Voorstellen tot wijziging van de wet van 26 juni 1990 op de bescherming van de persoon van de geesteszieke
In zijn vergadering van 16 januari 2010, besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 28 mei 2009.
Een werkgroep van het Overlegplatform Geestelijke Gezondheid Gebied Brussel-Hoofdstad VZW heeft voorstellen uitgewerkt tot wijziging van de wet van 26 juni 1990 op de bescherming van de persoon van de geesteszieke (wet op de dwangopname die de collocatiewet vervangen heeft). De werkgroep vergaderde 24 maal tussen 2004 en 2006 onder het voorzitterschap van de heer Oscar Vandemeulebrouke, advocaat-generaal emeritus van het Hof van Beroep van Brussel, die hierover een omstandig artikel geschreven heeft in het Tijdschrift van de vrederechters .
U hebt hem de voorstellen van de werkgroep voor advies voorgelegd.
***
Het advies van de Nationale Raad beperkt zich tot de deontologische implicaties en krachtlijnen van de voorstellen tot wijziging van de wet van 26 juni 1990.
De Nationale raad onderschrijft het uitgangspunt van de werkgroep dat de basisprincipes van deze wet goed zijn en niet in vraag gesteld worden. De voorgestelde wijzigingen zijn ingegeven door de 20 jaar opgedane ervaring met de toepassing van de wet in Brussel en de evolutie van de geestelijke gezondheidszorg.
1/ Krachtens artikel 2 mogen enkel beschermingsmaatregelen worden genomen ten aanzien van de geesteszieke indien hij zijn gezondheid en zijn veiligheid ernstig in gevaar brengt of indien hij een ernstige bedreiging vormt voor andermans leven of integriteit. De werkgroep stelt voor om het gevaarlijkheidscriterium uit te breiden naar een bedreiging van de goederen en dit niet langer te beperken tot de bescherming van de fysieke integriteit van personen (zieke of derden). De Nationale Raad stelt zich de vraag of deze nieuwe mogelijkheid voor een ruimere toepassing van de dwangopname wel in verhouding staat met het vrijheidsberovende karakter van de dwangopname. Ernstige aantastingen van de goederen, brand bij voorbeeld, brengen doorgaans het leven van mensen in gevaar en kunnen nu al op grond van het bestaande artikel 2 weerhouden worden. De Nationale Raad vreest dat deze ruimere toepassing van de wet naar de goederen toe meer problemen oproept dan er oplost.
2/ De werkgroep adviseert een meer nauwkeurige omschrijving van de inhoud van het ‘omstandig geneeskundig verslag' voorzien door de wet. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de urgentie en omstandigheden van het medisch onderzoek. De Nationale Raad kan niet instemmen met de verplichte toevoeging van familiale gegevens. De afwezigheid ervan mag in geen geval een reden zijn voor de nietigverklaring van de procedure.
3/ Artikel 5, § 2, wordt grondig gewijzigd door voortaan aan te nemen dat het omstandig geneeskundig verslag wel opgesteld mag worden door een arts verbonden aan de psychiatrische dienst waar de patiënt zich bevindt. De Nationale Raad meent dit voorstel negatief te moeten adviseren. De arts die de medische documenten invult om de procedure voor dwangopname op te starten mag niet de behandelende arts van de patiënt worden eens hij gedwongen opgenomen is, noch verbonden zijn aan de dienst die diezelfde patiënt zal behandelen. In zijn advies van 18 augustus 2001 stelt de Nationale Raad vast dat vrederechters er uiteenlopende interpretaties op nahouden wat betreft de draagwijdte van ‘op enigerlei wijze verbonden zijn aan de dienst waar de zieke zich bevindt'. Een wetswijziging zou dit punt moeten verduidelijken.
4/ Het voorstel om de patiënt te laten bijstaan door een arts die niet noodzakelijk een psychiater dient te zijn (artikelen 7 & 3), kan aangenomen worden aangezien de medische documenten om de procedure op te starten evenmin de tussenkomst van een psychiater vereisen.
5/ Bij dringendheid (artikel 9) kan de procureur een patiënt laten opnemen in een psychiatrische dienst na het schriftelijk ‘advies' (dus geen ‘omstandig geneeskundig verslag') van een door hem aangewezen arts. De werkgroep stelt voor om het omstandig geneeskundig verslag verplicht te maken in alle gevallen van spoedprocedure en om dit mogelijk te maken kan de procureur des Konings eisen dat de zieke opgenomen wordt in een spoedgevallendienst die hij aanwijst voor geneeskundige observatie gedurende maximaal 24 uren. Mede op basis van het opgesteld omstandig geneeskundig verslag tijdens die opnameperiode kan de procureur des Konings een beter gemotiveerde beslissing nemen ter observatie. Hij kan zijn beslissing 24 uren uitstellen om de patiënt grondig te laten onderzoeken vooraleer te besluiten tot een gedwongen opname. De begeleidende brief van de voorzitter van het Brusselse platform zegt dat nagenoeg 50% van de aanvragen voor dwangopname negatief geadviseerd worden. Het voorstel kan bijdragen tot een betere toepassing van de wet en moet getoetst worden aan de plaatselijke omstandigheden.
6/ De werkgroep stelt terecht voor om de titel van hoofdstuk III van de wet, namelijk ‘verpleging in een gezin', te vervangen door ‘verpleging in een aangepast leefmilieu'. Alleen het gezin in acht nemen als verplegingsmogelijkheid is te beperkend en het is wenselijk dat andere mogelijkheden in aanmerking kunnen worden genomen zoals homes, rusthuizen of andere verblijfsmogelijkheden in de maatschappij.
7/ De werkgroep stelt belangrijke wijzigingen voor van het artikel 23 die de mogelijkheid voorziet van een gedwongen plaatsing in een aangepast milieu in plaats van een opneming ter observatie in een psychiatrische dienst. De behandeling in de maatschappij van psychiatrische patiënten krijgt een toenemende voorkeur boven een residentiele behandeling in psychiatrische ziekenhuizen. Het is wenselijk om de mogelijkheden van een gedwongen verblijf buiten een ziekenhuisdienst wettelijk te regelen op een aangepaste wijze. Het huidige voorstel is een aanzet daartoe.
***
Overige commentaren over deze wetswijzigingsvoorstellen:
• Na 20 jaar toepassing van de wet is duidelijk gebleken dat de spoedprocedure de regel is en dat de gewone procedure de uitzondering is. Bij de herziening van de wet zou het accent naar deze spoedprocedure moeten verschoven worden.
• Er zou ook een registratie moeten voorzien worden van de toepassing van de wet op het terrein om een latere evaluatie en bijsturing ervan mogelijk te maken.
• Dit voorstel werd uitgewerkt vanuit de ervaring in Brussel. Er moet nagegaan worden of dit overeenstemt met de ervaring die elders werd opgedaan.
Voor het overige onderschrijft de Nationale Raad de opmerkingen van de brief van de voorzitter van het Overlegplatform Geestelijke Gezondheid Gebied Brussel-Hoofdstad betreffende de ontoereikende financiële regeling van medische activiteiten verbonden aan deze procedure.