keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Spoedgevallen19/09/2015 Documentcode: a150016
Notie “dringend karakter” van de dringende medische hulp voor patiënten in illegaal verblijf

Aan de Nationale Raad wordt een vraag gesteld betreffende de notie "dringend karakter" van de dringende medische hulp bepaald in het koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 19 september 2015 heeft de Nationale Raad van de Orde der artsen uw vraag onderzocht in verband met de notie "dringend karakter" van de dringende medische hulp bepaald in het koninklijk besluit van 12 december 1996 betreffende de dringende medische hulp die door de openbare centra voor maatschappelijk welzijn wordt verstrekt aan de vreemdelingen die onwettig in het Rijk verblijven. Uw verzoek kadert in het regeerakkoord dat voorziet in het behoud van het principe van dringende medische hulp aan personen in illegaal verblijf en dat de notie "dringend karakter" verduidelijkt.

De Nationale Raad is van mening dat het niet raadzaam is zich toe te leggen op de terminologie in de medische hulp maar wel op de behoeften die ze dient te dekken. In wezen moet er een antwoord gegeven worden op de vraag naar gezondheidszorg waartoe een bijzonder kwetsbare bevolkingsgroep toegang dient te hebben.

In de eed van de Nationale Raad van de Orde der artsen van België beloven de leden van het medisch korps de menselijke waardigheid te zullen eerbiedigen.

Aansluitend bij dit principe is de Nationale Raad van oordeel dat de medische zorg aan vreemdelingen die onwettig in België verblijven, niet beperkt kan worden tot de onmiddellijke en dringende zorg die van levensbelang is, maar alle zorg nodig voor een leven in menselijke waardigheid(1) dient te omvatten.

Wat betreft de omvang van de zorg nodig om een leven te leiden conform de menselijke waardigheid, stelt de Nationale Raad vast dat de wetgever deze reeds gedefinieerd heeft in de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen en in de uitvoeringsbesluiten van deze wet.

1.Versie juli 2011

Getuigschrift11/12/2010 Documentcode: a132006
Dienst spoedgevallen – Attest aan de politie m.b.t. dwang- of tuchtmaatregel

Een politiecommissaris meldt dat een arts, werkzaam in een spoedgevallendienst, weigerde in te gaan op het verzoek van de politie om een attest af te leveren waarin verklaard wordt dat er wel of geen medisch bezwaar is tegen de opsluiting in een doorgangscel.
De commissaris vraagt de mening van de Nationale Raad hieromtrent.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 11 december 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de problematiek, vermeld in uw e-mailbericht van 16 april 2010, besproken.

Artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen heeft het over wachtdiensten die de bevolking een regelmatige en normale toediening van gezondheidszorgen, zowel in het ziekenhuis als ten huize, waarborgen.

De organisatie van de spoedgevallendienst in een ziekenhuis past in dat wettelijk kader.

De artsen werkzaam in zulke spoedgevallendiensten hebben de taak na te gaan of een persoon dringende zorg nodig heeft en, zo ja, de passende verzorging te verlenen.

Zij hebben daarentegen niet de taak als deskundige op te treden en, op verzoek van de politie, te attesteren dat er al dan niet medisch bezwaar bestaat tegen de opsluiting in een doorgangscel. Zulke functie als deskundige is immers niet verenigbaar met de primordiale verzorgingsfunctie.

Wanneer de politie een persoon naar een spoedgevallendienst brengt, zal de arts zijn verzorgingstaak opnemen en zal hij nagaan welke dringende zorg eventueel noodzakelijk is.

Een behandelende arts mag geen medewerking verlenen aan een dwang- of tuchtmaatregel t.a.v. zijn patiënt voor wie hij een noodzakelijke vertrouwenspersoon is.

Spoedgevallen05/09/2009 Documentcode: a127004
Urgentiewachtdienst pediatrie

In zijn vergadering van 5 september 2009 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren de brief besproken van een anesthesist-reanimator, verantwoordelijk voor een eenheid intensieve zorgen die zich voornamelijk ontfermt over volwassen patiënten. De instelling is van plan om een eenheid "pediatrie" op te richten en verder te ontwikkelen. In dit kader zou de voormelde eenheid intensieve zorgen de eerste schakel vormen in de hulpketen bij noodoproep in geval van een levensbedreigende situatie in neonatologie en pediatrie.

De arts benadrukt dat, ook al heeft de anesthesist-reanimator tijdens zijn opleiding contact met kinderen en in zeldzame gevallen zelfs met pasgeborenen, dit geenszins de waarborg vormt voor een volwaardige opleiding in urgentiegeneeskunde en acute geneeskunde in pediatrie, laat staan in neonatologie.

De arts stelt de vraag naar zijn aansprakelijkheid en de houding welke hij dient aan te nemen ten aanzien van de directie van de instelling.

De Nationale Raad herinnert hier aan en verwijst naar een advies dat hij uitgevaardigd heeft op 18 november 2000 in antwoord op een gelijkaardige vraag die toen werd voorgelegd door een chirurg-orthopedist (TNR 91, p. 7).

De Nationale Raad is de mening toegedaan dat de beroepsbeoefenaar die ermee instemt om een functie uit te oefenen dient te beschikken over een bijgewerkte bekwaamheid met betrekking tot de patiënten en de pathologie waarmee hij zal worden geconfronteerd. Hij is aansprakelijk voor elke handeling die hij verricht.

Indien een arts die verzocht werd om dergelijke functie uit te oefenen van oordeel is dat hij niet voldoet aan de vereisten van optimale bekwaamheid, moet hij de mogelijkheid hebben een afwijking hiervan te vragen aan de hoofdgeneesheer, de betrokken geneesheren-diensthoofd en de medische raad. In geval van geschil, kan de provinciale raad ingrijpen en een bemiddeling voorstellen.

De Nationale Raad oordeelt verder dat, wanneer een instelling een nieuwe functie wil ontwikkelen, het haar toekomt om geneeskundig en paramedisch personeel te rekruteren met de nodige bekwaamheid die vereist is om de pediatrische functie onder de beste kwalitatieve voorwaarden en veiligheidsvereisten te waarborgen en hiervoor de nodige infrastructuur dient te voorzien.

Radiografie09/05/2009 Documentcode: a126013
Radiografie – Aanvraag door een verpleegkundige

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren werd geconfronteerd met de vraag in hoeverre het voor een verpleegkundige met de bijzondere beroepstitel spoedgevallen gewettigd is om in bepaalde gevallen zelf een radiografie aan te vragen.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergaderingen van 18 april en van 9 mei 2009 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw e-mail van 19 februari 2009 betreffende de vraag in hoeverre het voor een verpleegkundige met de bijzondere beroepstitel spoedgevallen gewettigd is om in bepaalde gevallen zelf een radiografie aan te vragen.

Krachtens het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 18 juni 1990(1) kunnen verpleegkundigen die houder zijn van de bijzondere beroepstitel van verpleegkundige gespecialiseerd in de intensieve zorg en de spoedgevallenzorg zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 27 september 2006(2) , in de functies intensieve zorg, gespecialiseerde spoedgevallenzorg, mobiele urgentiegroep en in de dringende geneeskundige hulpverlening de in bijlage IV vermelde technische verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen toepassen, op voorwaarde dat deze beschreven zijn door middel van een procedure of een standaard verpleegplan en dat deze verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen aan de betrokken artsen zijn meegedeeld.

Bijlage IV bij het koninklijk besluit van 21 april 2007 bepaalt in artikel 5 een lijst van technische verpleegkundige verstrekkingen en toevertrouwde geneeskundige handelingen voorbehouden aan de houders van een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaamheid. In deze lijst staat als B 1-handeling onder andere onthaal, evaluatie, triage en oriëntatie van de patiënten.

De Nationale Raad is van mening dat het aanvragen van radiografieën door verpleegkundigen met de bijzondere beroepstitel spoedgevallen hiertoe niet behoort daar een anamnese en een klinisch onderzoek door een arts van primordiaal belang zijn om te oordelen welke relevante technische onderzoeken aangevraagd dienen te worden.

Hoogachtend,

voor de Nationale Raad,

B. DEJEMEPPE
Plaatsvervangend voorzitter.


(1) Houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige verstrekkingen en de lijst van de handelingen die door een arts aan beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de wijze van uitvoering van die verstrekkingen en handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen.

(2) Houdende de lijst van bijzondere beroepstitels en bijzondere beroepsbekwaamheden voor de beoefenaars van de verpleegkunde.

Keuze (Vrije artsen-)26/04/2008 Documentcode: a120009
report_problem Deze tekst werd in het Tijdschrift van de Nationale Raad gepubliceerd onder de rubriek "Medisch recht".
Keuze van de arts bij spoedgevallen en/of tijdens de wachtdienst

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 26 april 2008 zijn goedkeuring gehecht aan de Gedragscode die hem werd voorgelegd door de Vlaamse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie en de Beroepsvereniging van Belgische Gynaecologen en Verloskundigen.

Gedragscode
(versie NR 24-04-2008)

De vrije artsenkeuze is een essentieel recht van iedere patiënt. Elke patiënt mag onvoorwaardelijk beroep doen op een arts van zijn/haar keuze : zowel voor de diagnostiek als voor de behandeling. Dit recht is fundamenteel. Artikel 6 van de wet Patiëntenrechten zegt : “De patiënt heeft recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar en recht op wijziging van deze keuze behoudens, in beide gevallen, beperkingen opgelegd krachtens de wet”. Wanneer beroep wordt gedaan op spoedgevallendiensten of georganiseerde wachtdiensten van de verschillende medische disciplines kan de toepassing van deze stelregel niet worden gegarandeerd.

Elke patiënt dient bij het eerste contact ervan op de hoogte gebracht te worden dat de organisatie van de spoedbehandeling en van de wachtdiensten beperkingen kan inhouden voor de integrale vrije keuze van een arts. De bestaffing van hoger genoemde diensten gebeurt op basis van medische competentie en kwaliteit van zorg. De organisatie van wacht- en urgentiediensten kan niet afhankelijk zijn van het geslacht van de zorgverstrekker (net zo min als van andere criteria die geen verband houden met de competentie voor medische zorg). De beschikbaarheid en aanwezigheid van artsen in het ziekenhuis in het kader van spoed- of wachtdiensten zijn vooraf vastgelegd en raadpleegbaar.

Overeenkomstig de wet betreffende de rechten van de patiënt en de deontologie heeft de patiënt steeds het recht zorg te weigeren. Deze in principe schriftelijke weigering wordt toegevoegd aan het dossier. Bij weigering of intrekking van toestemming wordt in functie van de urgentie binnen de perken van het mogelijke de nodige kwaliteitszorg toegediend, zonder evenwel dwang uit te oefenen.

De vrije keuze komt uitsluitend toe aan de patiënt zelf (of de wettig voor hem optredende persoon) en geenszins aan andere personen, ten opzichte van wie zo nodig de gepaste ordemaatregelen dienen te worden genomen. In dit verband wordt vanwege de patiënt of andere personen een correcte houding ten aanzien van de organisatie van spoedgevallendiensten en wachtdiensten gevraagd.

Huisarts05/04/2008 Documentcode: a120007
Parkeerproblemen voor huisartsen

Zoals voorzien in zijn brief aan de voorzitters van de provinciale raden van de Orde der geneesheren van 22 december 2007 (TNR nr. 119, maart 2008, p. 4), besprak de Nationale Raad de zich voor de huisartsen steeds frequenter stellende parkeerproblemen die door het recente optreden van sommige politionele diensten in een versterkt daglicht worden geplaatst en die o.m. de kwaliteit en de continuïteit van de zorg en de vrije artsenkeuze in het gedrang dreigen te brengen.

ADVIES VAN DE NATIONALE RAAD :

De Nationale Raad nam in dit verband kennis van het wetsvoorstel dat op 30 november 2007 in de Kamer van Volksvertegenwoordigers werd ingediend door de heren Daniel Bacquelaine, Pierre-Yves Jeholet en Olivier Chastel tot wijziging van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer, teneinde parkeerfaciliteiten toe te kennen aan beoefenaars van een gezondheidszorgberoep die op huisbezoek zijn (doc. 52, nr. 0487/001).

De hulpverleningsplicht staat centraal binnen de arts-patiëntrelatie. In dat kader ontstaat een 'contractuele overeenkomst' tussen de zorgvragende patiënt en de gevraagde huisarts. De aansprakelijkheid van de huisarts valt binnen dit 'zorgcontract'. Dit werd expliciet vermeld in de wet op de patiëntenrechten, met nadruk op het recht op kwaliteitsvolle dienstverstrekking die beantwoordt aan de behoeften van de patiënt en de vrije keuze voor de beroepsbeoefenaar.

De Code van geneeskundige plichtenleer verwijst in verschillende artikels naar de continuïteit van de zorg (artt. 113-118); ook de verplichting om 'onverwijld' gevolg te geven aan een vraag om dringende hulpverlening (artt.5-6) is essentieel en de vrije keuze van de patiënt in de zorgvraag primeert, zeker bij 'hoogdringendheid' (artt. 27-28).

De huisarts speelt een belangrijke rol bij het verzekeren van de continuïteit en de permanentie van ambulante eerstelijnszorg: zowel bij de toediening van de normale zorg als bij dringende gevallen. Hij dient de mogelijkheid te hebben om aan deze wettelijke én deontologische plicht te voldoen.

De modaliteiten voor de ambulante medische hulp via huisartsen dienen duidelijker bepaald te worden, gezien de zeer moeilijke concrete omstandigheden waarin dit soms geschiedt en de directe impact daarvan op de kwaliteit van de zorg. Het is wenselijk dat er juridische duidelijkheid komt, in het bijzonder binnen het kader van de verkeersveiligheid en de toepassing van de geldende verkeersregels op 'niet-prioritaire voertuigen' van huisartsen, die aan een zorgoproep gevolg moeten geven.

Het is aangewezen een duidelijk wettelijk kader te scheppen binnen hetwelk de voorwaarden en de regels worden bepaald waardoor huisartsen - bij het vervullen van bepaalde zorgopdrachten - ontslagen worden van de verplichting tot naleving van sommige bepalingen in de huidige verkeerswetgeving in het bijzonder de parkeermogelijkheden en -moeilijkheden.

De Nationale Raad meent zich bij het voormelde wetsvoorstel te kunnen aansluiten daar het de mogelijkheid geeft aan de artsen vlotter te parkeren en aldus minder tijd te verliezen, wat de kwaliteit van de zorg ten goede komt.

In artikel 2 van de Nederlandstalige tekst van het wetsvoorstel is het wenselijk fysiotherapeut te vervangen door kinesitherapeut.

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren zal met bijzondere aandacht het verdere verloop van dit parlementair initiatief volgen.


22 Augustus 2002. - Wet betreffende de rechten van de patiënt, artt. 3, 5 en 6.
21 Februari 2006. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de criteria voor de erkenning van huisartsen, art. 10, 4°-5°-6°.