Taak van de hoofdgeneesheer - Medische audit
Het Koninklijk Besluit van 15 december 1987 houdende uitvoering van de artikels 13 tot en met 17 van de wet op de ziekenhuizen bepaalt in artikel 6 welke maatregelen de hoofdgeneesheer dient te treffen om een goede werking van de diensten te waarborgen. De hoofdgeneesheer van een ziekenhuis verzoekt zijn provinciale raad om advies aangaande het deontologische aspect van de in het K.B. lan 1987 bepaalde audit en aangaande de procedure voor de organisatie ervan.
Advies van de Nationale Raad:
Dokter X vraagt welke middelen hij als hoofdgeneesheer kan hanteren om de medical audit te organiseren, hetgeen tot zijn taak behoort volgens art. 6, 7°, van het K.B. van 15 december 1987.
De vernoemde wet specifieert niet de te volgen procedure voor het organiseren van de medical audit noch de maatregelen waarop een hoofdgeneesheer zou kunnen beroep doen om de medical audit op te leggen.
Volgens de Nationale Raad heeft de medical audit niet als doel het opsporen van medische fouten noch het bepalen van verantwoordelijkheden. De medical audit dient beschouwd te worden als een noodzakelijk collectief instrument van de ziekenhuisartsen om door intercollegiale toetsing van de medische activiteit de kwaliteit van de medische verzorging te evalu-eren en te bevorderen.
Het K.B. van 15 december 1987 heeft de hoofdgeneesheer de opdracht gegeven erover te waken dat maatregelen worden genomen om de medical audit te organiseren. Anderzijds heeft art. 124, 1°, van de wet op de ziekenhuizen de medische raad de opdracht gegeven erover te waken dat de ziekenhuisartsen hun medewerking verlenen aan maatregelen om de kwaliteit van de in het ziekenhuis beoefende geneeskunst te bevorderen en op permanente wijze te evalueren.
Gelet op de geciteerde wetteksten is het voor de Nationale Raad duidelijk dat de organisatie van de medical audit, als instrument van kwaliteitsbewaking en -bevordering, het resultaat moet zijn van overleg tussen de hoofdgeneesheer en de Medische Raad. Dat de Medische Raad het resultaat van dat overleg zou voorleggen aan de algemene vergadering van de ziekenhuisartsen is volgens de Nationale Raad evident.
De Nationale Raad is ervan overtuigd dat de deontologische plicht tot collegiale evaluatie en bevordering van de kwaliteit van de medische verzorging op een deontologische wijze kan tot stand gebracht worden mits het naleven van het hierboven vermeld passend overleg. Alleszins zijn de provinciale raden bevoegd om te waken over de naleving van die deontologische plicht.
Wat ten slotte eventuele medische fouten betreft is het volgens de Nationale Raad aangewezen de Medische Raad te raadplegen met het oog op het eventueel voorstellen van passende maatregelen aan wie bevoegd is om ze te nemen. De Nationale Raad is van mening dat de hoofdgeneesheer bevoegd is om dringende maatregelen te nemen ter bescherming van de patiënten.
De concrete vragen uit de brief van Dokter X kunnen als volgt beantwoord worden:
Indien de hoofdgeneesheer meent dat hij patiëntendossiers zou moeten opeisen, inkijken of door derden laten beoordelen om zijn taak te kunnen vervullen, mag hij dit slechts doen na het advies van de Medische Raad ingewonnen te hebben;
Indien de hoofdgeneesheer het noodzakelijk acht een geneesheer te verplichten tot een audit, mag hij dit slechts doen na het advies van de Medische Raad ingewonnen te hebben:
Indien de hoofdgeneesheer weet of vermoedt dat een collega in het ziekenhuis medische fouten begaat, moet hij hierover overleg plegen met de Medische Raad, teneinde de passende maatregelen voor te stellen aan wie bevoegd is ter zake.