keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Continuïteit van de zorg12/05/2007 Documentcode: a117005
Weigering van verdere medische zorg door spoedarts

Een provinciale raad stuurt een brief door van de hoofdgeneesheer en een chirurg-spoedarts van een ziekenhuis die vragen welke houding zij moeten aannemen tegenover patiënten met wie zij een conflict hebben of gehad hebben.
Eenmaal de arts op de spoeddienst er zich uiteraard heeft van vergewist dat er geen hoogdringende pathologie aanwezig is of indien het onmiddellijke gevaar geweken is, kunnen problemen rijzen in volgende situaties :

a) vertrouwensbreuk bij de spoedarts :

  • patiënten die zich bij vorige aanmeldingen misdadig/baldadig hebben gedragen tegenover de spoedarts;
  • patiënten die een gerechtelijke procedure tegen de spoedarts hebben ingeleid bij een rechtbank;

b) vertrouwensbreuk bij het ziekenhuis :

  • patiënten die door vroeger misdadig gedrag niet meer in het ziekenhuis mogen worden opgenomen.

Advies van de Nationale Raad :

Naar aanleiding van deze vraag wijst de Nationale Raad op artikelen 6 en 28 van de Code van geneeskundige plichtenleer :

“Art. 6
Elke geneesheer moet, ongeacht zijn functie of specialiteit, onverwijld hulp bieden aan een zieke die in onmiddellijk gevaar verkeert.

Art. 28
Behalve in geval van hoogdringendheid of wanneer hij in zijn menslievende plichten tekort zou schieten, staat het de geneesheer steeds vrij om persoonlijke of beroepsredenen de behandeling van een zieke te weigeren.
De geneesheer mag eveneens van zijn opdracht afzien op voorwaarde dat hij de patiënt of de naastbestaanden ervan in kennis stelt, de continuïteit van de verzorging verzekert en aan de geneesheer die zijn taak overneemt, alle nuttige inlichtingen verstrekt.”

De Nationale Raad is van mening dat in uitzonderlijke omstandigheden de spoedarts mag weigeren een patiënt verder te verzorgen na zich ervan vergewist te hebben dat er geen hoogdringende pathologie aanwezig is. Er dient in dergelijke situaties steeds in eer en geweten geoordeeld en rekening gehouden te worden met de globale context. Het spreekt vanzelf dat de spoedarts dient te voldoen aan de voorwaarden die beschreven zijn in de artikelen 6 en 28 van de Code van geneeskundige plichtenleer. Dit betekent dat de arts dient te overleggen met de patiënt en eventueel ook met zijn naastbestaanden, dat hij dient in te staan voor de continuïteit van de zorg en alle nuttige inlichtingen dient te verstrekken aan de geneesheer die zijn taak overneemt. In de praktijk betekent dit ook dat de spoedarts een aantal initiatieven dient te nemen en de verdere opvang, verzorging en behandeling dient te garanderen. De behandelend arts dient alleszins te worden ingelicht. In een aantal gevallen zal de sociale dienst van het ziekenhuis dienen te worden ingeschakeld.

Beroepsgeheim15/07/2006 Documentcode: a113003
Registratie van de telefoongesprekken op de dienst spoedgevallen van een ziekenhuis

Een provinciale raad vraagt het advies van de Nationale Raad betreffende het registreren van alle communicaties op de dienst spoedgevallen van een ziekenhuis.

Advies van de Nationale Raad :

In 1985 werd door het Antigifcentrum een gelijkaardige vraag gesteld. In zijn vergadering van 11 mei 1985 werd door de Nationale Raad geen gunstig advies verleend in verband met de opname van telefoonoproepen omdat vanuit deontologisch standpunt dergelijke opnamen slechts kunnen gebeuren met de voorafgaande toestemming van de oproeper. De vraag kan gesteld worden of er nieuwe elementen kunnen aangebracht worden die aanleiding kunnen zijn om dit advies te wijzigen.

De Nationale Raad onderzocht de wetgeving terzake en meer in het bijzonder de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen specifieke regelgeving bestaat betreffende het op band opnemen van telefoongesprekken met de dienst spoedgevallen.

In zijn vergadering van 18 juni 2005 besliste de Nationale Raad het advies in te winnen van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De voorzitter van deze commissie antwoordde op 10 mei 2006 dat de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie (hierna “WEC”) van toepassing is, meer bepaald het artikel 125 :
§ 1. De bepalingen van artikel 124 van deze wet en de artikelen 259bis en 314bis van het strafwetboek zijn niet van toepassing : … 3° wanneer de handelingen worden gesteld om de interventie van hulp- en nooddiensten mogelijk te maken die antwoorden op aan hen gerichte verzoeken om hulp; …
§ 2. De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van het Instituut (Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie), bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de nadere regels en de middelen die moeten worden ingezet om het identificeren, het opsporen, lokaliseren, afluisteren, kennisnemen en opnemen van elektronische communicatie mogelijk te maken.

Tot op heden blijkt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer nog niet door de bevoegde overheid te zijn geconsulteerd.

De conclusie is dan ook dat, in afwachting van de door de WEC voorziene uitvoeringsbesluiten, er vooralsnog geen wettelijke mogelijkheid bestaat om tot opname van het telefoongesprek over te gaan door een hulp- en nooddienst.

De Nationale Raad handhaaft derhalve zijn advies van 11 mei 1985.

Keuze (Vrije artsen-)15/07/2006 Documentcode: a113007
Keuze van de arts bij spoedgevallen en/of tijdens de wachtdienst

Een provinciale raad vraagt het advies van de Nationale Raad betreffende de brief van het diensthoofd gynaecologie van een groot ziekenhuis met betrekking tot patiënten die om religieuze, ideologische of culturele redenen wensen verzorgd te worden door een arts van het vrouwelijke geslacht.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 15 juli 2006 de brief van 4 april 2006 van het diensthoofd gynaecologie van een groot ziekenhuis met betrekking tot zwangere patiënten die de islamtraditie volgen en weigeren onderzocht en behandeld te worden door mannelijke artsen of personeelsleden, ook tijdens de bevalling.

De beschreven situatie wordt eveneens in stijgende mate gerapporteerd in Frankrijk en Groot-Brittannië. De impact varieert echter van regio tot regio en binnen een zelfde regio van ziekenhuis tot ziekenhuis. Het probleem rijst het meest in ziekenhuizen waar veel allochtonen langskomen. Er bestaat heel wat literatuur over het onderwerp.

De wet betreffende de rechten van de patiënt van 22 augustus 2002 bepaalt in artikel 6 dat de patiënt recht heeft op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar en recht op wijziging van deze keuze.

Ook de Code van geneeskundige plichtenleer legt in de artikelen 27 en 31 deze vrije artsenkeuze door de patiënt vast als een grondbeginsel voor de geneeskundige relatie.

In artikel 5 stelt de Code bovendien dat de geneesheer al zijn zieken even gewetensvol moet verzorgen, ongeacht hun sociale stand, hun nationaliteit, hun overtuiging, hun faam en zijn persoonlijke gevoelens jegens hen.

Artikel 31 bepaalt dat de geneesheer erop zal bedacht zijn geen filosofische, godsdienstige of politieke overtuiging te kwetsen.

In dit opzicht gaat de Nationale Raad akkoord met de door u genomen maatregelen om tegemoet te komen aan de wensen van de patiënten zonder de werking van de dienst en de zorg aan de andere patiënten in het gedrang te brengen, met name de patiënte, en eventueel haar familie van bij het eerste contact op de hoogte brengen :

  1. van de organisatie van de dienst, van de artsen die er werken en van de mogelijkheid een gepersonaliseerde behandeling te krijgen in het kader van de gebruikelijke prestatie-uren;
  2. van de organisatie van de spoedbehandeling en van de wachtdienst met de beperkingen die ze inhouden voor de integrale vrije keuze van een beoefenaar.

De Nationale Raad meent dat deze inlichtingen idealiter verstrekt worden in een begrijpelijke taal voor de patiënte, desgewenst in aanwezigheid van een familielid en zo nodig met de hulp van de interculturele bemiddelaar. De patiënt ontvangt een geschreven document met deze inlichtingen en tekent voor ontvangst.

Bij onoverkomelijke problemen waarin elke dialoog onmogelijk is, blijkt het vaak zinvol een beroep te doen op een bedienaar van de godsdienst.

Daarnaast is informatie van het medisch en paramedisch team betreffende de impact van de religieuze opvattingen en van de culturele tradities op de zorgpraktijk noodzakelijk om apriori’s of zelfs afwijsreacties die onaanvaardbaar zijn op deontologisch gebied, te vermijden.

Zowel de wet betreffende de rechten van de patiënt als de Code van geneeskundige plichtenleer bepalen dat de patiënt altijd het recht heeft zorg te weigeren. Volgens de wet dient deze weigering schriftelijk vastgelegd te worden en bij het dossier gevoegd te worden.

De weigering of de intrekking van de toestemming hebben niet tot gevolg dat het recht op een kwaliteitsverstrekking vervalt, in het bijzonder bij levensgevaar; dit natuurlijk binnen de perken van het mogelijke en zonder het recht te geven dwang uit te oefenen.

Informatica01/08/2002 Documentcode: a098001
Bericht voor de patiënten en de artsen uitgaande van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren

Aangezien vanaf vandaag aan de loketten van de Post en in sommige apotheken “LifeBadge”kaarten te koop aangeboden worden waarmee in spoedgevallen toegang verkregen kan worden tot de medische persoonsgegevens van patiënten, waarschuwt de Nationale Raad van de Orde van geneesheren, zoals ook reeds gebeurde door de minister van Sociale Zaken, de artsen en de bevolking voor de gevaren van het systeem zoals het voorgesteld wordt en in het bijzonder voor het valse gevoel van veiligheid dat het kan teweegbrengen bij de personen die er gevolg aan gaven.
Het systeem houdt in dat de gegevens verstrekt en bijgewerkt worden door de patiënt zelf. Het spreekt vanzelf dat het invoeren van medische informatie langs deze weg geen waarborgen kan bieden wat de juistheid, de volledigheid en de actualisatie ervan betreft. Dit tast de betrouwbaarheid aan van de gegevens waarop de artsen moeten kunnen steunen, in het bijzonder in spoedgevallen.
Voorts is de beveiliging van de toegang tot de gegevens via een gewone code in dit geval duidelijk ontoereikend om misbruik van de gegevens te vermijden. Bovendien wordt niet bepaald wat gebeurt met de gegevens wanneer de handelsfirma die eigenaar is van de databank ontbonden wordt of verdwijnt, zodat de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken patiënten niet gewaarborgd is.
Wanneer het invoeren van de gegevens door de patiënt gebeurt met de medewerking van de behandelend arts, engageert deze laatste zijn aansprakelijkheid.

Informatica15/06/2002 Documentcode: a097008
report_problem Het begrip "objectieve gegevens" wordt vervangen in dit advies : zie TNR 106 p. 4 : a106005.
Aanbevelingen van de Nationale Raad betreffende het bijhouden van elektronische medische databanken die nominatieve en identificeerbare gegevens bevatten

De persoonsgegevens in verband met de gezondheid zijn commercieel (1) zeer belangrijk geworden en verwierven een politieke en handelswaarde. Meestal gaat het om medische informatie afkomstig uit databanken met persoonlijke medische gegevens die op die manier gecommercialiseerd en aangewend worden voor een ander doel dan dat waarvoor ze verzameld werden.
Tot het jaar 2000 had de meerderheid van de projecten voor servers van medische gegevens enkel betrekking op de gezondheidswerkers. Maar het verschijnen van sites waaraan patiënten vrijwillig hun medische gegevens toevertrouwen met het doel ze gemakkelijker toegankelijk te maken voor de artsen die ertoe gebracht zouden worden hen te verzorgen in een noodsituatie, doet nieuwe vragen rijzen.
Deze gegevens worden toevertrouwd aan commerciële firma’s in veiligheidsomstandigheden die niet altijd getest werden.
In België wordt de verwerking van persoonsgegevens geregeld door de Wet van 8 december 1992 (2) aangevuld door het Koninklijk besluit van 13 februari 2001 (3). Ze zijn ook van toepassing op de patiëntendossiers die de artsen bijhouden. In Frankrijk mogen niet-identificeerbare gegevens afkomstig uit geneeskundige voorschriften gecommercialiseerd worden volgens modaliteiten in overeenstemming met de wetgeving en de deontologie in bijzondere gevallen onderzocht door de CNIL (4). Er valt te vrezen dat, zoals dit in de VSA gebeurt, firma’s die in het bezit zijn van persoonlijke gegevens hen toevertrouwd door patiënten, op een dag geneigd zullen zijn van deze laatsten gegevens uit deze dossiers af te kopen.

Uitwisseling van medische persoonsgegevens is gerechtvaardigd tussen artsen in het belang van de patiënten. Sedert verschillende jaren heeft de Nationale Raad van de Orde richtlijnen en beveiligingstechnieken opgesteld die toegepast dienen te worden opdat de vertrouwelijkheid van de uitwisseling in die gevallen gewaarborgd zou zijn (5).
In deze materie zijn de cryptologie en de gecertificeerde digitale handtekening onontkoombaar. De gegevensbeveiliging wordt in de internationale literatuur uitvoerig behandeld (6)(7).
Het groeiend aantal projecten voor servers van gegevens en voor servers van databanken doet nieuwe problemen rijzen die de Nationale Raad ertoe brachten na te denken over de deontologische regels terzake.

ALGEMENE PRINCIPES

Bij elke verwerking van persoonsgegevens zijn een reeks regels van toepassing tijdens hun inzameling, tijdens hun introductie en hun verblijf in een databank en tijdens hun transfer langs elektronische weg.

Authenticiteit van de gegevens: dit wil zeggen de garantie dat de gegevens overeenstemmen met de werkelijkheid. De juistheid van hun inhoud moet gecertificeerd worden door de arts die ze waarnam, vaststelde of er verantwoordelijk voor is. De betrokken practicus moet geïdentificeerd worden en zijn kwalificatie dient gekend te zijn dankzij een gecertificeerde elektronische handtekening. Zo zal de practicus die de patiënt behandelt verzekerd zijn van de juistheid van de gegevens.

Integriteit van de gegevens: dit wil zeggen de garantie dat de gegevens wel degelijk deze zijn van de aangeduide patiënt, dat ze niet verdraaid werden en dus in overeenstemming zijn met het origineel. Hun bescherming tegen externe of interne aanvallen moet volledig en geactualiseerd zijn, d.w.z. gebruik makend van beschermingstechnieken regelmatig aangepast in functie van de nieuwe wetenschappelijke kennis en de vooruitgang in dit domein. De aanvallen kunnen proberen binnen te dringen in de databank, er gegevens uit te halen, er wijzigingen in aan te brengen die kunnen gaan tot de vernietiging ervan. Er moet een lijst bijgehouden en gecontroleerd worden van de niet toegestane toegangspogingen.

Toegangsrecht: de toegang tot het geheel of een deel van een medisch dossier wordt essentieel bepaald door het statuut van “verzorgend persoon momenteel met de patiënt belast”. Hij is beperkt tot de gegevens waarvan de kennis noodzakelijk is voor de verzorging en tijdens de duur ervan (8). Er moet een hiërarchische volgorde opgesteld worden in functie van eenieders bekwaamheden en specialisme, evenals een selectie van de gegevens onderling.
Elke aanvraag voor toegang tot medische persoonsgegevens ondergebracht op een server moet rekening houden met verschillende determinerende criteria of voorwaarden:
De identiteit en de kwalificatie van de aanvrager: het kan gaan om een arts of een gezondheidswerker die de patiënt verzorgt, om een vertrouwensarts gekozen door de patiënt, om een arts verbonden aan een verzekeringsorganisme of aan een private verzekering, of om een lid van het verzorgend personeel van een ziekenhuis, of om de patiënt zelf die zijn medisch dossier wenst in te zien. De gecertificeerde elektronische handtekening moet gebruikt worden om de identiteit en de hoedanigheid van de aanvrager na te gaan wanneer deze aanvraag elektronisch gebeurt.
Het soort betrokken gegevens: er moet een selectie gemaakt worden tussen de gegevens : spoedgegevens, gedocumenteerde hypotheses, bevestigde hypotheses, werkhypotheses, genetische, psychiatrische en gevoelige gegevens...
De vertrouwelijkheidsgraad die hun auteur of de patiënt hen toekende dient geëerbiedigd te worden. Er moet rekening gehouden worden met de toestemming van de patiënt, die digitaal gematerialiseerd moet worden.
Het doel van de aanvraag moet duidelijk gedefinieerd worden door de aanvrager : beheerder van het globaal medisch dossier van de patiënt (huisarts), arts bijgeroepen om de patiënt voor een specifiek probleem te verzorgen (arts die wachtdienst heeft of specialist), spoedsituatie, adviserend arts van een verzekeringsorganisme, controle-arts, arbeidsarts, arts deskundige voor een verzekering of voor een rechtbank, arts inspecteur van het Riziv, enz.
Voor de artsen die de patiënt behandelen is de duur van deze toegang strikt beperkt tot de periode waarvoor de patiënt de aanvrager raadpleegt.. Voor de andere artsen is de toegang beperkt tot de gegevens nodig voor de uitoefening van hun wettelijke opdracht.
De creatie van een project voor een server van medische gegevens zal deze verschillende factoren moeten opnemen in een matrixrooster waardoor de toegangsaanvraag zal gefilterd worden teneinde de private levenssfeer van de patiënten te beschermen en het medisch geheim te eerbiedigen.

Het nasporen van de toegangen. Het is belangrijk een bewijskrachtig spoor te bewaren van de elektronische transacties om, indien nodig, te kunnen bewijzen dat ze plaats hadden. Om dit te bereiken kan alleen een elektronisch notariaat een tracering van de transacties waarborgen. Dit notariaat zou niet gerealiseerd moeten worden binnen de server maar wel bij een derde organisme dat de rol kan spelen van getuige van de documentenuitwisseling. De identiteit van de aanvrager zal aan dit organisme doorgegeven worden.

Vertrouwelijkheid van de gegevens: de persoonlijke gegevens van de patiënten zijn gedekt door het beroepsgeheim van de arts (Strafwetboek art. 458, Code van geneeskundige plichtenleer art. 55 tot 70). De vertrouwelijkheid wordt bepaald door de beveiliging en door het rooster met de rechthebbenden op toegang tot de gegevens. Artsen mogen geen persoonsgegevens toevertrouwen aan informaticasystemen die niet of niet voldoende aan deze voorwaarden voldoen.

Inhoud: Alleen de objectieve gegevens aangaande een patiënt maken deel uit van zijn dossier en mogen bewaard worden in een nominatieve medische databank. Het is bijzonder belangrijk dat het geautomatiseerd medisch dossier van een patiënt bijgehouden wordt. Dit houdt in dat de artsen die de patiënt momenteel verzorgen toegang hebben tot dit dossier en dat beide partijen akkoord zijn er de nieuwe objectieve gegevens aan toe te voegen.

Duurzaamheid van de databank op internet: De bewaartijd van de medische gegevens bedraagt momenteel 30 jaar (9) na het laatste contact met de patiënt, behalve bij een bijzondere situatie. Het geautomatiseerd dossier dat bewaard wordt in een centrale databank moet minstens identiek zijn. Stelt zich dus de vraag wat er gebeurt met de ingewonnen gegevens wanneer het verzamelend organisme verdwijnt. Een burgerlijke firma kan haar eigen bestaansduur niet garanderen. Men kan niet aanvaarden dat nominatieve gegevens met een therapeutisch doel verzameld worden door firma’s die niet in staat zijn de bewaring ervan te verzorgen gedurende de wettelijke en deontologische termijn.

Aangifte van de bestanden: De Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens bepaalt de voorwaarden waaraan deze verwerkingen moeten voldoen (10). De geautomatiseerde verwerking moet aangegeven worden bij de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Deze aangifte moet ondermeer het doel bevatten waarvoor deze gegevens verzameld worden.

Medische aansprakelijkheid: het registreren door de arts van medische persoonsgegevens in een databank impliceert de aansprakelijkheid van de arts die de patiënt behandelt. Het is dus aangeraden zich te beperken tot de gedocumenteerde, gedateerde objectieve gegevens waarvan de auteur geïdentificeerd is.

Informaticastandaarden: Er moet een gemeenschappelijk kader van interoperabiliteit opgesteld worden voor de uitwisselingen en de boekhouding van de systemen. Het gaat hier om een initiatief dat afhangt van de overheid. Op die manier zal de gegevensuitwisseling tussen verschillende gebruikers mogelijk worden.

SYSTEMEN BESTEMD VOOR HET INFORMEREN VAN DE SPOEDGEVALLENDIENSTEN

Het betreft medische inlichtingen die nuttig geacht worden en die toegankelijk zijn op internet voor onbekende artsen die ertoe zouden gebracht worden dringende zorgen te verlenen aan patiënten die deel uitmaken van het systeem. De toegang gebeurt gewoonlijk door middel van een code die in het bezit is van de patiënt.

Zonder het nut ervan in bepaalde gevallen te ontkennen, moet er opgemerkt worden dat er geen enkel wetenschappelijk bewijs geleverd werd (11) van een kwaliteitsverbetering van de spoedgevallen dankzij deze methode. Alle urgentiediensten verifiëren immers altijd onmiddellijk een reeks parameters zoals de bloedgroep, de glykemie, het ecg, enz. Het informeren van de artsen, urgentisten of anderen, is daarentegen ongetwijfeld nuttig in andere spoedgevallen zoals ernstige anafylactische reacties, epilepsie … De vermelding van deze pathologie op een document dat de patiënt bij zijn identiteitspapieren bewaart voldoet goed aan deze behoefte : grotere veiligheid, gemakkelijke toegang.

Authenticiteit van de gegevens :

  1. De gegevens ingebracht door de patiënt kunnen twijfelachtig zijn. De patiënt is immers niet noodzakelijk op de hoogte van hun belang, hun relevantie, hun betekenis, hun juistheid. Het kan bijvoorbeeld vitaal zijn de grote geneesmiddelenallergieën te kennen, maar men mag zich echter niet baseren op een allergielijst gemeld door de patiënt die zou kunnen ofwel onjuiste inlichtingen ofwel teveel inlichtingen geven. Bovendien wordt er in de documentatie van de betrokken firma’s “aangeraden zich te laten helpen door zijn vertrouwde huisarts”.
  2. De medische validatie is inderdaad onontbeerlijk. Ze impliceert de aansprakelijkheid van de arts en dient gematerialiseerd te worden op de server door zijn handtekening.
  3. Indien de gegevens ingebracht worden door een arts kan zijn aansprakelijkheid geïmpliceerd worden. De arts moet minstens de zekerheid hebben dat de gegevens niet konden of niet kunnen gewijzigd worden. Hij dient zich te beperken tot de gedocumenteerde objectieve gegevens en zich te identificeren.
  4. Het probleem van het permanent actualiseren van de gegevens is niet opgelost wanneer de patiënt er verantwoordelijk voor is. Dit zou mogelijk zijn indien deze taak ten laste zou vallen van de arts die het aanvaard heeft.

Vertrouwelijkheid van de gegevens: de bescherming van de geïdentificeerde persoonsgegevens moet gewaarborgd worden wanneer ze op internet circuleren (codering en gecertificeerde handtekening) en ook wanneer ze op de server van de databank voorkomen : bescherming tegen niet toegestane toegang, tegen hackers, tegen elke niet toegestane wijziging, maar ook tegen de schending van het privé leven van de patiënt door de verantwoordelijke firma zelf.
Een eenvoudige toegangscode is een onvoldoende bescherming. Bovendien zou de patiënt, indien hij de codehouder is, verplicht kunnen worden, onder morele dwang of bij gebrek aan informatie, de inhoud van zijn dossier vrij te geven voor een niet-therapeutisch doeleinde.

Medische aansprakelijkheid van de gebruiker van de gegevens: De arts die ertoe zal gebracht worden deze gegevens te gebruiken wanneer hij zorgen verstrekt, impliceert op gevaarlijke wijze zijn aansprakelijkheid indien hij zijn therapeutisch gedrag baseert op gegevens die niet gevalideerd werden. Vandaar de noodzaak van veiligheid, authenticiteit en vertrouwelijkheid.
De problemen verbonden met de duurzaamheid van de databank en met de aangifte van de bestanden zijn eveneens van toepassing op deze systemen.

SYSTEMEN VOOR OVERDRACHT VAN VERTROUWELIJKE GEGEVENS TUSSEN ARTSEN

Medische documenten worden meer en meer onder digitale vorm verstuurd. Deze werkwijze is geleidelijk aan bezig de klassieke postuitwisseling te vervangen. Er werd geregeld de aandacht gevestigd op de onveiligheid van de uitwisseling via elektronische weg. Verscheidene aanbevelingen van de Nationale Raad zijn gewijd aan de voorwaarden vereist om de veiligheid van dit soort transmissie te waarborgen (12)(13).
De elektronische communicatie van documenten tussen artsen kan rechtstreeks gebeuren of door tussenkomst van een mailprovider (elektronische brievenbus). In beide gevallen dienen de veiligheidsregels gerespecteerd te worden. De cryptografie en de gecertificeerde elektronische handtekening staan hierbij op de eerste plaats.
De encryptie moet asymmetrisch zijn en een beroep doen op beproefde algoritmes; de encryptiesleutel moet voldoende lang zijn. Bij hun gebruik dient het programma alle maatregelen te bevatten nodig voor de bescherming van de private sleutel.
De elektronische handtekening van de arts moet gecertificeerd worden in overeenstemming met de wettelijke bepalingen (14)(15). Deze handtekening moet, wanneer ze op een gedigitaliseerd document geplaatst wordt, de identiteit en de hoedanigheid van de arts legaliseren, net zoals zijn manuele handtekening op papier. Ze biedt het bijkomend voordeel de integriteit van het ondertekende document te certificeren. Momenteel en ondanks de aanbevelingen en wetgevingen, leveren de commerciële systemen van elektronische brievenbus geen gecertificeerde handtekening in overeenstemming met de wetgeving en laten ze niet toe medische documenten te versturen buiten hun eigen klantenkring. De gegevensuitwisseling is dus op het terrein zeer beperkt bij gebrek aan interoperabiliteit. Dit brengt een strenge beperking mee in de elektronische verspreiding van de medische post en vormt een ernstige hinderpaal voor de uitbreiding en de wereldwijde verbreiding van deze dienst. Bovendien kan het gebruik van onmiskenbaar ontoereikende systemen ter identificatie van de artsen leiden tot veiligheidsgebreken.

De aanbevelingen van de Nationale Raad (16) blijven momenteel van toepassing :

  1. Alleen een arts, natuurlijke persoon, mag medische gegevens gedekt door het beroepsgeheim van de arts doorgeven en ontvangen. Binnen een instelling mag de arts die medische gegevens doorgeeft of ontvangt dit enkel doen in zijn naam. Het is dus de persoonlijke handtekening van de arts verantwoordelijke afzender die, zoals op een papieren document, de inhoud van het verstuurde document moet valideren en certificeren.
  2. De codering door een systeem met dubbele sleutel, ook nog asymmetrisch wiskundig systeem genoemd, geeft voldoende veiligheid.
  3. De arts maakt zelf de sleutels aan op zijn persoonlijke computer met een programma verkregen bij een onafhankelijke provider.
  4. Teneinde de elektronische handtekening te legaliseren dient de publieke sleutel van de handtekening gecertificeerd te worden door een certificatiedienstverlener die gekwalificeerde certificaten aflevert en die onafhankelijk is van de mailserver.
  5. De toegang tot de geheime sleutel is definitief beperkt tot de eigenaar ervan.
  6. Het gebruikte algoritme moet gekend en voldoende lang zijn zowel wat betreft het symmetrische als wat betreft het asymmetrische deel.
  7. De codering en de decodering van de gegevens gebeuren respectievelijk in de computer van de afzender en van de bestemmeling. Deze operaties mogen in geen geval uitgevoerd worden in een tussenliggende computer gewijd aan of verbonden met de elektronische brievenbus.

De Nationale Raad heeft een infrastructuur van publieke sleutels opgezet die aan elke ingeschreven arts toelaat een gecertificeerde sleutel te bekomen in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. Hij beveelt het gebruik ervan aan bij de uitwisseling van medische gegevens via elektronische weg. Elke arts wordt uitgenodigd contact op te nemen met zijn provinciale raad om de aanmaakprocedure van zijn digitale identificatie gecertificeerd door de Orde van geneesheren op te starten en zijn telematische dienst te vragen deze identificatie te gebruiken.

SERVERS VAN MEDISCHE DATABANKEN

Naargelang het geval kunnen de gegevens bewaard worden op de schijf van een individuele computer, binnen een centraal archiefsysteem in de verzorgingsinstellingen of binnen een gecentraliseerde server bestemd voor distributie van diensten.
In elk geval dienen er betrouwbare beveiligingsmaatregelen toegepast te worden. Ze betreffen zowel de fysieke bescherming van de installaties als de bescherming tegen de incidentele vernietiging van gegevens of tegen niet toegestane toegang tot de gestockeerde gegevens. De duurzaamheid van de databank dient eveneens gewaarborgd te worden.
Het belang van de toegangscontrolemaatregelen is evenredig met het aantal en de verschillende kwalificaties van de personen die toegang kunnen hebben. Hetzelfde geldt voor de beschermingsmaatregelen.

(1) La commercialisation des informations médicales est-elle “déontologiquement correcte”? Nationale Raad van de Orde van geneesheren, Frankrijk, 29-30 juni 2000.
(2) Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
(3) Koninklijk besluit ter uitvoering van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. 13 februari 2001.
(4) Commission Nationale Informatique et Liberté. Frankrijk.
(5) Aanbevelingen betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid bij de transmissie van medische persoonsgegevens via internet (17 februari 2001). Tijdschrift Nationale Raad nr. 92, juni 2001, p. 4.
(6) Hanka, R., Buchan, I.E. : Security measures in open communication systems. hanka@medschl.cam.ac.uk
(7) CEN/TC 251/Wi 6.10: Framework fo Security of Health Care Communication.
(8) Toegangsrecht tot het dossier, Geautomatiseerd globaal medisch dossier (12 december 1998). Tijdschrift Nationale Raad nr. 84, juni 1999, p. 14.
(9) Code van geneeskundige plichtenleer, art. 46.
(10) Zie hierover het advies van de Nationale Raad van 18 januari 1997, Tijdschrift Nationale Raad nr. 75, maart 1997, p. 32.
(11) Commissie Telematica van het ministerie van Volksgezondheid, 12 november 2001.
(12) Elektronische post (22 februari 1995), Tijdschrift Nationale Raad nr. 69, september 1995, p. 13.
(13) Aanbevelingen betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid bij de transmissie van medische persoonsgegevens via internet (17 februari 2001), Tijdschrift Nationale Raad nr. 92, juni 2001, p. 4.
(14) Richtlijn 1999/93/EG van het Europese Parlement en van de Raad, van 3 december 1999, over een gemeenschappelijk kader voor de elektronische handtekeningen.
(15) Wet betreffende de activiteit van certificatiedienstverlener met het oog op het gebruik van elektronische handtekeningen. 14 juni 2001.
(16) Aanbevelingen betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid bij de transmissie van medische persoonsgegevens via internet (17 februari 2001), Tijdschrift Nationale Raad nr. 92, juni 2001, p. 4.

Hoofdarts25/05/2002 Documentcode: a097007
Medische permanentie in de intensieve zorg

Op 11 oktober 2001 drukte de Nationale Raad zijn bezorgdheid uit met betrekking tot het Koninklijk besluit van 27 april 1998 (Belgisch Staatsblad van 19 juni 1998) dat de normen vastlegt inzake de medische permanentie in de intensieve zorg (zie Tijdschrift Nationale Raad nr. 94, december 2001, p. 6-7).
Op 18 december 2001 antwoordde mevrouw M. AELVOET, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, als volgt :

"Ik heb uw brief dd. 11 oktober 2001 in goede orde ontvangen en met grote belangstelling gelezen.

Uw verzoek betrof de herziening van artikel 14 van het KB van 27 april 1998 betreffende de erkenningsnormen voor functies intensieve zorg. Volgens u kunnen de punten 1, 2 en 3 van voornoemd artikel niet in overeenstemming worden gebracht met punt 5 van datzelfde artikel.
In uw brief stelde u voor het punt vijf te schrappen. Op die manier kan de medische permanentie in een functie intensieve zorg enkel worden verzekerd door geneesheren-specialisten in de inwendige geneeskunde, heelkunde, of anesthesie-reanimatie (of in bijzondere gevallen door een geneesheer-specialist in de pediatrie : art. 14, punt 4) voor zover zij bovendien houder zijn van een bijzondere beroepstitel in de intensieve zorg.

De ratio legis van artikel 14 is logisch en rechtvaardigt het onderscheid tussen enerzijds specialisten met een bijzondere beroepstitel in de intensieve zorg, en anderzijds specialisten die die titel niet hebben.

Het artikel heeft tot doel de medische permanentie te verzekeren in functies intensieve zorg. Vandaar dat zij een voldoende ruim aantal artsen de gelegenheid geeft om die permanentie waar te nemen.

Wanneer de wetgever enkel de geneesheren-specialisten met bijzondere titel in de intensieve zorg hiertoe de mogelijkheid zou laten, is het niet ondenkbaar dat hij niet in zijn opzet zal slagen. Zulke geneesheren zijn immers schaars en worden in eerste instantie ingezet om de rol van geneesheer-diensthoofd van een functie intensieve zorg te vervullen (cfr. art. 13 van hetzelfde KB).

Het is met andere woorden uit vrees dat geen permanentie kan worden gewaarborgd dat ook geneesheren-specialisten zonder bijzondere beroepstitel in de intensieve zorg in dit verband de verantwoordelijkheid kunnen opnemen.

De wetgever heeft geen monopoliepositie willen toekennen aan titularissen van een bijzondere beroepstitel intensieve zorg. Niettemin heeft hij hen expliciet in artikel 14 vernoemd als zijnde bevoegd om de permanentie waar te nemen. Vermoedelijk is dit gebeurd omwille van psychologische beweegredenen en kan men het de beheerder niet kwalijk nemen dat hij een specialist met bijzondere beroepstitel zal verkiezen boven een die de titel niet heeft, wanneer hij de vrije keuze heeft.

Met artikel 14 heeft de wetgever enkel minimumeisen willen vaststellen en een zo ruim mogelijke keuzevrijheid willen laten zodat de medische permanentie in een functie intensieve zorg op een degelijke wijze kan worden georganiseerd.
Gelet op het gebrek aan intensivisten, zou dit laatste niet kunnen worden gerealiseerd wanneer enkel zij de permanentie kunnen waarborgen.

Voorts beweert u dat art. 21 van het KB van 27 april 1998, dat de permanente bijscholing van het personeel voorschrijft, enkel van toepassing zou zijn op het verpleegkundig personeel.

Met bijscholing bedoelt men het op de hoogte blijven van nieuwe evoluties en technieken binnen de sector teneinde de kwaliteit van de prestaties of van de dienst of functie in het algemeen, te verbeteren.
Er bestaat geen enkele reden (noch rechtstreeks, noch af te leiden uit de ratio legis) om aan te nemen dat de wetgever in artikel 21 enkel het verpleegkundig personeel viseert. Zodoende is eenieder, tewerkgesteld in een functie intensieve zorg, aan deze verplichting onderworpen.

Ik hoop oprecht dat ik u wat meer inzicht heb bijgebracht met betrekking tot de hierboven besproken artikels en pleit voor het behoud van de huidige wetgeving.

Informatica16/03/2002 Documentcode: a096007
Door de patiënt bij te houden elektronische medische kaart

Een provinciale raad stuurt een adviesaanvraag door van een arts inzake een project betreffende een door de patiënt bij te houden elektronische medische kaart (E.M.K.) met het minimaal medisch dossier (M.M.D.), waarvan de samenstelling en het beheer is voorbehouden aan een door de patiënt gekozen arts die er de verantwoordelijkheid voor draagt.

Advies van de Nationale Raad :

Het spreekt vanzelf dat het invoeren van de medische informatie door de patiënt zelf de exactheid van deze laatste niet kan waarborgen. Het invoeren van de gegevens door de behandelend arts brengt zijn verantwoordelijkheid met zich. Zijn identiteit moet dus bekend zijn en de datum waarop de gegevens ingevoerd zijn moet worden vermeld. Hij moet de zekerheid hebben dat de gegevens authentiek zijn.

De authenticiteit van de gegevens, m.a.w. de zekerheid dat de voorgelegde gegevens wel degelijk die van de patiënt zijn evenals de zekerheid dat ze later niet gewijzigd werden, moet gewaarborgd worden, zowel ten overstaan van de artsen die de gegevens invoeren als van diegenen die ze gebruiken.

De waarborgen inzake exactheid en authenticiteit vloeien voort uit het feit dat een beroep wordt gedaan op universeel toegestane methoden : encryptie en digitale medische handtekening, beveiliging van de server. Beveiliging tegen ongeoorloofde toegang via een paswoord is duidelijk ontoereikend en wordt momenteel niet langer aanvaard. Het gebruik van een code biedt inderdaad geen enkele waarborg inzake veiligheid en de bescherming kan alleen maar bedrieglijk zijn. De bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt helemaal niet gewaarborgd.

Hoewel het beschreven systeem toegepast kan worden in het kader van de werkzaamheden van een individuele arts en voor een individueel medisch cliënteel, kan het om de bovenvermelde redenen niet uitgebreid worden tot bevolkings- en artsengroepen zonder een beroep te doen op de beveiligingstechnieken die in het breed uiteengezet werden door de Raad.

De Raad van de Orde wordt erbij betrokken vanaf het ogenblik dat de artsen verzocht worden de gegevens van de kaart in te vullen en ze te gebruiken voor de behandeling van de patiënt. Daarom richten wij dit advies aan het artsenkorps.

Hoofdarts29/09/2001 Documentcode: a094005
Medische permanentie in de intensieve zorg

Op 18 november 2000 bracht de Nationale Raad een advies uit over medische permanentie in de intensieve zorg (Tijdschrift Nationale Raad nr. 91, maart 2001, p. 7).
Terzelfder tijd stuurde de Nationale Raad zijn opmerkingen over het KB van 27 april 1998 dat de normen terzake vastlegt naar mevrouw M. AELVOET, minister van Consumentenzaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
Op 23 mei 2001 antwoordde minister M. AELVOET als volgt :

"Wij hebben kennis genomen van uw brieven dd. 23 november 2000 en 26 april 2001 betreffende de ziekenhuiswacht in de intensieve zorg, waarin u uw bezorgdheid uit over het feit dat artsen die niet over de vereiste bekwaamheid beschikken aan de wachtrol deelnemen en over het probleem dat een beheerder bepaalde specialisten kan verplichten om wachtdiensten te vervullen in de intensieve zorg terwijl ze hiervoor niet bekwaam zijn.

Als antwoord verwijzen wij naar het koninklijk besluit van 27 april 1998 (B.S. van 19 juni 1998) waarbij een aantal bepalingen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, van toepassing zijn op de functie voor intensieve zorg en meer bepaald op de organisatie van de medische permanentie in de intensieve zorg :

  1. De intensieve zorg wordt beschouwd als een functie van een ziekenhuis zoals bedoeld in artikel 76bis, ingevoegd door de wet van 30 december 1988 in de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987.

  2. Art. 13 ...
    Het medisch team bestaat, naast de geneesheer-diensthoofd, uit erkende geneesheren-specialisten in de heelkunde, inwendige geneeskunde, anesthesie-reanimatie of in één van de daartoe behorende subspecialismen, of in specifieke omstandigheden in de pediatrie, die houder zijn van de bijzondere beroepstitel in de intensieve zorg. Er dient naar gestreefd te worden dat alle voormelde disciplines vertegenwoordigd zijn binnen het medisch team.

  3. Art. 14.
    De medische permanentie in de functie wordt waargenomen door minstens één geneesheer die exclusief verbonden is aan het ziekenhuis waarvan de functie deel uitmaakt en die één van de volgende kwalificaties bezit :
    [1° ....]
    5° een geneesheer-specialist in de inwendige geneeskunde, de heelkunde, de anestesie-reanimatie of in een subspecialisme, of, voor specifieke gevallen een geneesheer-specialist in de pediatrie;

  4. Art. 15 ....
    De artsen die aan de medische permanentie deelnemen mogen niet langer dan 24 uur na elkaar dienst hebben.

  5. Art. 21 ....
    De geneesheer-diensthoofd, het verpleegkundig middenkader en de hoofdverpleegkundige staan gezamenlijk in voor de permanente bijscholing van het personeel."

Wij hopen dat de verwijzing naar die wettelijke voorschriften u een duidelijk antwoord geeft op uw vragen betreffende de overeenstemming tussen deontologische normen, bekwaamheidsnormen en de van kracht zijnde wetsbepalingen."

Aangezien dit antwoord niet tegemoetkomt aan de bekommernissen van de betrokken artsen beslist de Nationale Raad de minister opnieuw aan te schrijven.

Tweede brief van de Nationale Raad aan minister M. AELVOET :

De Nationale Raad staat erop u zijn bezorgdheid uit te drukken aangezien hij meent dat aan zijn voornaamste bekommernis niet werd tegemoetgekomen.

Overeenkomstig de punten 1, 2 en 3 van artikel 14 vloeit de bekwaamheid van de geneesheren-specialisten in de inwendige geneeskunde, de heelkunde, de anesthesie-reanimatie of in een subspecialisme voort uit de cumulatie van hun specialisme met een bijzondere beroepstitel in de intensieve zorg. Maar in functie van punt 5 van hetzelfde artikel zijn deze specialisten die deze bijzondere titel niet bezitten eveneens bekwaam om deze medische permanentie te verzekeren.

Kan de wens van een kwaliteitsgeneeskunde vervuld worden door wettelijk toe te laten dat artsen die de bekwaamheid ervoor niet bezitten verplicht worden hooggespecialiseerde handelingen te verrichten waarvoor zij aansprakelijk kunnen worden gesteld ?

Artikel 21 van hetzelfde besluit voorziet in een permanente bijscholing van het personeel door de geneesheer-diensthoofd, het verpleegkundig middenkader en de hoofdverpleegkundige. Deze bepaling is volgens ons van toepassing op het verpleegkundig personeel en kan de onbekwaamheid van de bij punt 5 van artikel 14 bedoelde specialisten niet opvullen.

Zou het bijgevolg niet gepast zijn dit punt 5 te schrappen waarvan de praktische toepassing op het terrein de patiënten kan blootstellen aan medische fouten door de onbekwaamheid van de zorgverstrekker die soms onder een betreurenswaardige druk staat van de beheerder die zich baseert op de letterlijke toepassing van het besluit ?

Wij zouden het ten zeerste op prijs stellen indien u deze kwestie zou willen herbekijken.

De Nationale Raad licht het artsensyndicaat dat het probleem voorlegde in over deze stand van zaken.