keyboard_arrow_right
Deontologie

Oprichting van een vennootschap tussen een homeopaat en een schoonheidscentrum

De Nationale Raad wordt om advies verzocht door een advokaat die zelf geraadpleegd werd door een Nederlandse confrater. Een Nederlandse geneesheer die zich uitsluitend bezighoudt met een praktijk op homeopathische basis heeft het voornemen om een vennootschap tot stand te brengen met een volledig ingericht Instituut voor schoonheidsbehandelingen en massages. In dit opzicht legt de advokaat vier vragen voor:
1. Kan een Nederlandse geneesheer zich als homeopathisch arts in België vestigen? 2. Kan een dergelijke geneesheer samen met een schoonheidscentrum zoals hierboven omschreven een BVBA oprichten ?
3. Worden door deze geneesheren uitgeschreven facturen door ziekenfondsen enlof particuliere ziektenkostenverzekeraars in België geaccepteerd en vergoed ?
4. Zouden verwijzingsbrieven van de geneesheer naar het Gezondheidscentrum door ziekenfondsen geaccepteerd en vergoed worden ?

Advies van de Nationale Raad:

In antwoord op uw vragen i.v.m. een Nederlands geneesheer (afgestudeerd in Maastricht, met homeopathische praktijk), die wil samenwerken met een Instituut voor schoonheidsbehandelingen en massages, is de Nationale Raad van oordeel:

1. Een Nederlands geneesheer kan zich, op basis van hoofdstuk IVbis van het K.B. nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, in België vestigen op voorwaarde dat hij beschikt over een document, afgeleverd door de Minister bevoegd voor de Volksgezondheid, waaruit blijkt dat de betrokkene zich, wat de uitoefening van het beroep betreft, in dezelfde voorwaarden bevindt als de houder van het overeenstemmend Belgisch artsendiploma (art. 44 sexies §1 K.B. nr. 78).

Het Nederlands artsendiploma dient geviseerd te worden door de bevoegde geneeskundige commissie van de plaats waar de betrokken arts zich wenst te vestigen (Art. 7 §1 K.B. nr. 78).

Bovendien moet, overeenkomstig art. 2 al.2 van het K.B. nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der geneesheren, iedere arts, om in België de geneeskunde te mogen uitoefenen, ingeschreven zijn op de Lijst van de Orde der geneesheren. Deze verplichting geldt ook voor niet‑Belgische artsen, onderdanen van één van de E.G.‑lidstaten, die in België de geneeskunde wensen uit te oefenen bij wijze van vestiging (advies Nationale Raad 18 januari 1992; art. 7 §1 K.B. nr. 79).

2. Een dergelijk geneesheer kan met een schoonheidscentrum geen B.V.B.A. oprichten. Volgens art. 18 §2 van het K.B. nr. 78 van 10 november 1967 is elke overeenkomst gesloten tussen o.m. beoefenaars van de geneeskunst en derden verboden, wanneer deze overeenkomst betrekking heeft op hun beroep en ertoe strekt aan de een of de ander rechtstreeks of onrechtsteeks winst of voordeel te verschaffen. Zo is, volgens het Hof van Cassatie, o.m. de overeenkomst verboden waarbij door een geneesheer een participatie wordt bedongen in de winst uit prestaties van anderen (Arresten van het Hof van Cassatie, 1986 ‑ 87, 1142; Bulletin des arrêts de la Cour de Cassation, 1987, 1007).

In toepassing van de artikels 173 en 174 van de Code van geneeskundige Plichtenleer, is bedoeld B.V.B.A.‑contract tussen de arts en het schoonheidsinstituut verboden aangezien het gaat om een vennootschapscontract tussen een arts en een derde. Wanneer het samenwerkingsverband de vorm van een vereniging zou aannemen, kan de provinciale raad een dergelijk verenigingscontract goedkeuren, wanneer het geen enkele winst noch rechtstreeks noch onrechtstreeks voordeel aan de een of de andere partij verschaft (art. 175 Code).
Daarbij moet elk contract, vóór ondertekening aan de bevoegde provinciale raad worden voorgelegd.

3. Homeopathie is in België geen erkend specialisme. De arts dient de geneeskunde te beoefenen volgens de huidige stand van de wetenschap (Art. 34 Code).

4. De 3de en de 4de vraag, behoren niet tot de bevoegdheid van de Orde der geneesheren.