keyboard_arrow_right
Deontologie

Medische raad

De Nationale Raad wordt via een provinciale raad op de hoogte gebracht van de adviesaanvraag van een ziekenhuisgeneesheer i.v.m. hoofdstuk 1, §1, 2, van het KB van 10 augustus 1987 tot vaststelling van de regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van de medische raad waarin met name wordt bepaald: "worden als ziekenhuisgeneesheren gelijkgesteld, de beoefenaars van de tandheelkunde en de apothekers en licentiaten in de scheikundige wetenschappen, gemachtigd analyses van klinische biologie te verrichten, werkzaam in het ziekenhuis onder de voorwaarden bepaald....". De arts in kwestie vraagt welke zijn houding moet zijn wanneer in de medische raad aangelegenheden worden besproken in aanwezigheid van een licentiaat in de scheikundige wetenschappen die ter zake onbevoegd is en bovendien niet door een code van plichtenleer is gebonden ?

De Nationale Raad stelt vast dat het koninklijk besluit van kracht is geworden en derhalve moet worden toegepast. De niet‑geneesheren die door de artsen zelf werden verkozen maken volwaardig deel uit van de medische raad.

Advies van de Nationale Raad:

Het koninklijk besluit van 10 augustus 1987 tot vaststelling van de regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van de medische raad in uitvoering van de artikelen 24, 25 en 26 van de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen trad op 1 september 1987 in werking en moet bijgevolg worden toegepast.