Vergoeding van artsen voor het uitoefenen van een bestuursfunctie binnen een artsenvennootschap : wijziging van de Code van geneeskundige Plichtenleer
Vergoeding van artsen voor het uitoefenen van een bestuursfunctie binnen een artsenvennootschap: wijziging van de Code van geneeskundige Plichtenleer
Artikel 164, § 6, van de Code van geneeskundige Plichtenleer voerde in 1987 de onbezoldigdheid van het bestuurdersmandaat in een artsenvennootschap in hoofdzakelijk om te voorkomen dat een ongelijkheid zou ontstaan tussen de artsen-vennoten met en die zonder bestuursfunctie.
Intussen is het vennootschapslandschap er zowel in de wetgeving als in de praktijk enigszins anders komen uit te zien. Zo bijvoorbeeld werden eenpersoonsvennootschappen voor artsen gecreëerd, is vast komen te staan dat andere vrije beroepers wel een bezoldigd bestuurdersmandaat mogen uitoefenen, is de fiscale wetgeving geëvolueerd e.d. .
Daarom heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren in zijn vergadering van 24 oktober 1998 beslist de verplichte onbezoldigdheid van de artsen-bestuurders uit de Code van geneeskundige Plichtenleer te schrappen. Bestuurders van artsenvennootschappen mogen voor deze bestuursfunctie nu dus bezoldigd worden, zij het onder controle van de provinciale raden aangezien deze raden voortaan ook bedoelde bezoldigingen dienen in aanmerking te nemen bij de deontologische beoordeling van een hen ter goedkeuring voorgelegd ontwerp van vennootschapscontract.
De gewijzigde artikels 163, § 1 en 164, § 6 van de Code van geneeskundige Plichtenleer luiden als volgt:
Artikel 164, § 6
"De bestuursfuncties moeten door artsen-vennoten worden waargenomen.
Deze functies zijn van welbepaalde duur; herverkiezing is mogelijk."
Artikel 163, § 1
Eerste en tweede alinea worden behouden.
Derde alinea wordt:
"In geval van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid worden de werkverdeling, alle vergoedingen voor het gepresteerde werk - inclusief de eventuele bezoldigingen als bestuurder - en terugbetalingen van kosten en vacaties vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die onderworpen is aan de bepalingen van artikel 161."