keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Arts (Adviserend-)07/09/1996 Documentcode: a075006
Rusthuizen - Controle van de afhankelijkheidsgraad van verzekerden die in rusthuizen verblijven

Rusthuizen - Controle van de afhankelijkheidsgraad van verzekerden die in een rusthuis verblijven.

Een provinciale raad kreeg een vraag voorgelegd over de deontologische problemen die zouden kunnen rijzen bij de controle door verpleegkundigen van een verzekeringsinstelling van de afhankelijkheidsgraad die de toekenning rechtvaardigt van een forfait voor bepaalde personen die in een rusthuis verblijven.

Advies van de Nationale Raad:

In zijn vergadering van 7 september heeft de Nationale Raad kennis genomen van uw brief van 8 januari 1996 waarin de Nationale Raad om advies gevraagd wordt aangaande het antwoord dat u gegeven hebt op de adviesaanvraag van dokter X. met betrekking tot de deontologische problemen die zouden kunnen ontstaan bij de controle door verpleegkundigen van de afhankelijkheidsgraad die de toekenning rechtvaardigt van een forfait voor bepaalde personen die in een rusthuis verblijven.

Het is juist dat de adviserend arts van het ziekenfonds de eindverantwoordelijkheid behoudt voor de beslissing over de afhankelijkheidscategorie die overeenstemt met de toestand van de bejaarde. Het is eveneens juist dat de adviserend arts de genoemde controles zelf mag uitvoeren. Voorts staat het hem vrij bijkomende onderzoeken te (laten) verrichten, bijvoorbeeld door het hem door het ziekenfonds ter beschikking gestelde verpleegkundig of paramedisch personeel, en de behandelend arts te verzoeken hem alle medische inlichtingen te verstrekken die hij noodzakelijk acht.

Dit betekent echter niet, in tegenstelling tot wat u aan dokter X. liet weten, dat de adviserend arts krachtens artikel 126, §4, van de Code van geneeskundige Plichtenleer contact dient op te nemen met de behandelend arts indien hij het nodig acht de quotering op de Katz-schaal te wijzigen.
Het is immers de adviserend arts, en niet de behandelend arts, die de afhankelijkheidscategorie vaststelt die overeenstemt met de toestand van de bejaarde, alsmede de periode tijdens welke de tegemoetkoming voor verzorging en bijstand in de handelingen van het dagelijks leven wordt toegekend (art. 153, §2, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet met betrekking tot de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994). Het gaat dus niet over een wijziging door de adviserend arts van een beslissing die door de behandelend geneesheer genomen werd in verband met de behandeling van een patiënt. De adviserend arts is bijgevolg niet verplicht contact op te nemen met de behandelend arts alvorens een beslissing te nemen, doch niets weerhoudt hem dit toch te doen indien hij het nuttig acht.

Arts (Adviserend-)07/09/1996 Documentcode: a075007
Rusthuizen - Forfaits inzake de verpleegkundige verzorging in rusthuizen

De Federatie van Onafhankelijke Seniorenzorg legt aan een provinciale raad de volgende vraag voor :
"is het stellen van een diagnose van zorgbehoevendheid een medische handeling en kan deze toevertrouwd worden aan een verpleegkundige, meer bepaald een sociaal verpleegkundige?"
Vele rusthuisdirecties stellen zich ook vragen bij de diagnosestelling zelf (bijvoorbeeld diagnose verwardheid in tijd en ruimte). De Federatie vraagt een duidelijk standpunt in verband met de plaats en het tijdstip van de diagnose. Kan een medische diagnose gesteld worden in het bijzijn van andere bewoners ?

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn zitting van 7 september 1996 kennis genomen van uw vraag om advies d.d. 17 juli 1996 en verstrekt u daaromtrent volgende antwoorden:

1. In het kader van het toezicht op de forfaits inzake de verpleegkundige verzorging is het de taak van de adviserend geneesheer de toestand van zorgbehoevendheid van de patiënten te beoordelen aan de hand van de hem daartoe overhandigde evaluatieschaal.
Volgens art. 153 sedecies van het koninklijk besluit van 4 november 1963 staat het hem vrij om de rechthebbende een lichamelijk onderzoek te laten ondergaan of tot een bijkomend onderzoek over te gaan dat hij kan laten verrichten door het paramedisch personeel dat door het ziekenfonds te zijner beschikking is gesteld.

2. De diagnose van verwardheid in tijd en ruimte kan volgens wetenschappelijk aanvaarde criteria worden gesteld aan de hand van daartoe specifiek opgestelde evaluatieschalen die ter beschikking staan van de geneesheren.

3. Het stellen van een medische diagnose door de geneesheer kan geschieden zowel bij middel van een lichamelijk onderzoek, een bevraging als een observatie. In iedere omstandigheid dient uiteraard de privacy van de patiënt daarbij te worden geëerbiedigd.

Honoraria24/08/1996 Documentcode: a074003
Rusthuizen en verzorgingstehuizen - RVT's

Rusthuizen en verzorgingstehuizen (RVT's)

De deontologische kant van het uitoefenen van de geneeskunde in rusthuizen en verzorgingstehuizen is opnieuw onder de aandacht van de Nationale Raad gekomen. De Nationale Raad heeft beslist het in januari 1992 uitgebrachte advies te herzien.

Advies van de Nationale Raad:

Een patiënt die opgenomen wordt in een RVT, moet beantwoorden aan enkele criteria die vastgelegd zijn bij KB. De geneesheer-adviseur gaat na of de patiënt beantwoordt aan de gestelde criteria, en kan desgevallend de bijzondere tegemoetkoming wegens opname weigeren of toelaten.
Een RVT is in wezen een gezinsvervangend tehuis. De aandoening van de patiënt is gekend en specialistische tussenkomst is niet nodig, tenzij eventueel bij verwikkeling of nieuwe situaties. Daarom wordt algemeen aangenomen dat patiënten in een RVT medisch begeleid worden door hun huisarts, uitgaande van de vrije artsenkeuze.

Aan de RVT geneeskunde zijn nochtans enkele bijzondere aspecten verbonden die niet voorkomen indien een patiënt in eigen familiekring verzorgd wordt.
Een RVT, om erkend te worden, moet namelijk voldoen aan een aantal normen qua inrichting en werking, die vastgesteld zijn door de wetgever. De normen die belangrijk zijn voor geneesheren houden voornamelijk verband met het medisch dossier, het register en de coördinatie.

De wetgever verplicht de RVT's:

  1. een medisch en een verpleegkundig dossier per verzorgingsbehoevende aan te leggen en bij te houden;

  2. het aantal geneeskundige prestaties en de aard ervan voor deze zelfde verzorgingsbehoevenden centraal te registreren.

De verantwoordelijkheid voor de organisatie van deze twee voorwaarden ligt bij de beheerder van het RVT.
Elke tekortkoming aan deze organisatie kan voor de beheerder zowel de intrekking van zijn erkenning door de ministeries onder wier bevoegdheid de volksgezondheid valt tot gevolg hebben als de terugbetaling van de door het Riziv toegekende forfaits (B, C, Cd).
Wat in het bijzonder het medisch dossier betreft, dient opgemerkt dat het bestaan ervan gecontroleerd kan worden door de ambtenaren van de volksgezondheid die belast zijn met de toepassing van de wettelijke normen in de RVT's; de inhoud van het medisch dossier kan nagegaan worden door de geneesheren-inspecteurs van de geneeskundige controle van het Riziv ingeval deze dienst beslist een onderzoek in te stellen.
De verplichting een medisch en verpleegkundig dossier bij te houden en de verbintenis van de bezoekende geneesheer mee te werken aan de samenstelling van een eenvormig dossier per patiënt kan erop lijken te wijzen dat de wetgever de medische en verpleegkundige aspecten van dit dossier onderbrengt in één zelfde entiteit.

Op het deontologische vlak is het zeer belangrijk een onderscheid te maken tussen deze twee aspecten, te meer daar de basis van het dossier gevormd wordt door het protocol van het onderzoek dat voorafgaat aan de opname en door een rapport betreffende de gezondheidstoestand van de betrokkene.
Het medisch dossier en het verpleegkundig dossier moeten strikt uit elkaar worden gehouden.

De geneesheer moet overigens voor elke patiënt een medisch dossier bijhouden. De onderliggende reden daarvan is dat een dossier zowat het geschreven geheugen vertegenwoordigt. De geneesheer is verantwoordelijk voor de bewaring ervan.
Wanneer een patiënt in eigen familiekring verzorgd wordt, mag het medisch dossier niet ten huize van de patiënt gelaten worden met uitzondering van de elementen die noodzakelijk zijn voor de continuïteit van de zorg. Hoewel dit hinderlijk kan zijn voor een geneesheer met wachtdienst, primeert hier het beroepsgeheim, dat niet gewaarborgd kan worden in dergelijke situatie door de behandelende geneesheer. In een RVT moet de geneesheer gebruik maken van de mogelijkheid van het medisch dossier te bewaren door personen die eveneens door het beroepsgeheim zijn gebonden. Een geneesheer met wachtdienst kan er nuttig gebruik van maken om met bekwame spoed een beslissing te treffen. Daarom is het aan te raden alle belangrijke elementen in het dossier te vermelden die nodig zijn om de patiënt te verzorgen bij urgentie door een wachtgeneesheer. Het is eveneens aan te raden dat persoonlijke aantekeningen van delicate aard opgeslagen worden in een dossier dat de behandelende geneesheer thuis bewaart. De lokale huisartsen kunnen afspraken maken met de directie om de geheimhouding in strikte zin te waarborgen.

Wat het centraal register betreft, mag de geneesheer meewerken aan het invullen van het aantal geneeskundige prestaties en de aard ervan in dit register, op voorwaarde dat de medegedeelde gegevens van louter administratieve aard zijn. Het invullen ervan is echter geen wettelijke verplichting voor de geneesheer.

De deontologie rond de coördinator (in officiële teksten "aangewezen geneesheer" genoemd) betreft voornamelijk zijn aanstelling en zijn functie.
Er wordt algemeen aanvaard dat de coördinator een huisarts is, en in de meeste gevallen is het ook zo.
De aanstelling moet gebeuren via een geschreven overeenkomst met de beheerder, die, voorafgaandelijk aan de ondertekening, moet voorgelegd worden aan de Provinciale Raad. De aanstelling van de coördinator is het wettelijk voorrecht van de beheerder.
De geneesheer die aangezocht wordt om op te treden als coördinator, heeft minstens de plicht dit te melden aan de collega's die regelmatig aan verzorging doen in het RVT, en rekening te houden met hun opmerkingen. Beter nog gaat het initiatief uit van de lokale huisartsengroep, die in eigen schoot de aanvaardbare kandidaten aanduidt, en een lijst van kandidaten voorlegt aan de beheerder, waaruit deze kiest. Aan te raden is dat de coördinator aangesteld wordt voor een beperkte duur en dat hij herverkiesbaar is. Deze procedure is belangrijk voor de patiënten, voor de geneesheer en voor de beheerders, omdat een goede vertrouwelijke relatie tussen geneesheren en coördinator van wezenlijk belang is voor het goed functioneren van het RVT.
De coördinator moet zijn functie waarnemen met inachtname van alle deontologische principes, inzonderheid van de collegialiteit. Hij zal dus niet proberen patiënten te ronselen, de vrije artsenkeuze strikt eerbiedigen, en de vrijheid van diagnose en therapie van zijn collega's niet hekelen noch in het gedrang brengen. Het is aan te raden dat hij zijn voorstellen op gebied van hygiëne, verzorgingstechnieken, uniform formularium, etcetera zou laten toepassen na samenspraak met zijn collega's. Geschilpunten worden behandeld in een geest van verzoeningsgezindheid. Ereloonverdeling tussen behandelende geneesheer en coördinator is niet toegelaten. Bij blijvende geschillen van deontologische aard wordt de provinciale raad op de hoogte gebracht.

Wat de inning van de erelonen betreft, is er in feite geen verschil met de patiënt die in zijn huis verzorgd wordt. Nochtans zijn patiënten in een RVT dikwijls seniel of dement. In zulke gevallen kan een afspraak gemaakt worden met de familie. Bij ontstentenis hiervan kan men de erelonen laten innen langs de diensten van het RVT.

Bovendien wordt nu in deze instellingen aan de geneesheren de mogelijkheid geboden zich te laten honoreren via de derde-betalersregeling.
De Nationale Raad herinnert eraan dat elke vorm van collusie of dichotomie tussen beheerder en geneesheer verboden is.

Krachtens het K.B. van 02/12/82 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust en verzorgingstehuizen moet elk rust en verzorgingstehuis een permanent toezicht op de verzorgingsbehoevenden verzekeren en moet de inrichting over een uitgerust onderzoekslokaal beschikken dat tevens kan dienen als verplegings en vervangingslokaal.
Gegeven de omstandigheid dat dit onderzoekslokaal één van de criteria is waaraan met het oog op een erkenning moet worden voldaan, vallen de kosten ervan ten laste van de beheerder zonder enige aanvaardbare financiële tussenkomst van de geneesheer. (Tijdschrift Nationale Raad, maart 1990, nr. 47, blz. 17).

Bovenstaande bemerkingen en voorstellen hebben een zuiver preventief karakter en zullen hopelijk bijdragen tot een correcte verhouding tussen geneesheren en RVT patiënten, en tussen de geneesheren onderling.

Kabinet21/10/1995 Documentcode: a071002
Rusthuizen - Geneeskundig kabinet

Een provinciale raad vraagt aan de Nationale Raad of een arts een geneeskundig kabinet mag oprichten in een rusthuis.

Advies van de Nationale Raad :

Voorafgaandelijk dient opgemerkt dat "Résidence X" behoort tot de categorie van Rusthuizen voor bejaarden en dus niet ressorteert onder de Rust- en Verzorgingstehuizen. Daaruit volgt dat geen enkele wettelijke reglementering voorziet in een medische verzorgingseenheid binnen een dergelijk rusthuis. Dit sluit uiteraard niet uit dat het beheer van dergelijk rusthuis een afzonderingslokaal kan voorzien waar bewoners van het rusthuis door hun vrij gekozen huisarts in alle rust en privacy kunnen worden onderzocht en verzorgd en dit op elk ogenblik waarop de noodzaak daartoe zich voordoet. Dit lokaal kan dus niet op vastgestelde uren en dagen worden bezet door gelijk welke arts.

Aangezien dergelijk rusthuis bij wet benoemd wordt als een thuisvervangend milieu dient volgens de betreffende RIZIV-reglementering ieder arts-patiëntcontact binnen dergelijk lokaal beschouwd te worden als een huisbezoek en kunnen daar dus geen "consultaties" worden verricht, hetgeen bijgevolg de bestemming ervan als "medisch kabinet" uitsluit.

Bovenvermelde bepalingen gelden voor gelijk welke lokatie binnen de gemeenschappelijke ruimten van het rusthuis. De eventuele inplanting van een geneeskundig kabinet in de onmiddellijke nabijheid van een rusthuis dient zodanig te gebeuren dat het duidelijk is dat het kabinet geen deel uitmaakt van het rusthuis.

Wanneer het beheer zou besluiten tot de oprichting van een paramedische verzorgingseenheid ter plaatse, dan moet die verzorgingsmogelijkheid op gelijke wijze ter beschikking worden gesteld van alle bezoekende huisartsen en hun patiënten en mag deze geboden service op geen enkel ogenblik afbreuk doen aan de vrije keuze van de residenten.

Afgezien van bovenvermelde reglementaire onverenigbaarheid van een medisch kabinet binnen een rusthuis voor bejaarden, zou een dergelijke medische vestiging op direkte wijze aanleiding geven tot rechtstreekse of onrechtstreekse druk op de residenten met ronselen van patiënteel als gevolg en onttrekken en afleiden van patiënten ten nadele van de bezoekende huisartsen, hetgeen in strijd is met de deontologische richtlijnen vervat in art. 19, §1 en §2, van de Code van geneeskundige Plichtenleer.

Huisarts21/01/1995 Documentcode: a068004
Rust- en verzorgingstehuizen - Huisartsen

Een werkgroep van de "Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen v.z.w." heeft een discussienota uitgebracht over de taak en functie van de huisarts in instelllingen waar bejaarden verblijven. De WVVH verzoekt de Nationale Raad om advies met betrekking tot het reglement van orde dat ondertekend dient te worden door alle artsen die patiënten in een instelling bezoeken.

Advies van de Nationale Raad aan de WVVH :

Ingaand op uw verzoek, vervat in uw brief d.d. 13 juli 1994, betreffende het reglement van orde in de R.V.T.'s dat door het koninklijk besluit van 12 oktober 1993 aan de bezoekende geneesheren wordt opgelegd, kan de Nationale Raad U daaromtrent volgend advies verstrekken :

Voorafgaandelijk dient gesteld dat dit bedoelde reglement van orde door het betreffende koninklijk besluit uitsluitend voor de R.V.T.'s verplicht wordt gesteld, en niet voor de bejaardenhomes. Het blijkt bijgevolg momenteel niet opportuun dergelijk reglement van orde tekstueel toepasselijk te maken op de homes. De voorkomende verwijzingen naar de bejaardenhomes worden dus best achterwege gelaten.

Ieder reglement van orde, alsook elke wijziging hieraan, dient voorafgaandelijk aan de betrokken Provinciale Raad van de Orde ter goedkeuring te worden voorgelegd. Iedere bijlage bij dit reglement van orde, zoals de aanwervingsprocedure van de huisarts-coördinator en diens taak- en functieomschrijving, dient dit eveneens. Bovendien dient elke bijzondere regeling in overeenstemming te zijn met de richtlijnen van de Nationale Raad.

Artsen die weigeren dit reglement van orde na te leven kunnen eventueel de toegang tot het R.V.T. geweigerd worden op voorwaarde dat dit gebeurt binnen een vooraf vastgestelde en overeengekomen tegensprekelijke procedure tussen partijen in samenspraak met de geneesheer-coördinator en de betrokken huisartsenkring(en).

Zowel medisch als verpleegkundig dossier dienen bewaard te worden met inachtname van het medisch beroepsgeheim en kunnen dus niet worden ter inzage gegeven aan onbevoegden. Alleen de door de patiënt gekozen huisarts of zijn plaatsvervanger heeft inzagerecht in het dossier.

De bezoekende geneesheren dienen bij elk bezoek contact te nemen met de verantwoordelijke verpleegkundige aangezien de hoofdverpleegkundige niet noodzakelijk direct ter beschikking staat.

Voor de continuïteit van de zorg is iedere geneesheer persoonlijk verantwoordelijk.

Noodzakelijke of nuttige inlichtingen omtrent de gezondheidstoestand van de patiënt worden uitsluitend medegedeeld aan de vertrouwenspersoon die hiertoe door de patiënt werd aangeduid als wettelijke of feitelijke vertegenwoordiger (cf artikel 62 a) van de Code van geneeskundige Plichtenleer).
Deze persoon kan al dan niet tot de familie van de patiënt behoren.

Iedere R.V.T.-patiënt dient in principe te beschikken over zijn vrije keuze van apotheker. In de instellingen die over een eigen apotheek beschikken kan een farmaceutisch formularium als leidraad dienen bij het voorschrijven.

De Nationale Raad heeft tevens alle provinciale raden op de hoogte gebracht van dit advies :

Art. 1 van het koninklijk besluit van 12 oktober 1993 legt aan de bezoekende geneesheren van de R.V.T.'s een verplichtend reglement van orde ter ondertekening op.

De Wetenschappelijke Vereniging van Vlaamse Huisartsen legt aan de Nationale Raad een voorstel van dergelijk reglement, uniform voor de Vlaamse gemeenschap, ter advies voor.

Het leek de Nationale Raad, in zijn zitting van 17 december 1994, opportuun hierop een advies van algemeen normerende aard te formuleren ten aanzien van de W.V.V.H., met dien verstande dat ieder onderschreven reglement van orde ter zake voorafgaandelijk aan de betrokken provinciale raad ter goedkeuring dient te worden voorgelegd.

Het is namelijk de wens van de Nationale Raad dat enige uniformiteit binnen deze materie zou worden nagestreefd, zonder uiteraard afbreuk te willen doen aan de autonomie van de onderscheiden Provinciale Raden.

Zie ook het bovengepubliceerde advies aan de WVVH

Rusthuizen17/12/1994 Documentcode: a067012
Rust- en verzorgingstehuizen - Circulaire

De Nationale Raad heeft zijn goedkeuring gehecht aan de tekst die door de Provinciale Raad van Luik opgesteld werd als huishoudelijk reglement voor de rust- en verzorgingstehuizen en die rondgestuurd zal worden naar alle artsen die ingeschreven zijn op de Lijst van de Provinciale Raad.

Circulaire van de Provinciale Raad van Luik :

Huishoudelijk reglement

Krachtens artikel 1 van het Koninklijk Besluit van 12 oktober 1993 tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 2 december 1982 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van rust- en verzorgingstehuizen dienen alle bezoekende geneesheren die één of meerdere verzorgingsbehoevenden behandelen in het hierna genoemde rust- en verzorgingstehuis ... zich er ten aanzien van de directie toe te verbinden optimaal mee te werken aan de bestaande interne medische organisatie van de instelling, waaronder de bezoekuren en het opmaken van een uniform patiëntendossier.

Bijgevolg :

1. De behandelende geneesheren worden verzocht hun visites af te leggen van maandag tot vrijdag, tussen ..u en ..u en tussen ..u en ..u, tenzij bij dringende oproep door de instelling.

2. De behandelend geneesheer stelt de verantwoordelijke van het rust- en verzorgingstehuis in kennis van de gebruikelijke procedure die gevolgd dient te worden voor een oproep of bij afwezigheid om gelijk welke reden. Het is uitsluitend deze procedure die gevolgd wordt op aanwijzing van de behandelend geneesheer en niet op initiatief van de instelling.

3. De behandelend geneesheer verbindt zich ertoe een medisch dossier samen te stellen en het aan te vullen bij iedere visite. Tevens verbindt hij zich ertoe de verschillende administratieve documenten in te vullen die wettelijk verplicht zijn in het kader van de werking van de R.V.T.'s.

4. De voorschriften en geneeskundige getuigschriften dienen behoorlijk ingevuld, gedagtekend, ondertekend en afgestempeld te worden.

5. De behandelend geneesheer dient zich bij iedere visite aan te melden bij de hoofdverpleegkundige om er zijn eventuele richtlijnen aan mede te delen met het oog op een efficiënte samenwerking.

Ik, ondergetekende,......................
doctor in de geneeskunde, erkenningsnr.......,
adres :.......................................
..........................................................
verbind me ertoe het huishoudelijk reglement na te leven.

Gedaan te................., op.................

Handtekening voorafgegaan door de vermelding
"Gelezen en goedgekeurd"

Beroepsgeheim17/12/1994 Documentcode: a067009
Rust- en verzorgingstehuizen - Huishoudelijk reglement

In het Koninklijk Besluit van 12 oktober 1993 wordt bepaald "dat alle bezoekende geneesheren die één of meerdere verzorgingsbehoevenden in het rust- en verzorgingstehuis behandelen, zich er ten aanzien van de directie toe dienen te verbinden optimaal mee te werken aan de bestaande interne medische organisatie...Deze organisatie wordt vastgelegd in een reglement van orde".
Een provinciale raad wordt door een arts om advies verzocht betreffende het huishoudelijk reglement dat uitgewerkt werd door een "intercommunale voor bejaarden".
Deze arts vreest dat de door het reglement opgelegde richtlijnen, waarin de arts onder meer verplicht wordt medische gegevens op te nemen in het verpleegkundig dossier, de eerbiediging van het beroepsgeheim van de arts in gevaar brengen.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad meent dat de beginselen voor het antwoord dat verstrekt moet worden aan Dokter X vervat zijn in de Code van geneeskundige Plichtenleer.

De arts die kennis draagt van het medisch geheim van zijn patiënt mag dit delen met de personen die bijdragen tot de verzorging van deze patiënt, binnen de voor hun opdracht noodzakelijke perken en zonder ruchtbaarheid te geven aan de vertrouwelijke gegevens van de patiënt. Met het oog op de verzorging van de patiënt moeten de verschillende paramedici beschikken over de onontbeerlijke medische gegevens, die door de arts genoteerd mogen worden in het verpleegkundig dossier. Het medisch en het verpleegkundig dossier zijn onderworpen aan het beroepsgeheim, dat geëerbiedigd moet worden door de artsen en de paramedici (artikel 458 van het Strafwetboek). De arts moet erop toezien dat hijzelf en zijn helpers de nodige maatregelen treffen voor de eerbiediging van het beroepsgeheim.