwerkingsovereenkomst kan goedkeuren tussen een stagemeester huisartsgeneeskunde die ingeschreven is in een Franstalige raad en een assistent in opleiding die ingeschreven is in de vzw van een Vlaamse universiteit waar hij zijn studies deed en doet.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 27 maart 2010 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brieven van 27 augustus en 4 september 2009.

Het betreft twee artsen die ingeschreven zijn op de Lijst van de Orde van de Provinciale Raad van Henegouwen, een stagemeester en een HAIO. De HAIO deed en doet zijn studies en is ingeschreven aan een Vlaamse Universiteit en wenst zijn HAIO-opleiding nu te vervullen in Henegouwen.

De vraag is meervoudig :

- Kan de Provinciale Raad van Henegouwen zijn goedkeuring geven aan een in het Nederlands opgesteld contract waarbij de twee collega's ingeschreven zijn bij deze provinciale raad, doch waarbij de HAIO een overeenkomst heeft met de VZW SUI van het ICHO in Vlaanderen, vermits hij studeert en ingeschreven is aan een Vlaamse universiteit en zijn opleidingsstage als HAIO wil doen in de provincie Henegouwen?

- Beide artsen zijn ingeschreven op de Lijst van de Orde van dezelfde Provinciale Raad van Henegouwen en is het de bevoegdheid van de raad van de Orde waar de artsen zijn ingeschreven om het contract of de overeenkomst te viseren.

- De vraag of dit niet ten nadele is van de Vlaamse VZW en de Franstalige VZW hieruit geen voordeel zal halen, dient negatief te worden beantwoord vermits de student HAIO een overeenkomst heeft met de Vlaamse VZW SUI en ingeschreven blijft aan een Vlaamse universiteit, en dus een vergoeding zal krijgen vanuit deze Vlaamse VZW SUI die dan ook de subsidies hiervoor zal ontvangen.

- de Provinciale Raad van Henegouwen kan deze overeenkomst ter goedkeuring nazien.

Experimenten op mensen20/12/2008 Documentcode: a123020
Klinische studies – Voorafgaandelijke goedkeuring van het contract

M.b.t. artsen-onderzoekers die betrokken zijn bij het uitvoeren van klinische proeven in België vraagt de juridisch adviseur van een farmaceutische firma of de promotor van de proef een contract met de arts-onderzoeker dient te ondertekenen.
In het bevestigend geval wenst deze adviseur ook te weten of dit contract voorafgaandelijk dient te worden goedgekeurd door de Orde van geneesheren en of de onderzoeker een vergoeding voor zijn diensten mag ontvangen.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 20 december 2008 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw e-mail van 17 juli ll. besproken.

De verplichtingen van de promotor van klinische proeven worden bepaald door de wet van 7 mei 2004 inzake experimenten op de menselijke persoon en zijn uitvoeringsbesluiten. U vindt deze wet als bijlage.

Volgens artikel 11, § 4, 10°, van deze wet formuleert de commissie voor ethiek die bevoegd is om een advies uit te brengen, zijn advies rekening houdend met volgende elementen : de eventuele bedragen en regels inzake de betaling, de vergoeding en de schadeloosstelling van de onderzoekers en deelnemers, alsmede de relevante elementen uit elke overeenkomst tussen de opdrachtgever en de locatie.

Bij het indienen van een adviesaanvraag voor een klinische proef bij een ethisch comité moet er dus bij het dossier een kopie van het voorstel van financieel contract gevoegd worden, volgens de regels te tekenen door alle partijen.

De wet vereist niet dat het contract door de Orde van geneesheren vooraf wordt goedgekeurd.

De onderzoeker kan derhalve een vergoeding krijgen voor zijn diensten. .

In zijn advies van 16 februari 2008 (TNR nr. 120, p. 3) is de Nationale Raad van mening dat de eventuele vergoeding voor de proefpersonen noch de onkosten, noch de eventuele inkomstenderving mag overschrijden. Ze mag niet medebepaald worden door het al dan niet welslagen van het onderzoek. Een financieel voordeel mag geen aansporing zijn tot deelname aan klinische proeven. Al deze voorwaarden en de rekruteringswijze, alsook de met de proefpersonen af te sluiten financiële overeenkomst dienen te worden vermeld in het protocol van het biomedisch onderzoek bestemd voor het ethisch comité.

Associaties en contracten met niet-artsen, verzorgingsinstellingen, ...20/01/1996 Documentcode: a072001
Contracten - Bevoegdheid van de provinciale raden

De Nationale Raad wordt om advies verzocht aangaande de bevoegdheid van de provinciale raden inzake contracten tussen ziekenhuisbeheerders en ziekenhuisartsen die hun medische hoofdactiviteit uitoefenen in een andere provincie.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft Uw brief van 10 augustus 1995 inzake "contracten, bevoegdheid van de provinciale raden" herhaaldelijk onderzocht. Het in Uw schrijven geschetste probleem betreft de bevoegdheid van de provinciale raden inzake contracten afgesloten tussen ziekenhuisbeheerder en ziekenhuisarts.

Tussen de beheerder van een ziekenhuis en de Medische Raad van dat ziekenhuis worden conform de ziekenhuiswet drie overeenkomsten afgesloten zijnde de algemene regeling, het medisch reglement en het reglement voor de centrale inning. De individuele ziekenhuisarts kan bij het afsluiten van deze overeenkomsten enkel tussenkomen via de Medische Raad, die als representatief orgaan van de ziekenhuisgeneesheren de onderhandelingen met de ziekenhuisbeheerder voert. Het ligt dan ook voor de hand dat deze overeenkomsten door de Medische Raad van het ziekenhuis dienen voorgelegd te worden aan de Provinciale Raad van de Orde der geneesheren van de provincie waarin het ziekenhuis gelegen is.

Andere provinciale raden zijn niet bevoegd deze overeenkomsten te beoordelen daar zij geen enkele impact hebben op de Medische Raad van een ziekenhuis dat zich buiten hun territorium bevindt. Als uitzondering hierop kan wel worden gesteld dat de overeenkomsten, afgesloten tussen een Medische Raad en de ziekenhuisbeheerder, wel aan de goedkeuring van twee provinciale raden dienen onderworpen te worden wanneer de geografische ligging van het ziekenhuis meebrengt dat het voor de hand ligt dat de in het ziekenhuis werkzame artsen over twee provinciale raden verdeeld zijn.

Om te voorkomen dat de Medische Raad van dat ziekenhuis geconfronteerd wordt met niet-gelijkluidende adviezen van die provinciale raden is het wenselijk dat zij voorafgaandelijk overleggen zodat een eensluidend deontologisch advies aan de Medische Raad kan worden verschaft.

Daarnaast is het evident dat elke ziekenhuisgeneesheer verplicht is zijn overeenkomst met het ziekenhuis waar hij werkzaam is ter goedkeuring voor te leggen aan de Provinciale Raad waarbij hij ingeschreven is ook wanneer dit ziekenhuis buiten het territorium van zijn Provinciale Raad ligt. De overeenkomst van elke individuele ziekenhuisgeneesheer met de beheerder omvat naast de drie hoger vermelde stukken ook een individueel contract. Dit individueel contract verwijst altijd naar de bepalingen opgenomen in de afgesloten overeenkomsten tussen ziekenhuisbeheerder en Medische Raad maar kan daarnaast ook bepalingen bevatten die niet voortvloeien uit wat overeengekomen werd tussen beheerder en Medische Raad.

De Provinciale Raad waarbij een ziekenhuisgeneesheer ingeschreven is, is dan ook bevoegd de individuele overeenkomst van een geneesheer met een ziekenhuis, gelegen buiten de provincie, te beoordelen. Bij deze beoordeling kan de Provinciale Raad zoals hoger gezegd geen opmerkingen maken over de overeenkomsten afgesloten tussen de beheerder van het ziekenhuis en de Medische Raad. Wel kan hij opmerkingen maken aangaande bepalingen in de individuele overeenkomst die niet voortvloeien uit de drie reeds ten overvloed geciteerde overeenkomsten. Ten slotte kan de Provinciale Raad nagaan of de naleving van het geheel van de overeenkomst deontologisch verantwoord is voor een arts die naast zijn medische hoofdactiviteit in een andere provincie een ziekenhuisactiviteit uitoefent.

Associaties en contracten tussen artsen20/05/1995 Documentcode: a069004
Associatiecontract - Niet-concurrentiebeding

Associatiecontracten - Niet-concurrentiebeding

Een provinciale raad vraagt aan de Nationale Raad of het toegelaten is een niet-concurrentiebeding op te nemen in associatiecontracten tussen artsen. Moet een dergelijk beding, wanneer het toegelaten is, beperkt zijn in ruimte, tijd en afhan-kelijk van het beoefende specialisme ? Worden de vrije vestiging en het vrije verkeer van de beoefenaars van vrije beroepen niet gewaarborgd door de jurisprudentie van de EG ?

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad is van oordeel dat dergelijke clausule in principe deontologisch aanvaardbaar is, zowel in een associatie- of vennootschapscontract tussen artsen als in een arbeidsovereenkomst. Desgevallend zou het concurrentiebeding geformuleerd kunnen worden als een clausule van 'goede collegialiteit', in toepassing van de regel dat een arts zich niet mag vestigen in omstandigheden die indruisen tegen de medische deontologie, meer bepaald in omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven tot het onrechtmatig onttrekken van cliënteel aan een collega.

Wat de beoordeling van de deontologische aanvaardbaarheid van een welbepaald concurrentiebeding betreft, blijft de Nationale Raad van mening dat het uiteindelijk de provinciale raden zijn die zich hierover dienen uit te spreken, aangezien bij dergelijke beoordeling noodzakelijkerwijze rekening zal moeten gehouden worden met de lokale omstandigheden. De Nationale Raad acht het dan ook niet opportuun in deze materie algemene en uniforme richtlijnen voorop te stellen.

De principes van vrije vestiging en vrij verkeer van de beoefenaars van vrije beroepen waarnaar u in uw brief verwijst, houden niet in dat aan een arts die zich wenst te vestigen geen enkele beperking mag opgelegd worden maar wel dat ieder verschil in behandeling op het vlak van dienstverrichting en vestiging op grond van de nationaliteit van een arts, verboden is. Met andere woorden, de EG-Lidstaten mogen, in het algemeen, aan de onderdanen van een andere lidstaat geen beperkingen of geen bijzondere eisen opleggen indien zij die aan hun eigen onderdanen niet opleggen.

Vorige pagina

2

pagina