keyboard_arrow_right
Deontologie

Geestelijke gezondheidszorg - Decreet van 3 april 2009


In zijn vergadering van 16 januari 2010 besprak de Nationale Raad het decreet van 3 april 2009 betreffende de erkenning van de diensten voor geestelijke gezondheidszorg en de erkenning van de referentiecentra voor geestelijke gezondheidszorg met het oog op de toekenning van subsidies (Belgisch Staatsblad van 30 april 2009, p. 34551).

Hij maakt de volgende opmerkingen.

1- De Nationale Raad vraagt zich af wat de reikwijdte zal zijn van de controle door de regering op de therapeutische aanpak, zoals die voortvloeit uit artikel 4 van het decreet. Hij wenst te vernemen of en in welke mate de therapeutische keuzes van de arts erdoor zullen worden beïnvloed.

2- Het decreet had dienen te preciseren dat de therapeutische directie en het team zich kunnen verzetten tegen de inhoud van het therapeutisch plan om ethische en deontologische redenen, opdat de in artikel 22 herinnerde therapeutische vrijheid echt zou kunnen worden gerespecteerd.

3- Artikel 23, § 3, keert de verantwoordelijkheden van de therapeutisch en de administratief directeur om in die zin dat het bepaalt : "In samenwerking met de therapeutische directie waakt de administratief directeur over de continuïteit en de kwaliteit van de zorg."

De therapeutisch directeur dient te worden gesterkt in zijn medische verantwoordelijkheden. Hij moet de verantwoordelijkheid toegewezen krijgen voor de goede organisatie en de invoering van het geestelijke gezondheidsplan en voor de continuïteit en de kwaliteit van de zorg; bij deze opdrachten dient hij te worden bijgestaan door de administratief directeur die moet waken over de administratieve en technische coördinatie en over de toepassing van het arbeidsreglement.

4- Artikel 32 legt de termijn voor de bewaring van de individuele dossiers vast op minstens tien jaar na afsluiting ervan, onverminderd andere wetsbepalingen.
Het medisch ziekenhuisdossier moet dertig jaar worden bewaard (art. 1, § 3, van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende bepaling van de algemene minimumvoorwaarden waaraan het medisch dossier, bedoeld in artikel 15 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, moet voldoen). Artikel 46 van de Code van geneeskundige plichtenleer bepaalt dezelfde termijn van dertig jaar voor de bewaring van het medisch dossier.

De Nationale Raad meent dat de bewaringstermijn van tien jaar voor het dossier van de geestelijke gezondheidsdienst ongepast is, tenminste wat het medische gedeelte ervan betreft.

Bovendien dient duidelijk te worden voorzien dat, hoewel de verantwoordelijkheid voor de bewaring van het dossier bij de administratief directeur ligt - zoals wordt bepaald in dit artikel -, deze geen toegang heeft tot de medische inhoud van het dossier.

5- De deelname van rechtswege van de therapeutisch directeur aan de adviesraad had dienen te worden vastgelegd, net zoals wordt bepaald (artikel 40) dat de administratief directeur, indien hij niet is aangewezen als vertegenwoordiger van de organiserende instantie, wordt uitgenodigd op de vergaderingen van de adviesraad.

6- De tekst bepaalt niets met betrekking tot de eerbiediging van het medisch geheim in het kader van de controle a posteriori (art. 75). Er zouden waarborgen in dit verband dienen te worden geboden.

7- Het decreet bepaalt niet welke de door de regering aangewezen diensten zijn om de kwalitatieve beoordeling uit te voeren (art. 75) noch wat de samenstelling is van de referentiecentra. Aangezien het decreet (art. 24) de therapeutische directie van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg uitsluitend toewijst aan een arts van de dienst voor geestelijke gezondheidszorg, meent de Nationale Raad dat de kwalitatieve beoordeling van de werkzaamheden ervan eveneens de taak van een arts dient te zijn.

8- Tot slot acht de Nationale Raad het zinvol dat zou worden voorzien in de oprichting van een medische raad binnen de diensten voor geestelijke gezondheidszorg.

De Nationale Raad is van oordeel dat wezenlijke verbeteringen zouden kunnen worden aangebracht in het decreet. Bovendien zou hij het op prijs stellen dat bij het opstellen van de uitvoeringsbesluiten rekening zou worden gehouden met de bovenstaande opmerkingen. Hij staat tot uw dienst voor elke gedachtewisseling die u hieromtrent zinvol acht.