keyboard_arrow_right
Deontologie

In België geschorste arts - Uitoefening van de geneeskunde in een buurland tijdens de periode van schorsing

Een provinciale geneeskundige commissie legt de Nationale Raad twee vragen voor :

  1. kan een arts zich tegelijkertijd vestigen in twee EU-lidstaten;
  2. kan een in België geschorste arts verder praktiseren in een buurland, i.c. Nederland?

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 30 oktober 1999 de in uw brief vermelde vragen onderzocht en licht u in als volgt :

1. Een geneesheer kan zich tegelijkertijd in twee of meer EU-lidstaten als arts vestigen. U vindt hierbij (bijlagen 1 en 2) kopie van de desbetreffende adviezen van de Nationale Raad van 11 maart 1989 (Tijdschrift Nationale Raad nr. 44, juni 1989, p. 23) en van 11 december 1993 (Tijdschrift Nationale Raad nr. 63, maart 1994, p. 35).

2. De mogelijkheid voor een in België geschorste arts om in een ander land, te dezen Nederland, te praktiseren zal door Nederland worden beoordeeld.
Dit vereist uiteraard dat dit land kennis heeft van de schorsing.

In dit verband :

- oordeelde de Nationale Raad in een advies van 20 mei 1995 (bijlage 3) naar aanleiding van een verzoek van de Internationale Conferentie van de Orden en gelijkgestelde organismen dat "hij van oordeel is dat het niet mogelijk is systematisch en regelmatig de lijst mede te delen van de artsen aan wie tuchtrechtelijke sancties opgelegd werden".
Deze algemene mededeling gebeurt wel door Groot-Brittannië, Frankrijk en Ierland. De Nationale Raad heeft omtrent de Belgische toestand de bevoegde minister aangeschreven;

- oordeelde de Nationale Raad in hetzelfde advies dat hij wel gevolg zal geven aan elk verzoek van een bevoegde deontologische overheid;

- (zie het reeds vermelde advies van 20 mei 1995 en het advies van 25 april 1998 - bijlage 4) heeft de Nationale Raad tot taak aan geneesheren die de uitoefening van hun beroep in een andere lidstaat van de EU wensen aan te vangen, een verklaring af te geven waaruit blijkt dat aan de voorwaarden inzake goed gedrag en betrouwbaarheid die vereist zijn voor de toegang tot de geneeskundige activiteit, is voldaan. Het laatste lid van het advies van 25 april 1998 stelt vast dat moeten vermeld worden de (disciplinaire) beslissingen die in kracht van gewijsde zijn gegaan, dat, als een onderzoek aan de gang is, dit moet voortgezet worden en als er een tuchtsanctie volgt deze moet medegedeeld worden aan de vragende lidstaat.
De Nationale Raad verduidelijkte in zijn vergadering van 30 oktober 1999 dat de laatstvermelde mededeling alleszins dient te gebeuren, ook indien de vraag om verklaring uitging van de geneesheer zelf en er geen vraag blijkt van de lidstaat waarvoor de verklaring dienstig was.

In zijn vergadering van 30 oktober 1999 besliste de Nationale Raad dat telkens wanneer hij kennis heeft van een werkzaamheid van een arts in een andere lidstaat en deze arts in België een tuchtstraf oploopt, de in kracht van gewijsde gegane beslissing aan de lidstaat waar de arts werkzaam is zal worden medege¬deeld, ongeacht enig verzoek van die Staat die niet noodzakelijk kennis heeft van het in België gevoerde tuchtrechtelijk proces.

De Nationale Raad zal aldus de door de voorzitter van de Provinciale Raad van X met brief van 3 december 1998 aan de voorzitter van de Provinciale Geneeskundige Commissie van X ter kennis gebrachte tegen dr. X genomen tuchtrechtelijke beslissing van 28 oktober 1998 aan de bevoegde Nederlandse autoriteiten mededelen.

Een kopie van dit antwoord wordt overgemaakt aan de provinciale raad waar de betrokken arts ingeschreven is alsmede aan het Nederlandse ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (BIG-register).