keyboard_arrow_right
Deontologie

Coördinerend en raadgevend arts (CRA) in de rust- en verzorgingstehuizen

Naar aanleiding van een schrijven aan zijn provinciale raad betreffende zijn benoeming vraagt een coördinerend en raadgevend arts uitleg bij twee passages uit het advies van de Nationale Raad van 7 juni 2008 (Tijdschrift Nationale Raad nr. 121 p. 5).

Advies van de Nationale Raad :

In zijn zitting van 25 oktober 2008 besprak de Nationale Raad van de Orde der geneesheren uw brief van 7 juli 2008 .

In antwoord op uw eerste vraag, zoals reeds vermeld in het advies van 7 juni 2008, is het citaat “De coördinerend geneesheren menen dat men de wijze moet herzien waarop een coördinerend geneesheer door de beheerder moet worden aangesteld. Ze wensen dat er een discussie zou plaatsvinden tussen de beheerders en de lokale huisartsenkringen, zodat de coördinerend geneesheren worden aangesteld die het vertrouwen genieten van hun collega’s en hun beheerder.” afkomstig uit het activiteitenverslag 2006-2007 van de werkgroep coördinerend geneesheer van de Overeenkomstencommissie Rustoorden – Verzekeringsinstellingen.

Wat betreft uw tweede vraag om uitleg over de passus “De instellingen hebben het benoemingsrecht, maar huisartsenkringen dienen – in de geschetste context van wettelijke vertegenwoordiger van de lokale huisartsen en integratie van de taken van de coördinator – een voordrachtrecht van (de) kandidaat-coördinatoren te verkrijgen en/of te behouden.” verwijst de Nationale Raad naar de onderliggende motivering in haar eerdere adviezen (16.09.2000 – 26.06.2004).

Er is daaromtrent een verduidelijking gekomen door de wettelijke erkenning van de huisartsenkringen overeenkomstig het KB van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan de huisartsenkringen, in het bijzonder de opdracht in art. 3 : “De huisartsenkring treedt op als vertegenwoordiger van de huisartsen van de huisartsenzone en is het lokale aanspreekpunt voor de huisartsen en voor het lokale beleid ter implementatie van het lokale gezondheidsbeleid.”.

De Nationale Raad deelt de bezorgdheid om de aanstelling van de coördinerende geneesheer in optimale omstandigheden te laten verlopen, teneinde die taak van coördinatie in te vullen in een goede collegiale verstandhouding met de huisartsen.

Uit het geciteerde verslag van de Overeenkomstencommissie Rustoorden – Verzekeringscommissie 2006 – 2007, blijkt dat zij diezelfde mening is toegedaan en dat daarbij een prominente rol aan de lokale huisartsenkringen wordt toebedeeld.

Daarom is de Nationale Raad van oordeel dat het noodzakelijk is dat er in consensus een transparante aanstellingsprocedure voor de coördinerende geneesheren wordt uitgewerkt met respect voor de respectieve wettelijke bevoegdheden van betrokken partijen: de rusthuizen en de huisartsen via de huisartsenkringen als aanspreekpunt, en dus met aandacht in die aanstellingsprocedure voor het “voordrachtrecht” door de huisartsenkring en het “benoemingsrecht” door de instelling.