keyboard_arrow_right
Deontologie

Geneesherenvennootschappen

De Nationale Raad heeft tijdens zijn vergadering van 26 augustus 1989 het advies goedgekeurd van de Provinciale raad van Brabant met het Nederlands als voertaal m.b.t. het vruchtgebruik op aandelen en de tijdelijke overdracht van aandelen aan niet‑geneesheren in het kader van geneesherenvennootschappen.

Advies van de Provinciale raad van Brabant met het Nederlands als voertaal:

a) Vruchtgebruik op aandelen

Onze Raad is van mening dat vruchtgebruik op aandelen van geneesherenvennootschappen moet verworpen worden op grond van art. 164 van de Code. De regel volgens dewelke deelbewijzen enkel mogen toegekend worden aan geneesheren die in het kader van de vennootschap hun beroep uitoefenen of zullen uitoefenen, verbiedt dat de naakte eigendom van aandelen zou afgestaan worden aan niet‑geneesheren of aan geneesheren die niet in de vennootschap werkzaam zijn.
Deze zienswijze wordt onder meer ingegeven door het feit dat het vruchtgebruik eindigt door de dood van de vruchtgebruiker, en dat de naakte eigenaar op dat ogenblik de volle eigendom zou verwerven van de aandelen.

Het afstaan van het vruchtgebruik op aandelen aan niet‑geneesheren of aan geneesheren die niet in de vennootschap werken, maakt o.i. een ongeoorloofde omzeiling uit van hetzelfde art. 164 § 1 van de Code. Het lijkt bovendien strijdig met art. 164 § 3, dat bepaalt dat de verdeling van de deelbewijzen (van een professionele vennootschap) de normale vergoeding van het door de geneesheren‑vennoten gepresteerd werk niet mag beletten.

b) Tijdelijke overdracht van aandelen aan niet‑geneesheren

wordt in de ontwerpen van statuten van eenpersoons‑bvba's voorzien ten einde aan erfgenamen‑niet‑geneesheren de tijd te bieden om ‑bij plots overlijden van de enige vennoot‑ de statuten (nl. het maatschappelijk doel) van de EBVBA te wijzigen en aldus de fiscaal nadelige ontbinding van de vennootschap te voorkomen.

Onze Raad is voorstander van de aanvaarding van een aandelenoverdracht aan niet‑geneesheren bij overlijden van de enige vennoot en op voorwaarde dat zij binnen de twee weken het maatschappelijk doel van de vennootschap wijzigen in de zin dat ze geen uitstaans meer heeft met de beoefening van de geneeskunde.