Uitvoeren van narcoses door een verpleegkundige
De Federale Politie wenst het standpunt van een provinciale raad te kennen betreffende het uitvoeren van narcoses door al dan niet geneesheren-anesthesisten bij chirurgische ingrepen die worden verricht in een centrum voor esthetische behandelingen.
De Nationale Raad wordt verzocht hierover een advies te formuleren.
Advies van de Nationale Raad :
Betreffende het uitvoeren van narcoses door een verpleegkundige, wenst de Nationale Raad het volgende op te merken.
In toepassing van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 mag in de regel niemand de geneeskunde bedrijven tenzij hij houder is van het wettelijke diploma van dokter in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde.
In zijn artikel 5, § 1, bepaalt datzelfde koninklijk besluit dat de Koning de voorwaarden mag vaststellen waarin bepaalde geneeskundige handelingen aan personen kunnen worden toevertrouwd die houder zijn van een beroepstitel van verpleegkundige.
De lijst van technische verpleegkundige verstrekkingen en de lijst van handelingen die door een arts kunnen worden toevertrouwd aan beoefenaars van de verpleegkunde, werden bepaald in het koninklijk besluit van 18 juni 1990. Dit koninklijk besluit bepaalt ook de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde dienen te voldoen.
Na analyse van deze teksten komt het de Nationale Raad voor dat in het geval waarvan sprake, de verpleegkundige niet voldeed aan de wettelijke vereisten om een narcose uit te voeren of te bewaken en dat, zodoende, artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 78 werd overtreden.
Overigens dient iedere verpleegkundige houder van een diploma afgeleverd door een lidstaat, naast de erkenning van zijn beroepsbekwaamheden ook het visum van de provinciale geneeskundige commissie te verkrijgen(1).
Betreffende de beroepstitel van verpleegkundige gespecialiseerd in de anesthesie waarvan betrokken verpleger in Nederland houder zou zijn, dient te worden opgemerkt dat hoewel deze titel in België wordt erkend door het koninklijk besluit van 27 september 2006, dit besluit evenwel nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van een uitvoeringsbesluit waarin de erkenningcriteria worden vastgesteld.
Met betrekking tot het uitvoeren van narcoses door een arts niet-anesthesist, stelt artikel 35, punt b, van de Code van geneeskundige plichtenleer dat de geneesheer zijn bevoegdheid niet mag overschrijden.
De Belgische beroepsvereniging van specialisten in Anesthesie-Reanimatie wijst er op dat de anesthesie een medisch specialisme is dat uitsluitend voorbehouden is aan anesthesisten(2).
Bovendien is anesthesiologie een specialisme dat officieel door de FOD Volksgezondheid erkend is.
Wat betreft de voorwaarden waarin een narcose moet worden toegepast, wijst de Nationale Raad er in zijn advies van 14 november 1998 op dat aan alle veiligheidsvoorwaarden dient te worden voldaan, zowel wat betreft de voorbereiding van de patiënt als de beschikbaarheid van de nodige uitrusting en het vereiste hulppersoneel. Deze voorwaarden blijken des te meer belangrijk wanneer deze handelingen buiten het ziekenhuis plaatshebben.
De Belgische Vereniging voor Anesthesie en Reanimatie en de Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in Anesthesie-Reanimatie zijn wat dit betreft gestart met het opstellen van de veiligheidsstandaarden voor patiënten die door een anesthesist worden onderworpen aan een algemene narcose, een diepe regionale narcose of een sedatie, met het oog op therapeutische of diagnostische handelingen. Deze standaarden zijn toegankelijk op de website van de Belgische Vereniging voor Anesthesie en Reanimatie en de Belgische beroepsvereniging der geneesheren specialisten in Anesthesie-Reanimatie : http://www.bvar.be/nl/activiteiten/bsar/saf_first_nl.htm.