keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Beroepsgeheim16/02/2002 Documentcode: a096004
Beoordeling van de handicap in een RVT

Een provinciale raad stuurt voor advies een brief door van de voorzitter van de Unie van Waalse steden en gemeenten die vraagt of het "gedeeld (medisch) geheim" van toepassing is

  1. wanneer artsen-inspecteurs, belast met het toezicht op de eerbiediging van de erkenningsnormen door de rust- en verzorgingstehuizen, in het kader van hun opdracht het individueel dossier van de bewoners raadplegen en
  2. wanneer een door de toezichthoudende overheid aangewezen arts, belast met het beoordelen van een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden, om gegevens uit het verzorgingsdossier verzoekt.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad zette in zijn vergadering van 16 februari 2002 de bespreking verder van een vraag in verband met het delen van het medisch geheim met enerzijds een arts die belast is met de controle op de naleving van de erkenningnormen door het RVT en anderzijds een practicus die door de toezichthoudende overheid aangewezen werd om de graad van zelfstandigheid te beoordelen van een gehandicapte bejaarde en die verzoekt om gegevens uit het dossier met de verpleegkundige gegevens.

Wat het eerste geval betreft, wees de Nationale Raad reeds in zijn advies van 16 september 2000 dat gepubliceerd werd in zijn Tijdschrift op de noodzaak van een splitsing van het individueel dossier in verschillende onderdelen zoals bepaald in het besluit [Koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het Koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen (Belgisch Staatsblad van 29 januari 2000)], met invoering van het eigenlijke medisch dossier.
In verband met dit laatste onderwerp, dat een bekommernis van de Orde is, is het zinvol eraan te herinneren dat de instelling om een erkenning als rust- en verzorgingstehuis te behouden moet voldoen aan normen en in het bijzonder aan organisatorische normen. Een van deze normen is dat de coördinerend arts in relatie met het medisch korps het bijhouden en de samenstelling van de medische dossiers moet coördineren.

Deze door de wetgever opgelegde verplichting veronderstelt niet alleen dat voor iedere resident een gestructureerd medisch dossier voorhanden moet zijn, maar ook dat het permanent bijgewerkt moet worden om de continuïteit van de zorg perfect te verzekeren.
Het komt de Nationale Raad voor dat de enige rechtvaardigingsgrond voor een dergelijke verplichting het belang van de patiënt is. Bijgevolg is het logisch dat de arts die belast is met het toezicht op de naleving van de normen zich bekommert om de samenstelling van de medische dossiers en de regelmatige bijwerking ervan. Deze opdracht ontslaat de arts-inspecteur er niet van bij een controle blijk te geven van de nodige soepelheid en discretie die de Code van geneeskundige plichtenleer, in het bijzonder artikel 126, aan iedere arts oplegt.

In verband met het verzoek om gegevens uit het verzorgingsdossier geformuleerd door de arts die de graad van de handicap dient te beoordelen, is het zinvol op te merken dat deze arts niet beschikt over de onderzoeksmiddelen van de artsen-inspecteurs zoals deze van het Riziv of regionale artsen-inspecteurs die de rusthuizen controleren. Deze mogen alle documenten en inlichtingen vorderen die nodig zijn voor het uitvoeren van hun controleopdracht. Om hun medische expertises uit te voeren kent artikel 17 van het Koninklijk besluit van 6 juli 1987 hen het recht toe van de aanvragers de geneeskundige getuigschriften te vorderen die noodzakelijk geacht worden. Artikel 60 van de Code van geneeskundige plichtenleer, dat stelt dat de behandelend arts gerechtigd is aan een door de bevoegde overheid aangeduide arts alle geneeskundige gegevens mede te delen teneinde de toepassing van de wettelijke bepalingen inzake gehandicapte personen te vergemakkelijken, heeft hetzelfde doel voor ogen.

Deze expertiseopdrachten spitsen zich dus hoofdzakelijk toe op de geneeskundige getuigschriften, het klinische onderzoek door de aangewezen arts en de verkregen anamnestische inlichtingen. In rust- en verzorgingstehuizen zijn de betrokken patiënten meestal niet in staat om bij te dragen tot de samenstelling van een efficiënte anamnese. Bijgevolg dient, wanneer elke familiale steun ontbreekt en enkel en alleen in het belang van de patiënt, aanvaard te worden dat de verpleegkundige van de dienst alle nuttige inlichtingen kan verstrekken. Bovendien is het niet overbodig erop aan te dringen dat, vóór de uitvoering van zijn opdracht, de arts-deskundige contact opneemt met de arts die verantwoordelijk is voor de aanvraag tot beoordeling van de graad van handicap.

Het begrip gedeeld geheim is bijgevolg wel degelijk van toepassing op de twee gestelde vragen, in het strikte kader van de toegewezen opdrachten en met eerbiediging van artikel 126 van de Code van geneeskundige plichtenleer.

Beroepsgeheim19/01/2002 Documentcode: a096002
Medisch dossier in een rust- en verzorgingstehuis in het Waals Gewest

Volgens het Koninklijk besluit van 24 juni 1999 tot wijziging van het Koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen (Belgisch Staatsblad van 29 januari 2000) heeft de coördinerend en raadgevend arts onder meer tot taak ... "(c) de coördinatie van de samenstelling en het bijhouden van de medische dossiers van de behandelende artsen".
Een provinciale raad stuurt een brief door van de geneesheer-inspecteur van het ministerie van het Waals Gewest, directie Curatieve Gezondheid, die niet begrijpt hoe een coördinerend arts in een RVT de samenstelling en het bijhouden van de medische dossiers kan coördineren zonder deze te openen. Hij vraagt welke betekenis de Orde toekent aan "de inzage van het medisch dossier".

Advies van de Nationale Raad aan de betrokken provinciale raad :

De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 19 januari 2002 uw adviesaanvraag van 17 oktober 2001 met betrekking tot het medisch dossier in een rust- en verzorgingstehuis.

Bijgaand vindt u de door de Nationale Raad gewijzigde en goedgekeurde versie van uw ontwerp van antwoord aan het ministerie van het Waals Gewest.

Brief RVT – goedgekeurd door de Nationale Raad

Uw brief van 6 juni 2000 maakt gewag van een duidelijke tegenstrijdigheid tussen de wettelijke bepalingen in verband met de functie van coördinerend arts in een RVT en het advies dat de Nationale Raad op 16.09.2000 verstrekte met betrekking tot het medisch dossier.

Ter beantwoording van uw oordeelkundige en relevante vraag zullen wij u de stelling uiteenzetten volgens welke er naar onze mening geen tegenstrijdigheid bestaat tussen beide teksten.
Volgens de Petit Larousse 2000 betekent de term “coördineren” “schikken, bijeenbrengen met een welbepaald en coherent doel”. Volgens het Koninklijk besluit van 24.06.1999 omvat de opdracht van de hiertoe aangewezen arts onder meer “de coördinatie van de samenstelling en het bijhouden van de medische dossiers van de behandelende artsen.”

Dit veronderstelt met andere woorden het bestaan van dit dossier, een standaardisatie van de samenstelling ervan alsook de regelmatige bijwerking ervan. Bedoeling is de continuïteit van kwaliteitsvolle zorg ten behoeve van de bewoners van het RVT te bevorderen.

Moet de coördinerend arts de inhoud van de dossiers controleren om zich ervan te vergewissen dat deze doelstelling verwezenlijkt wordt ?

Dergelijke mogelijkheid kan niet uitgesloten worden maar kan slechts gebeuren met eerbiediging van enkele modaliteiten en voorwaarden.

Zoals u in uw brief vermeldt, is het de coördinerend arts in de eerste plaats verboden zich te mengen in de diagnose en de behandeling van zijn collega’s.

De Nationale Raad meent dat, ofschoon de coördinerend arts onder meer tot taak heeft in relatie met het medisch korps de samenstelling en het bijhouden van de medische dossiers te coördineren om de continuïteit van de zorg te organiseren, het verstandig is dat deze opdracht uitgevoerd wordt in de individuele en collectieve overlegvergaderingen bepaald in de wetgeving. Deze vergaderingen vormen voor de verschillende artsen de gelegenheid om onder elkaar de regels vast te leggen voor het toezicht op de naleving van de wetsbepalingen, met als leidraad het belang van de patiënt, de collegialiteit en de eerbiediging van het medisch geheim.

De coördinator mag in geen geval een dossier inkijken zonder de toestemming van de arts-beheerder ervan.

Indien deze laatste weigert, kan hij gevraagd worden zijn weigering te motiveren, maar de coördinator is verplicht ze te eerbiedigen. Het staat hem vrij dit ter kennis te brengen in gelijk welke vorm die hij nodig acht. Indien de weigering van een practicus een geschil doet rijzen en afbreuk doet aan de continuïteit van de zorg, kan het geschil aanhankelijk gemaakt worden bij de bevoegde provinciale raad.

Tot besluit menen wij dus dat de coördinatie van de medische dossiers in een RVT veronderstelt dat de tussenkomende artsen die onder het gezag van de coördinator staan ingelicht worden en toestemming geven.

Beroepsgeheim18/11/2000 Documentcode: a091010
Conflict tussen een directrice van een RVT en haar coördinerend arts

Een coördinerend arts van een RVT betwist de aanwezigheid van de directrice niet-arts van het RVT op hoofdzakelijk medische vergaderingen met het verzorgend personeel en bij de multidisciplinaire ronde waarbij wekelijks medische en paramedische verzorging worden besproken.

Advies van de Nationale Raad :

Hij herinnert eraan dat artikel 2, 4°, van het Koninklijk besluit van 24 juni 1999 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van deze tehuizen de directeur ervan als volgt definieert : “de persoon aangesteld en gemachtigd door de beheerder als verantwoordelijke voor de dagelijkse leiding van de instelling”.

Bovendien preciseert de wetgever in de organisatorische normen zowel de taken en de leidingbevoegdheden van de hoofdverpleegkundige en van de coördinerend arts als de inhoud en de gebruikswijze van respectievelijk het administratief dossier en het individueel dossier. In verband met dit laatste dringt de Nationale Raad erop aan dat het medische gedeelte ervan, dat bijgehouden wordt door de behandelend arts, duidelijk gescheiden zou worden van de andere delen.

Uit de geest van deze definities blijkt duidelijk dat de functies van de directeur, die geen verzorgingsfuncties uitoefent, hem niet toelaten het medisch geheim te delen van de bewoners waarvoor u, met eerbiediging van de Code van geneeskundige plichtenleer – en in het bijzonder artikel 70 (1) ervan – en van punt (1), (c) van paragraaf h) van de voormelde organisatorische normen (2), borg staat.

(1) Art. 70 van de Code van geneeskundige plichtenleer
De geneesheer zal ervoor waken dat het medisch geheim door zijn helpers dwingend wordt nageleefd.
(2) h) In elk rust- en verzorgingstehuis wijst de beheerder een coördinerend en raadgevend arts aan. Deze is een huisarts, bij voorkeur met een bijkomende vorming in de gerontologie.
Zijn taak omvat :
(1) In relatie met het medisch korps :
[…]
(c) de coördinatie van de samenstelling en het bijhouden van de medische dossiers van de behandelende artsen;

Beroepsgeheim16/09/2000 Documentcode: a090001
Coördinerende artsen van een RVT en behandelende artsen in een RVT

Het Koninklijk besluit van 24 juni 1999 houdende wijziging van het Koninklijk besluit van 2 december 1982 betreffende de vaststelling van de normen voor bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen (Belgisch Staatsblad van 29 februari 2000) vaardigde normen uit waarin de functies van coördinerend arts opgenomen zijn. Een syndicale kamer van artsen is van mening dat, in toepassing van dit KB, de opdracht van de coördinerend arts van een RVT administratief is, zonder fysieke tussenkomst ten aanzien van de patiënten behalve bij spoedgevallen of bij onbereikbaarheid van de behandelend arts.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad herinnert aan zijn advies van 20 november 1999 (Tijdschrift Nationale Raad nr. 87, blz. 29). Verder verwijst hij naar het Koninklijk besluit van 24 juni 1999 houdende wijziging van het Koninklijk besluit van 2 december 1982 betreffende de vaststelling van de normen voor bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen, waarin de taken van de coördinerend arts omschreven worden :

- “De Nationale Raad is van mening dat de coördinerend arts in principe in geen geval de rol van de behandelend arts mag opnemen zonder de toestemming van deze laatste. Zo mag hij geen diagnose stellen in de plaats van de behandelend arts wanneer in eerste instantie nagelaten werd een beroep te doen op deze laatste, tenzij de behandelend arts niet bereikbaar is of het gaat om een spoedsituatie, in afwachting van de behandelend arts.
Hij mag evenmin voorschriften voor kinesitherapie opstellen of wijzigen in de plaats van de behandelend arts.
Tot slot is het natuurlijk mogelijk dat de coördinerend arts zijn eigen patiënten behandelt binnen het RVT”.

De Nationale Raad deelt integraal uw mening terzake zoals geformuleerd in uw brief.

De Nationale Raad legt er de nadruk op dat de coördinerend arts geen inzagerecht heeft in het medisch dossier van een andere behandelende arts zonder zijn toestemming.
De coördinerend arts is wel verantwoordelijk voor en dient toezicht te houden op de bewaring van de in het RVT samengestelde medische dossiers.

Hij coördineert immers de samenstelling en het bijhouden van de medische dossiers van de behandelende artsen.

De coördinerend arts kan en mag alleen die patiënten onderzoeken waarvan hijzelf de behandelende arts is, behalve als de behandelende arts niet bereikbaar is, bij een spoedgeval in afwachting van de behandelende arts, en tijdens zijn eigen officiële wachtbeurt. Het behoort immers ook tot zijn taak de continuïteit van de zorg en dienstverlening van het RVT te organiseren.

De coördinerend arts moet zijn functie waarnemen met inachtname van alle deontologische principes, inzonderheid van de collegialiteit. Hij zal dus niet proberen patiënten te ronselen. Hij zal de vrije artsenkeuze strikt eerbiedigen, en de vrijheid van diagnose en therapie van zijn collega’s niet hekelen noch in het gedrang brengen. Hij zal erop toezien dat het beroepsgeheim niet wordt geschonden.

Continuïteit van de zorg16/09/2000 Documentcode: a090002
Coördinerend arts in een RVT - Taak en functie

Coördinerend arts in een RVT – Taak en functie

Verwijzend naar de wetgeving inzake RVT’s vraagt een verpleegkundige hoe ze kan reageren op bepaalde misbruiken van de coördinerend arts in het RVT waar ze werkzaam is (wijziging in de behandeling van de residenten zonder enig overleg met hun behandelend arts, kapitaalsverduistering (via bestelling van verbanden), enz. ).

Advies van de Nationale Raad :

Eerst en vooral wijst hij u erop dat de bepalingen van het Koninklijk besluit van 24.06.1999 dat onder meer de rol vastlegt van de arts die door de beheerder aangewezen wordt als coördinator en raadgever in een RVT, nog niet van toepassing is. In de huidige stand van de wetgeving is het Koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen nog steeds van kracht. Dit besluit bepaalt : “Telkens de gezondheidstoestand van de verzorgingsbehoevende zulks vereist zal deze een beroep moeten kunnen doen op een geneesheer van zijn keuze. Bij ontstentenis van een eigen behandelende arts moet de verzorgingsbehoevende een beroep kunnen doen op een door de inrichtende macht aangewezen geneesheer.”

Hieruit blijkt duidelijk dat de wetgever voorrang geeft aan de vrije keuze van de behandelend arts door de patiënt en dat het beroep op de door de beheerder aangewezen arts een uitzondering vormt. De Nationale Raad deelt deze zienswijze. De definitie van de functie van de coördinerend arts in het Koninklijk besluit van 24 juni 1999 verandert niets aan de geest van het oorspronkelijke besluit.

Voorts is het duidelijk dat het Koninklijk besluit van 24 juni 1999 tal van vragen oproept. De Nationale Raad zet deze momenteel op een rijtje en bereidt er een antwoord op voor.

Een klacht van uw kant dient bezorgd te worden aan de provinciale raad waartoe de betrokken arts behoort.

Continuïteit van de zorg16/09/2000 Documentcode: a090003
Coördinerend arts in de RVT's - KB van 24 juni 1999

Coördinerend arts in de RVT's – KB van 24 juni 1999

Naar aanleiding van een reeks vragen van huisartsen in verband met de rol van de coördinerend arts in de RVT's, zet de Nationale Raad zijn deontologische vragen en voorstellen uiteen met betrekking tot het KB van 24 juni 1999 tot wijziging van het Koninklijk besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen dat in werking treedt op 1 oktober 2000.

De Nationale Raad richt onderstaande brief aan mevrouw M. AELVOET, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu :

De Nationale Raad boog zich in zijn vergadering van 16 september 2000 over een reeks vragen van huisartsen in verband met de rol van de coördinerend arts in de RVT’s.

Na afloop van deze reflectie is de Nationale Raad van oordeel dat de inwerkingtreding van de besluiten van 24 juni 1999 bij de coördinerende artsen tot gedragingen zou kunnen leiden die in strijd zijn met de regels van geneeskundige plichtenleer.

Om alle dubbelzinnigheid uit de weg te ruimen, is de Nationale Raad bij deze zo vrij u zijn vragen en verschillende voorstellen in verband hiermee uiteen te zetten.

In de eerste plaats stelt de Nationale Raad zich vragen bij de aanwijzing van de coördinerend arts. Zou deze aanwijzing niet het resultaat moeten zijn van een consensus tussen de huisartsen die prestaties verrichten in de instelling en de beheerder van deze laatste ?
Meer nog, zou hij niet bij voorkeur gekozen dienen te worden onder de artsen die deelnemen aan de wachtdienst van de plaats waar de instelling gevestigd is ?

Een dergelijke aanwijzing zou de rol van tussenpersoon die de coördinator dient te vervullen tussen beheerders en behandelende artsen, kracht bijzetten. Dit zou de uitwerking vergemakkelijken van een huishoudelijk reglement dat, bovenop de wettelijke verplichtingen, rekening zou houden met de specifieke praktijkgewoonten van de plaats. Dergelijk huishoudelijk reglement zou gemakkelijker dwingende kracht verkrijgen voor de partijen.

Vervolgens stond de Nationale Raad stil bij het probleem van de medische dossiers. Hij wijst er in de eerste plaats op dat het Globaal Medisch Dossier onderscheiden dient te worden van het in het RVT opgestelde medisch dossier. Volgens hem moet dit laatste een structuur aannemen vastgelegd in overleg tussen de coördinerende en de behandelende artsen. Voorts mag het niet verward worden met het verpleegkundig dossier of andere verzorgingsregisters. Het moet alle geactualiseerde gegevens bevatten die nuttig en noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de verzorging.
Terwijl de inhoud ervan uitsluitend wordt bepaald door de behandelende arts die er aldus verantwoordelijk voor wordt, is het aan de coördinerend arts te waarborgen dat het dossier in overeenstemming is met de consensuele structuur. Deze taak kent hem evenwel geen recht van inmenging toe.

Voorts staat de Nationale Raad erop, voor zover nodig, te herinneren aan het absolute karakter van de vrije keuze door de patiënt van zijn behandelende arts. Deze keuze mag noch beïnvloed worden door de beheerder, noch door het verzorgend personeel, noch door de coördinator. In dit opzicht lijkt het wenselijk dat de beheerder noch het personeel systematisch of frequent een beroep doet op deze arts om de verzorging van de residenten te verzekeren.

De coördinerend arts van zijn kant dient zich ervan te onthouden, behalve in werkelijk spoedeisende gevallen of bij onbeschikbaarheid van hetzij de behandelende arts hetzij zijn vervanger, tussen te komen in de verzorging van patiënten die niet de zijne zijn. In elk geval dient de coördinator voorafgaandelijk contact op te nemen met de behandelend arts van de patiënt. Indien de coördinerend arts door een nieuwe resident of de familie gekozen wordt als behandelend arts in het RVT, dient hij spoedig contact op te nemen met de arts die de patiënt verzorgde vóór de opname in het RVT opdat de continuïteit van de verzorging optimaal verzekerd kan worden via de mededeling van informatie en de overdracht van het dossier.

Voorts kan het gebeuren dat een resident van behandelend arts wenst te veranderen en in alle vrijheid voor de coördinerend arts kiest. In deze veronderstelling dient aan deze resident of zijn familie gevraagd te worden de vroegere behandelend arts hiervan schriftelijk op de hoogte te brengen.

De Nationale Raad is van oordeel dat het inderdaad zinvol is dat de coördinerend arts een medische bedrijvigheid in de instelling behoudt binnen de hierboven gepreciseerde beperkingen.

Het overleg tussen de artsen die prestaties verrichten in het RVT en de coördinerend arts dient eveneens betrekking te hebben op de uitwerking van een therapeutisch formularium. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de behandelingen die ingesteld werden vóór de opname alsook met artikel 36 van de Code van geneeskundige plichtenleer .

De Nationale Raad hecht er belang aan dat tussen de coördinator en het RVT een overeenkomst afgesloten wordt die onderworpen is aan de naleving van de bepalingen van het huishoudelijk reglement en die voorafgaandelijk ter goedkeuring voorgelegd wordt aan de provinciale raad waarbij de coördinerend geneesheer ingeschreven is.

Wanneer een geschil rijst tussen de beheerder, het personeel en een behandelend arts dient de coördinator oplossingen voor te stellen waarbij in de eerste plaats het belang van de patiënten gevrijwaard wordt.

De Nationale Raad zou het ten zeerste op prijs stellen indien u dit advies in overweging mocht nemen en hij staat open voor elke ontmoeting die u nuttig mocht achten.

Art. 36 van de Code van geneeskundige plichtenleer

De geneesheer beschikt over de diagnostische en therapeutische vrijheid.

a) Hij zal niettemin vermijden onnodig dure onderzoekingen en behandelingen voor te schrijven of overbodige verstrekkingen te verrichten.

b) Hij zal eveneens vermijden behandelingen of geneesmiddelen voor te schrijven op eenvoudig verzoek van de patiënt, zonder dat diens toestand dit medisch rechtvaardigt.

c) Hij zal er over waken geneesmiddelen voor te schrijven in gepaste vorm en hoeveelheid teneinde overconsumptie en overdosering tegen te gaan.

d) Wanneer een degelijk vooringelichte patiënt er vrijwillig mee instemt zijn medewerking te verlenen aan een wetenschappelijk onderzoek, mogen hem geen behandelingen onthouden worden die onontbeerlijk zijn voor zijn toestand.

Wanneer een patiënt weigert mee te werken aan of zich terugtrekt uit het wetenschappelijk onderzoek, moet de geneesheer hem de beste zorgen blijven verstrekken.

Euthanasie11/12/1999 Documentcode: a088002
Medische beslissingen bij zwaar verzorgingsbehoevende bewoners van een bejaardencentrum

Een provinciale raad maakt een adviesaanvraag over van een coördinerend arts van een bejaardencentrum waar een vrij grote groep zwaar zorgbehoevende bewoners opgenomen zijn. Soms rijzen er vragen omtrent het al dan niet toedienen van medische verzorging zonder curatief effect en zonder enige verbetering van het comfort van de zieke.
De arts stelt voor een team bestaande uit de familieleden, de betrokken hoofdverpleegkundige, de huisarts, een quot;wijze figuurquot; en de maatschappelijk werkster van de instelling overleg te laten plegen over de zorgsituatie.
De provinciale raad vraagt of het niet zinvol zou zijn in bepaalde rustoorden en zelfs RVT's commissies voor medische ethiek op te richten.

Advies van de Nationale Raad :

Wat betreft Medische Beslissingen omtrent het Levenseinde (MBL) bij ernstig zorgbehoevende bejaarden in RVT’s en ROB’s kan de Nationale Raad instemmen met de occasionele oprichting van ad hoc-reflectieteams zoals voorgesteld door dokter X. Het door deze teams uitgebrachte consensusstandpunt zou dan als aanbeveling kunnen worden genoteerd in het medisch-verpleegkundig dossier van de patiënt ter attentie van zowel de vaste als de occasioneel bijgeroepen zorgverstrekkers.

De Nationale Raad wenst er de nadruk op te leggen dat dergelijke aanbeveling te allen tijde vatbaar dient te zijn voor aanpassing of bijsturing naargelang de wil en/of de toestand van de patiënt.

Rusthuizen20/11/1999 Documentcode: a087023
Coordinerend arts in een R.V.T. - Taak en functie

Coördinerend arts in een R.V.T. - Taak en functie

Een verpleegkundige vraagt de Nationale Raad of een coördinerend arts in een rust- en verzorgingstehuis volgende handelingen mag stellen:

  1. medische voorschriften opstellen in de plaats van de behandelend arts van de bewoner en een getuigschrift voor verstrekte hulp afleveren met als nomenclatuur "advies";
  2. een diagnose stellen in de plaats van de behandelend arts van de bewoner die zelfs niet opgeroepen werd;
  3. een voorschrift voor kinesitherapie opstellen en/of wijzigen dat eventueel opgesteld zou zijn door de behandelend arts van de bewoner.

Antwoord van de Nationale Raad:

In zijn vergadering van 20 november 1999 bestudeerde de Nationale Raad de vragen die u stelde in uw brief van 12 oktober 1999 in verband met de taak en de functie van coördinerend arts in een R.V.T.

De Nationale Raad is van mening dat de coördinerend arts in principe in geen geval de rol van de behandelend arts mag opnemen zonder de toestemming van deze laatste. Zo mag hij geen diagnose stellen in de plaats van de behandelend arts wanneer in eerste instantie nagelaten werd een beroep te doen op deze laatste, tenzij de behandelend arts niet bereikbaar is of het gaat om een spoedsituatie, in afwachting van de behandelend arts.
Hij mag evenmin voorschriften voor kinesitherapie opstellen of wijzigen in de plaats van de behandelend arts.
Tot slot is het natuurlijk mogelijk dat de coördinerend arts zijn eigen patiënten behandelt binnen het R.V.T.

Euthanasie25/09/1999 Documentcode: a087007
Rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen - Medische instructies aan het verzorgend personeel in verband met reanimatie

Naar aanleiding van de vaststelling dat in sommige rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen aan het verzorgend personeel instructies gegeven worden om bepaalde bewoners niet te reanimeren wanneer hun toestand verergert, vraagt de leidend ambtenaar van de Gezondheidsdienst van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van Brussel-Hoofdstad het advies van de Nationale Raad over dit onderwerp, zowel wat betreft de artsen die de instructies geven als wat het verzorgend personeel betreft dat ze moet uitvoeren.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad zette in zijn vergaderingen van 19 juni, 21 augustus en 25 september 1999 de bespreking voort van uw adviesaanvraag van 30 april 1999 over de medische instructies die aan het verzorgend personeel in de ROB's en RVT's kunnen worden gegeven in verband met de aanbeveling om bepaalde patiënten niet of niet meer te reanimeren. De Nationale Raad wil uw aandacht erop vestigen dat het begrip "reanimatie" verschillend geïnterpreteerd wordt naargelang het overwogen wordt in het kader van de bovenvermelde verzorgingsinstellingen of binnen de muren van een ziekenhuis. Op het niveau van de ROB's en RVT's kan het begrip "niet-reanimeren" een zorgreductie omvatten, waarbij men zich beperkt tot comfortverzorging, tot palliatieve verzorging zonder therapeutische hardnekkigheid, of nog, waarbij de patiënt niet overgebracht wordt naar een ziekenhuis. Het spreekt vanzelf dat dergelijke zorginstructies door de arts slechts kunnen worden verstrekt na zorgvuldige en grondige samenspraak met de patiënt, indien hij hiertoe bekwaam is, met zijn naaste familieleden, het verzorgend personeel of de vertrouwenspersonen van de patiënt. Bij onenigheid over de te nemen beslissing is het raadzaam het advies te vragen van een derde arts. De Nationale Raad acht het wenselijk dat de in overleg genomen beslissingen vervolgens door de arts schriftelijk worden vastgelegd in het dossier van de patiënt en dat ze regelmatig worden bijgestuurd naar gelang van de evolutie van de gezondheidstoestand van de patient.
De wenselijkheid om dergelijke overlegprocedure op te nemen in een huishoudelijk reglement van de instelling kan worden bestudeerd teneinde de samenwerking van alle zorgverstrekkers te coördineren en zodoende de kwaliteit van de zorgverstrekking te optimaliseren.

Bovenstaand advies wordt ook overgemaakt aan de provinciale raad die een vraag van een op zijn Lijst ingeschreven arts over het toevoegen aan het medisch of verpleegkundig dossier van een geschreven verklaring inzake D.N.R. aan de Nationale Raad heeft doorgezonden.