keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Wachtdiensten27/04/2019 Documentcode: a165007
Regelgeving omtrent een maximale arbeidsduur - Maximale duur

De nationale raad heeft op 27 april 2019 de regelgeving omtrent de maximale arbeidsduur onderzocht.

1°/ de wet van 12 december 2010 legt de arbeidsduur vast van de artsen, de kandidaat-artsen in opleiding en de studenten-stagiairs.

Deze wet is van toepassing op de artsen die werken in het kader van een arbeidsovereenkomst of in een statutair verband, behoudens enkele uitzonderingen(1).

Ze geldt ook voor de kandidaten die houder zijn van het diploma van Master in de geneeskunde, die in opleiding zijn met het oog op het zich zien toekennen van de erkenning voor een van de titels bedoeld in de artikelen 1, 2 en 2bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, en die gezondheidszorgprestaties verrichten in het kader van hun opleiding.

Ze bepaalt dat de duur van elke werkperiode nooit 24 uren mag overschrijden, behoudens in geval van arbeid die door een onvoorziene noodzakelijkheid wordt vereist of om het hoofd te bieden aan een voorgekomen of dreigend ongeval (artikel 5, §2, en 7, §1, van voornoemde wet van 12 december 2010).

Elke arbeidsprestatie waarvan de duur tussen 12 uren en 24 uren bedraagt moet worden gevolgd door een periode van minimum rust van 12 opeenvolgende uren (artikel 5, §2, en 7, §1, van voornoemde wet van 12 december 2010).

Voor de kandidaten in opleiding worden de uren wetenschappelijk werk die verplicht zijn in het kader van de academische vorming meegeteld als arbeidstijd ten belope van maximum 4 uren per week waarvan 2 uren op de werkplek (artikel 5, §4 van voornoemde wet van 12 december 2010).

De bijkomende arbeidstijd bovenop de wekelijkse maximale arbeidsduur, onder meer om de wachtdienst te verzekeren, mag geen overschrijding van de maximale duur van een arbeidsprestatie (24 uur) teweegbrengen (artikel 7, §1, van voornoemde wet van 12 december 2010).

Op deontologisch gebied hebben de artsen die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de diensten en van de wachtdiensten alsook de stagemeesters de plicht ervoor te zorgen dat deze wetgeving, die de Richtlijn 2003/88/EG van 4 november 2003 omzet(2) en de wet Colla van 1999(3) vervangt, toegepast wordt naar de geest en de letter.

2°/ De meerderheid van de artsen oefenen hun beroep uit als zelfstandige.

De nationale raad heeft geen eenduidige regels bepaald betreffende de arbeidstijd of de maximale duur van een prestatie omdat hij van mening is dat deze kwestie onder de individuele verantwoordelijkheid valt.

De organisatie van de arbeidstijd moet voldoen aan de vereisten inzake de zorgkwaliteit, de patiëntveiligheid en het welzijn van de arts zelf, die beschreven in de code van medische deontologie 2018 in hoofdstuk 1 Professionaliteit.



(1) Met uitzondering van :

- de personen tewerkgesteld door het Rijk, de provinciën, de gemeenten, de openbare instellingen die er onder ressorteren en de instellingen van openbaar nut, behoudens indien zij tewerkgesteld zijn door instellingen die geneeskundige, profylactische of hygiënische verzorging verlenen;

- het militair personeel;

- de personen die een leidinggevende functie uitoefenen.

(2) Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, wat betreft de artsen, de tandartsen, de dierenartsen, kandidaat-artsen in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen

(3) Ministerieel besluit van 30 april 1999 tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten,


Contracten08/04/2017 Documentcode: a157004
Standaard opleidingsovereenkomst tussen de huisarts in opleiding en de praktijkopleider

De nationale raad van de Orde der artsen heeft de standaard opleidingsovereenkomst tussen de huisarts in opleiding en de praktijkopleider, onderzocht.

Advies van de nationale raad :

De heer Guy Gielis
Kapucijnenvoer 33

3000 Leuven

In het antwoord verwijzen naar
Ons kenmerk : 108246/EF/EDB/fd/CNR 124 08
Geachte heer Gielis,
De nationale raad van de Orde der artsen heeft in de vergadering van 8 april 2017 uw e-mail van 1 februari 2017, met als bijlage de standaard opleidingsovereenkomst tussen de huisarts in opleiding en de praktijkopleider, besproken.
De nationale raad van de Orde der artsen adviseert om in de standaard opleidingsovereenkomst de niet-concurrentieclausule te schrappen, en dit met het oog op de bescherming van de huisarts in opleiding. De nationale raad verwijst hiervoor naar het advies "Standaardopleidingsovereenkomsten voor de huisartsen in opleiding" van 19 maart 2016.
De nationale raad erkent dat specifieke omstandigheden zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van een groot aantal huisartsen in een bepaald geografisch gebied, een niet-concurrentieclausule in een opleidingsovereenkomst kunnen verantwoorden. Deze clausule dient beperkt te zijn in tijd, ruimte en aard van de activiteiten. In geval van een conflict komt het aan de rechter toe om deze aspecten te beoordelen en de clausule nietig te verklaren, indien hij deze te ruim acht. Het is de rechter eveneens toegestaan een dergelijk niet-concurrentiebeding te matigen indien uitdrukkelijk een matigingsbeding in de overeenkomst is opgenomen (1).

Hoogachtend,
voor de Nationale Raad,
E. FORRIER
Plaatsvervangend voorzitter.

1. Cass. 23 januari 2015, AR C.13.0579.N.

Huisarts19/03/2016 Documentcode: a152007
Standaardopleidingsovereenkomsten voor de huisartsen in opleiding

De Nationale Raad onderzocht een generieke omschrijving van de ruimtelijke afbakening in de niet-concurrentieclausule die in de standaard-opleidingsovereenkomst voor HAIO's wordt opgenomen.

Advies van de nationale raad :

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 19 maart 2016 uw brief van 16 oktober 2015 besproken waarin u vraagt naar een generieke omschrijving van de ruimtelijke afbakening in de niet-concurrentieclausule die in de standaard-opleidingsovereenkomst voor HAIO's wordt opgenomen.

Een niet-concurrentieclausule dient overeenkomstig de geldende rechtspraak expliciet beperkt te zijn in tijd en ruimte. Deze dient gematigd te zijn, degelijk omschreven en individueel aangepast. Hierbij worden o.m. de specialisatie van de arts, alsook de locatie in rekening gebracht. Het is niet mogelijk om op generieke wijze deze beperking in tijd en ruimte vast te leggen. De nationale raad wijst er bovendien op dat het niet onder de bevoegdheid van de provinciale raden valt om de juridische geldigheid van de niet-concurrentieclausule te beoordelen wat betreft de beperking in tijd en ruimte. De rechtbank heeft de vrije beoordeling over de clausule en kan deze nietig verklaren als zij deze te ruim acht.

Op deontologisch vlak verwijst de nationale raad naar het artikel 157 van de Code van geneeskundige plichtenleer dat stelt "Behoudens schriftelijk akkoord tussen de belanghebbenden, mag een arts die bij een collega als student of tijdens zijn opleiding als specialist een stage heeft volbracht, zich niet komen vestigen in omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven tot het onttrekken van patiënten van die collega." Het komt de provinciale raad toe ieder specifiek geval afzonderlijk te beoordelen. Een generieke beoordeling is wederom niet mogelijk.

De provinciale raad dient in zijn beoordeling en adviesverlening in het bijzonder oog te hebben voor het onevenwicht in de relatie tussen een arts in opleiding en de opleidende arts. Desgevallend treedt de provinciale raad bemiddelend op om de belangen van de arts in opleiding te vrijwaren.

De nationale raad adviseert u de niet-concurrentieclause uit de standaard opleidingsovereenkomsten voor HAIO's te schrappen.

De partijen hebben evenwel de vrijheid, rekening houdend met de bovenstaande aanbevelingen, een dergelijke bepaling op te nemen in een afzonderlijke overeenkomst die voorafgaandelijk aan de bevoegde provinciale raad dient te worden voorgelegd.

Hoofdarts23/10/2010 Documentcode: a131016
De al dan niet verenigbaarheid tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester

De Nationale Raad wordt om advies verzocht betreffende de toepasbaarheid van zijn advies van 19 december 2009 aangaande de onverenigbaarheid tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester, op de hoofdarts van een psychiatrisch ziekenhuis.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 23 oktober 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw vraag onderzocht in verband met de toepassing van zijn advies van 19 december 2009 aangaande de onverenigbaarheid van de functie van hoofdarts met deze van stagemeester (TNR nr. 128), op de hoofdarts van een psychiatrisch ziekenhuis.

De Nationale Raad deelt u mee dat zijn advies van 19 december 2009 betreffende de al dan niet verenigbaarheid tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester geldt voor alle ziekenhuizen, daarin begrepen een psychiatrisch ziekenhuis.

De taken van de hoofdarts zijn dezelfde in om het even welk ziekenhuis waar hij zijn functie uitoefent.

Zoals benadrukt in zijn advies van 5 juni 2010 (TNR nr. 130) is het de bedoeling van het uitgebrachte advies te wijzen op de wettelijke en deontologische verplichtingen van de stagemeester om een adequate opleiding aan zijn toegewezen arts-specialist in opleiding (ASO) te waarborgen. Deze opleidingsopdracht komt in het gedrang wanneer de stagemeester ook de omvangrijke, wettelijk bepaalde taak van hoofdarts heeft te vervullen. Het hoeft geen betoog dat de ASO niet de plaatsvervanger kan zijn van zijn stagemeester wanneer deze de taak van hoofdarts waarneemt.

Hoofdarts05/06/2010 Documentcode: a130020
De al dan niet verenigbaarheid tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester

Een provinciale raad maakt de opmerking dat in kleinere ziekenhuizen de onverenigbaarheid tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester moeilijk houdbaar is, zoals vooropgesteld in het advies van de Nationale Raad d.d. 19 december 2009.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 5 juni 2010 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw opmerkingen betreffende het advies van 19 december 2009 waarin wordt gesteld dat er een onverenigbaarheid bestaat van de functie van hoofdarts met deze van stagemeester.

Het is evident dat een arts, en dus evenzeer een hoofdarts, die geen klinische activiteit uitoefent in het ziekenhuis, wettelijk de functie van stagemeester niet kan waarnemen.

U stelt terecht dat het probleem van cumulatie van de functies van hoofdarts en stagemeester zich voornamelijk stelt in de kleinere ziekenhuisinstellingen waar de hoofdarts ook partieel een klinische activiteit heeft.

De bedoeling van het uitgebrachte advies is te wijzen op de wettelijke en deontologische verplichtingen van de stagemeester om een adequate opleiding aan zijn toegewezen arts-specialist in opleiding (ASO) te waarborgen. Deze opleidingsopdracht komt in het gedrang wanneer de stagemeester ook de omvangrijke, wettelijk bepaalde taak van hoofdarts te vervullen heeft. Het hoeft geen betoog dat de ASO niet de plaatsvervanger kan zijn van zijn stagemeester wanneer deze de taak van hoofdarts waarneemt.

De Nationale Raad verwijst naar de motivatie van zijn uitgebracht advies en handhaaft zijn standpunt.

Huisarts27/03/2010 Documentcode: a129032
Goedkeuring van contract tussen stagemeester en HAIO – Bevoegdheid van de provinciale raad

Een provinciale raad vraagt of hij een samenwerkingsovereenkomst kan goedkeuren tussen een stagemeester huisartsgeneeskunde die ingeschreven is in een Franstalige raad en een assistent in opleiding die ingeschreven is in de vzw van een Vlaamse universiteit waar hij zijn studies deed en doet.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 27 maart 2010 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brieven van 27 augustus en 4 september 2009.

Het betreft twee artsen die ingeschreven zijn op de Lijst van de Orde van de Provinciale Raad van Henegouwen, een stagemeester en een HAIO. De HAIO deed en doet zijn studies en is ingeschreven aan een Vlaamse Universiteit en wenst zijn HAIO-opleiding nu te vervullen in Henegouwen.

De vraag is meervoudig :

- Kan de Provinciale Raad van Henegouwen zijn goedkeuring geven aan een in het Nederlands opgesteld contract waarbij de twee collega's ingeschreven zijn bij deze provinciale raad, doch waarbij de HAIO een overeenkomst heeft met de VZW SUI van het ICHO in Vlaanderen, vermits hij studeert en ingeschreven is aan een Vlaamse universiteit en zijn opleidingsstage als HAIO wil doen in de provincie Henegouwen?

- Beide artsen zijn ingeschreven op de Lijst van de Orde van dezelfde Provinciale Raad van Henegouwen en is het de bevoegdheid van de raad van de Orde waar de artsen zijn ingeschreven om het contract of de overeenkomst te viseren.

- De vraag of dit niet ten nadele is van de Vlaamse VZW en de Franstalige VZW hieruit geen voordeel zal halen, dient negatief te worden beantwoord vermits de student HAIO een overeenkomst heeft met de Vlaamse VZW SUI en ingeschreven blijft aan een Vlaamse universiteit, en dus een vergoeding zal krijgen vanuit deze Vlaamse VZW SUI die dan ook de subsidies hiervoor zal ontvangen.

- de Provinciale Raad van Henegouwen kan deze overeenkomst ter goedkeuring nazien.

Huisarts27/03/2010 Documentcode: a129031
Huisarts in opleiding (HAIO) – Huishoudelijk Reglement van de VZW SUI

In zijn vergadering van 27 maart 2010 beëindigde de Nationale Raad van de Orde der geneesheren zijn bespreking van de nieuwe overeenkomsten die werden voorgelegd betreffende het Nieuwe Statuut Sui Generis waarin de HAIO, de praktijkopleiders en de VZW SUI voortaan zullen samenwerken, na een rondvraag omtrent eventuele bemerkingen bij de diverse provinciale raden van de Orde.

De Nationale Raad heeft hierop volgende aanmerkingen.

Betreffende het "Huishoudelijk Reglement van de VZW SUI worden volgende opmerkingen geformuleerd:
- in I. Algemeen 1., 2°alinea bijvoegen na VZW SUI: "en de Orde der geneesheren".
- In I. Algemeen 3. toevoegen aan de lijst:
 Code van geneeskundige plichtenleer
 KB 78 en 79 van 10 november 1967.
- In IX., 5. Praktijkvestiging:
 de eerste zin vervangen door:"
"na de beëindiging van de stageperiode als huisarts in opleiding mag de HAIO zich niet vestigen als huisarts in omstandigheden die aanleiding zouden kunnen geven tot het onttrekken van patiënten aan de vorige praktijkopleider, behoudens schriftelijk akkoord van deze laatste. De provinciale raden kunnen hieromtrent eigen regels hanteren omtrent periode en afstand, die kunnen verschillen van provincie tot provincie en waarbij rekening wordt gehouden met de eigen regionale verschillen.
 In de 2° paragraaf : laatste zin schrappen vanaf: "De provinciale raden hanteren ...tot.... rechtbank."

Betreffende de "Overeenkomst VZW SUI en Praktijkopleider."
Art. 6. toevoegen: "Voor alles wat de privacy en het medische beroepsgeheim aanbelangt dient deze gemandateerde beroep te doen op een geneesheer".

Betreffende de "Overeenkomst Praktijkopleider en HAIO."
Art. 3. : toevoegen : "De voltijdse werkzaamheid mag geen aanleiding geven tot misbruik, noch van de HAIO, noch van de praktijkopleider."

Art. 5. : toevoegen : "behoudens overmacht".

Art. 6. : toevoegen
- "Problemen van deontologische aard behoren tot de exclusieve bevoegdheid van de provinciale raad van de Orde der geneesheren"

En in de tweede alinea:
- bij " beslissing" : best hierbij een termijn bepalen
- bij " Schorsing of veroordeling" : best de sanctie vermelden.

Art. 8. : de woorden : "aangewezen " vervangen door "verplicht" en "kan terugvallen" vervangen door "terugvalt"
In de cursief gedrukte slotzinnen : toevoegen bij laatste zin : "een exemplaar, samen met het werk en opleidingsplan...".

Tot slot :
De Nationale Raad is van oordeel dat de standaardovereenkomsten niet in globo kunnen worden goedgekeurd gelet op de mogelijkheid dat de praktijkopleider en de HAIO bijkomende clausules kunnen inlassen waarvan de provinciale raad aldus geen kennis neemt.

Bijgevolg blijft de Nationale Raad bij zijn standpunt dat elke individuele overeenkomst voorafgaandelijk dient voorgelegd te worden aan de bevoegde provinciale raad.

Hoofdarts19/12/2009 Documentcode: a128004
De al dan niet verenigbaarheid tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester

De commissie ‘Ziekenhuisgeneeskunde' van de Nationale Raad van de Orde van geneesheren stelde in april 2008 een leidraad op over "Taken van de hoofdarts - Deontologische richtlijnen".
Deze leidraad is gebaseerd op de ter zake geldende wetgeving, de Code van geneeskundige plichtenleer en vroeger uitgebrachte adviezen.
Tijdens het opstellen van deze leidraad kwamen nog een aantal vragen aan bod.
Eén van deze vragen was of er een onverenigbaarheid is tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren besprak in zijn vergadering van 19 december 2009 de al dan niet verenigbaarheid tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester.

De Nationale Raad is van oordeel dat er wettelijk en deontologisch voldoende argumenten kunnen worden aangehaald om de onverenigbaarheid tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester te staven.

Het stagemeesterschap is onderworpen aan een reeks wettelijke bepalingen.

Relevant is het ministerieel besluit van 30 april 1999, tot vaststelling van de algemene criteria voor de erkenning van geneesheren-specialisten, stagemeesters en stagediensten waarvan de artt. 5.3 en 5.6 luiden als volgt :
art. 5.3 :
" De stagemeester is ertoe gehouden zijn klinische activiteit tijdens de ganse duur van zijn erkenning uit te oefenen, voltijds en uitsluitend in zijn stagedienst. Onder voltijds moet worden verstaan 40 uren per week, te presteren tijdens de normale werkuren. Hij mag geen patiënten op zijn naam hospitaliseren in een andere dienst dan zijn erkende stagedienst; "

art. 5.6 :
" De stagemeester verbindt zich ertoe voldoende tijd te besteden aan de vorming van de geneesheer kandidaat-specialist. Door frequent persoonlijk contact leert hij de kandidaat kritisch redeneren en oordelen. Hij zal hem voorlichten omtrent de gewenste houding tegenover de patiënten, hun familie, de confraters-geneesheren, de andere medewerkers, het verplegend en administratief personeel, de openbare besturen en het publiek; "

In vorige adviezen heeft de Nationale Raad reeds de deontologische richtlijnen i.v.m. de medische opleiding bepaald.

In zijn advies van 22 augustus 1998 stelt de Nationale Raad :
" In de brede context van de medisch-klinische opleiding dienen zowel kennis als vaardigheden in hun totaliteit en op een inspirerende en begeesterende manier te worden overgedragen, waarbij alle aspecten van de opleiding aan bod komen, en gedurende de volledige duur van de opleiding en in een geest van toenemende participatie.
Daartoe dienen de klinische stages te verlopen en te worden georganiseerd volgens de wetenschappelijk gangbare opleidingscriteria, zowel theoretische als praktische, en dit op een niveau dat aangepast blijft aan de finaliteit van de bedoelde opleiding.
De stagemeester zal hierop toezien te persoonlijken titel en hierover verantwoordelijkheid dragen."

Verder bepaalt de Nationale Raad in zijn advies van 21 januari 1995 :
" De stagemeesters dragen niet alleen de verantwoordelijkheid voor het toezicht en het onderricht, maar tevens voor de werkomstandigheden die opgelegd worden aan de kandidaat-specialisten."

In een door de Nationale Raad bijgetreden leidraad ‘Taken van de hoofdarts. Deontologische en juridische richtlijnen' heeft de commissie ‘Ziekenhuisgeneeskunde' van de Nationale Raad een inventaris opgemaakt van de opdrachten en verplichtingen van de hoofdartsen. Hieruit blijkt dat het uitoefenen van de functie van hoofdarts de nodige tijd en inzet vergt.

Bovendien blijft de rol van een stagemeester niet beperkt tot een louter didactische opdracht maar omvat ze tevens een continue algemene begeleiding en vorming, welke ook tijd, aanwezigheid, permanente opvolging en supervisie vereisen.

Rekening houdend met deze gegevens en met de specifieke eisen van iedere functie, is de Nationale Raad van mening dat er een onverenigbaarheid bestaat tussen de functie van hoofdarts en deze van stagemeester.