Erkenning van huisartsenkringen
Een syndicale kamer van artsen legt aan de Nationale Raad een document "Kader voor de erkenning van de huisartsenkringen" voor uitgaande van het kabinet van mevrouw M. AELVOET, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu waarin op basis van de eerste vergadering met de werkgroep "erkenning huisartsenkringen" reeds een aantal standpunten worden geformuleerd.
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 21 april 2001 het document bestudeerd dat u hem ter informatie stuurde aangaande de erkenning van huisartsenkringen, in het kader van de organisatie van de eerstelijnsgezondheidszorg.
Zijn aandacht ging vooral naar de structuur van de wachtdienst.
Gelet op de rol die de Nationale Raad altijd al speelde inzake continuïteit van de verzorging, meende hij het zijn plicht minister Aelvoet te interpelleren en haar mee te delen dat hij wenst deel te nemen aan de uitwerking van haar project, naast de reeds vertegenwoordigde organisaties.
Brief van de Nationale Raad aan mevrouw M. AELVOET, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu :
De Nationale Raad werd ervan op de hoogte gebracht dat uw kabinet een werkgroep oprichtte wiens rol het zal zijn de laatste hand te leggen aan de erkenning van huisartsenkringen.
Een van de doelstellingen van die kringen bestaat er blijkbaar in aan de bevolking een goed werkende permanente wachtdienst te waarborgen.
De Nationale Raad heeft veel interesse voor elk project in dat gebied aangezien de provinciale raden hem meedeelden dat de klachten hierover voortdurend toenemen.
De wetgever vertrouwde hem de taak toe te waken over alles wat te maken heeft met de continuïteit van de verzorging; het Koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 vermeldt trouwens, in zijn artikel 15, § 1, al. 3, duidelijk de verplichting van de Orde van geneesheren inzake de continuïteit van de verzorging waartoe ook het inrichten van wachtdiensten behoort.
Heeft één van uw voorgangers reeds in 1962 niet aan de Nationale Raad gevraagd tussen te komen om de werking van de wachtdienst tijdens het weekend en op feestdagen te verzekeren ? Hij gaat er prat op de gerechtvaardigde verwachtingen van deze minister te hebben ingelost zowel op organisatorisch als op deontologisch niveau. Sedertdien trad hij trouwens voortdurend op via adviezen, contacten, conferenties en zelfs via het sanctioneren van afwijkende houdingen om gedurende deze periodes aan de bevolking een mogelijke tussenkomst van bekwame artsen te waarborgen.
Hij is dan ook verwonderd dat hij niet uitgenodigd werd om deel te nemen aan de werkzaamheden van de groep.
De Nationale Raad uit zijn bekommernis verder zijn verantwoordelijkheden uit te oefenen in dit belangrijk domein van de continuïteit van de verzorging en in dat opzicht zijn wens deel te nemen aan de projecten die op stapel staan.