keyboard_arrow_right
Deontologie

Permanente wachtdienst van geneesheren-specialisten

De voorzitter van de medische raad en de hoofdgeneesheer van een ziekenhuis delen de Raad mede dat het ziekenhuis beslist heeft een spoedgevallendienst met een permanente wachtdienst van geneesheren-specialisten, te installeren.
Het is immers op basis van de oprichting van een dergelijke spoedgevallendienst, overeenkomstig de bijlagen bij het Ministerieel Besluit van 28.11.1986, dat in het ziekenhuis een met zware apparatuur uitgeruste dienst 'medische beeldvorming' zowel door de ministeriële administratie als door het RIZIV werd erkend.
Enkele geneesheren-specialisten weigeren aan die permanente wachtdienst mee te werken om deontologische redenen en voeren in het bijzonder aan dat zij geen of geen voldoende opleiding inzake reanimatie en dringende geneeskundige hulpverlening gekregen hebben.

Na een gedachtenwisseling verwijst de Raad naar zijn vroeger advies van 25 augustus 1990.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 24 augustus 1991 kennis genomen van uw brief van 23 mei 1991 in verband met de medische permanentie van de geneesheren specialisten in het ziekenhuis.

De Raad verwijst naar zijn advies van 25 augustus 1990 betreffende de wachtdienst voor oftalmologie.

Dit advies werd gepubliceerd in het Tijdschrift nr. 50 waarvan U een eksemplaar als bijlage wordt opgestuurd.

Advies van de Nationale Raad van 25 augustus 1990:

Wanneer een advies van de Nationale Raad een bindende interpretatie van de Code regels betreft voor de leden van de Orde der Geneesheren, heeft dit advies - rekening houdend met de omstandigheid dat tot op heden door de Koning aan de Code van geneeskundige Plichtenleer geen bindende kracht werd verleend - geen algemeen-wettelijke waarde in de door U bedoelde zin en kan het aldus geen afbreuk doen aan een materieel-wettelijke bepaling (onder meer van een Koninklijk Besluit).

Daarnaast dient erop gewezen te worden dat het advies van de Nationale Raad van 11 maart 1989 betrekking heeft op de "op vrijwillige basis opgerichte" regionale wachtdiensten (zie artikel 9 §1 van het Koninklijk Besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies) en aldus vreemd is aan de door U opgeworpen aangelegenheid.

Deze aangelegenheid betreft immers de wachtdienst die wordt ingesteld in het toepassingskader van de artikelen 8 §1 en 9, meer bepaald §2, van het hierboven vermelde Koninklijk Besluit, met betrekking tot de verplichte - opgelegde - wachtdienstorganisatie.

De Nationale Raad heeft geen beslissende inspraak in die organisatie van opgelegde wachtdienst noch in de samenstelling daarvan wat de betrokken geneesheren betreft.

U kan in voorkomend geval enkel van uw desbetreffende verplichtingen worden vrijgesteld middels regeling met één of meerdere van uw tot dezelfde verplichtingen gehouden collega's-oftalmologen.