keyboard_arrow_right
Deontologie

Therapeutische activiteiten van niet-geneesheren (PR Brabant/N)

Therapeutische activiteiten van niet-geneesheren

Onder welke voorwaarden mag een persoon, drager van een universitair diploma doch niet‑geneesheer, psychotherapeutische activiteiten uitoefenen ?

Welke maatregelen kunnen worden aangeraden aan, enerzijds de niet‑geneesheer en anderzijds, de geneesheer of het team met wie hij op een of andere wijze gebonden is, om zich op deontologisch en wettelijk gebied in orde te stellen ?

De Provinciale Raad van de Orde der geneesheren van Brabant (N) die daarover om advies wordt verzocht, legt een ontwerp‑antwoord aan de Nationale Raad voor.

De Nationale Raad nam in zijn vergadering van 20 april kennis van het schrijven van de provinciale raad van 26 maart 1985 betreffende de vraag of, en onder welke voorwaarden, psychologen psychotherapeutische activiteiten mogen uitvoeren.

De Nationale Raad keurde de nota van de provinciale raad goed met dien verstande echter dat er alleen sprake kan zijn van een samenwerkingscontract tussen een psycholoog en een psychiater.

Voornoemde nota van de Provinciale Raad van Brabant (N) luidt als volgt:

Een psycholoog mag geen geneeskunde uitoefenen. Dus mag hij niet onafhankelijk een persoon met een psychische ziekte behandelen. A fortiori, mag hij ook niet een persoon behandelen voor een ziekte die niet van psychische oorsprong is of ook niet een persoon zonder ziekte.

Een psycholoog zou dus enkel een ziekte van psychische oorsprong mogen behandelen op voorschrift en onder toezicht van een bevoegd geneesheer.

Psychotherapeutische behandeling door een psycholoog alleen lijkt onaanvaardbaar en zou neerkomen op onwettige uitoefening van de geneeskunde.

Werking in team‑verband met minstens een geneesheer‑psychiater zou geen probleem stellen op voorwaarde dat de geneesheer in het team de nodige bevoegdheid krijgt om daadwerkelijk toezicht te kunnen uitoefenen. Dit zou moeten blijken uit de statuten van het team.

Privé‑samenwerking van een psycholoog met een geneesheerpsychiater stelt evenmin een probleem indien de psycholoog werkt onder de leiding van een psychiater. Ingeval van associatie van een psycholoog met een psychiater moet het associatiecontract worden voorgelegd aan de provinciale raad van de Orde der geneesheren die moet nagaan of het strookt met de regelen van de medische plichtenleer.

Uit dit contract moet blijken dat de geneesheer binnen de associatie de nodige bevoegdheid heeft om het naleven van de medische plichtenleer in de associatie te doen naleven.

Ingeval van samenwerking of associatie van een psycholoog met een geneesheer niet‑psychiater, gelden dezelfde verplichtingen als voor een psychiater, maar bovendien is dit slechts toegelaten indien de geneesheer de nodige kennis heeft om de psychotherapeutische behandeling te superviseren. Hij moet dus de nodige bevoegdheid hebben om zelf psychische ziekten te behandelen.