keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Ziekenhuizen20/09/2014 Documentcode: a147005
Stopzetting van werkzaamheden in het ziekenhuis – Recht op afschrift van de medische ziekenhuisdossiers

De Nationale Raad heeft onderzocht of een arts die zijn werkzaamheden in een ziekenhuis stopzet een afschrift mag ontvangen van het medisch ziekenhuisdossier van alle patiënten die hij binnen het ziekenhuis in behandeling of in observatie heeft gehad, zonder uitdrukkelijke en individuele toestemming van deze patiënten.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 20 september 2014 heeft de Nationale Raad onderzocht of een arts die zijn werkzaamheden in een ziekenhuis stopzet een afschrift mag ontvangen van het medisch ziekenhuisdossier1 van alle patiënten die hij binnen het ziekenhuis in behandeling of in observatie heeft gehad, zonder uitdrukkelijke en individuele toestemming van deze patiënten.

1° De inlichtingen in het medisch ziekenhuisdossier zijn niet beperkt tot de gegevens betreffende de behandeling door de ziekenhuisarts die er een afschrift van wenst te ontvangen.

Zelfs al is de mededeling van medische gegevens gewettigd door de continuïteit van de zorg, ze dient altijd beperkt te zijn tot de inlichtingen die noodzakelijk en relevant zijn binnen het specialisme en het handelingsgebied van de betrokken arts (proportionaliteits- en finaliteitsbeginsel).

De overdracht van medische gegevens in het kader van de continuïteit van de zorg dient te gebeuren in het belang van de patiënt om de hem toegediende zorg te optimaliseren.

2° Het, geheel of gedeeltelijk, kopiëren van het medisch ziekenhuisdossier vormt een verwerking van persoonsgegevens2.

In verband met de persoonsgegevens betreffende de gezondheid is een dergelijke verwerking slechts toegelaten in de in de wet opgesomde omstandigheden, met name wanneer de betrokkene schriftelijk heeft toegestemd in een dergelijke verwerking3 of wanneer de verwerking noodzakelijk is voor doeleinden van preventieve geneeskunde of medische diagnose, het verstrekken van zorg of behandelingen4.

Wanneer een arts zijn werkzaamheden in een ziekenhuis stopzet, kan hij niet voorspellen welke patiënten hem zullen blijven raadplegen op zijn nieuwe werkplaats. De arts kan zich dan ook moeilijk beroepen op de continuïteit van de zorg5 om zijn verzoek te verantwoorden om een afschrift te verkrijgen van het medisch dossier van alle patiënten die hij in behandeling of in observatie heeft gehad toen hij werkzaam was in het ziekenhuis, tenzij hij beschikt over de schriftelijke toestemming van iedere patiënt die hij dient te bezorgen aan de hoofdarts van de inrichting.

1.in de betekenis van artikel 25 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, en van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 houdende bepaling van de algemene minimumvoorwaarden waarvan het medisch dossier, bedoeld in artikel 15 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, moet voldoen.
2.in de betekenis van artikel 1 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens.
3.artikel 7, § 2, a, van de voornoemde wet van 8 december 1992
4.artikel 7, § 2, j, van de voornoemde wet van 8 december 1992
5.artikel 7, § 2, j, van de voornoemde wet van 8 december 1992

Beroepsgeheim24/03/2012 Documentcode: a137028
Verdwijning van een persoon die als onrustwekkend wordt beschouwd

De Nationale Raad besprak nogmaals de problematiek van de eerbiediging van het medisch geheim in het kader van de onderzoeken die de politie uitvoert in ziekenhuizen naar aanleiding van de verdwijning van een persoon die als onrustwekkend wordt beschouwd.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 24 maart 2012 besprak de Nationale Raad van de Orde van geneesheren nogmaals de problematiek van de eerbiediging van het medisch geheim in het kader van de onderzoeken die de politie uitvoert in ziekenhuizen naar aanleiding van de verdwijning van een persoon die als onrustwekkend wordt beschouwd.

De Nationale Raad bevestigt zijn adviezen van 24 april 1999 over "Opname in een psychiatrisch ziekenhuis - Mededeling aan politie of procureur des Konings" (TNR nr. 85, p. 10) en van 8 mei 2010 over "Onderzoek door de politie in ziekenhuizen - Beroepsgeheim" (TNR nr. 130, p. 4).

Voor alle duidelijkheid voegt de Nationale Raad aan de laatste alinea van het advies van 8 mei 2010 een zin toe, zodat deze alinea wordt : "Op grond van deze uitvoerige discussie en rekening houdend met de wettelijke regels terzake, bevestigt de Nationale Raad zijn advies van 24 april 1999 over "Opname in een psychiatrisch ziekenhuis - Mededeling aan politie of procureur des Konings" "(TNR nr. 85, p. 10) en preciseert hij dat de erin uiteengezette principes van toepassing zijn voor elk ziekenhuis.".

cc. de heer Christiaan DECOSTER, Directeur-generaal Organisatie Gezondheidszorgvoorzieningen, betreffende een onrustwekkende verdwijning.

Beroepsgeheim08/05/2010 Documentcode: a130014
Medisch geheim tegenover de politiediensten in ziekenhuizen

In zijn vergadering van 8 mei 2010 heeft de Nationale Raad van de Orde van geneesheren uw brief van 12 januari 2010 onderzocht waarin u hem het antwoord meedeelt dat u richtte aan de ombudsdienst van een algemeen ziekenhuis.

U herinnerde in deze brief terecht dat in dit soort omstandigheden het medisch geheim tegenover de politiediensten moet worden geëerbiedigd.

Hij wenst echter uw aandacht te vestigen op het volgende punt.

Het begrip ‘getuigenis in rechte', dat een wettelijke uitzondering vormt op het beroepsgeheim bepaald in artikel 458 van het Strafwetboek, moet restrictief begrepen worden. Het is enkel voor een rechter (burgerlijke, straf- of onderzoeksrechter) en op een mondelinge of schriftelijke vraag van deze laatste dat een arts, onder eed, informatie gedekt door het beroepsgeheim mag onthullen.

Het is in hun hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie dat de procureur des Konings en zijn substituten de inbreuken opzoeken en vaststellen.

Het verhoor van een persoon in het kader van het "vooronderzoek" (d.w.z. het onderzoek van de politie onder de leiding en het gezag van de procureur des Konings) is geen getuigenis in rechte in de zin van het artikel 458 van het Strafwetboek.

Behoudens wettelijke uitzonderingen zijn de personen gebonden door het medisch beroepsgeheim dus verplicht te zwijgen voor de politieambtenaren of de leden van het openbaar ministerie die inlichtingen verzamelen in het kader van het vooronderzoek .

Beroepsgeheim08/05/2010 Documentcode: a130017
Uniforme publieke labeling bij besmettelijke aandoeningen

Een provinciale raad vraagt het advies van de Nationale Raad betreffende een uniform systeem van publieke labeling met een ster- of kleurcode bij besmettelijke ziekten in een ziekenhuis.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 8 mei 2010 besprak de Nationale Raad uw brief van 30 april 2009 waarin u hem om advies verzoekt over een uniforme publieke labeling bij besmettelijke aandoeningen.

De Nationale Raad is van mening dat dit labelingsysteem onaanvaardbaar is omdat het leidt tot schending van het medisch geheim, aantasting van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en stigmatisatie van de patiënt. Het is niet aanvaardbaar dat de bezoekers en de personen die niet deelnemen aan de verzorging toegang hebben tot dergelijke informatie.

Wanneer het risico enkel bestaat voor de personen die betrokken zijn bij de verzorging, dienen deze personen zich hiertegen te beschermen door de universele steriliteits- en hygiënemaatregelen toe te passen, zoals dit moet gebeuren voor iedere patiënt.

Wanneer de patiënten niet alleen een risico vormen voor de personen die betrokken zijn bij de verzorging, maar eveneens voor alle andere personen inclusief de bezoekers, maken zij het voorwerp uit van aangepaste isolatiemaatregelen die de facto wijzen op een risico.

De Nationale Raad ziet dan ook geen rechtvaardigingsgrond voor een bijzondere en algemene labeling, temeer daar de nodige informatie betreffende de patiënt ter beschikking is van de personen die betrokken zijn bij de verzorging.

Hoofdarts06/02/2010 Documentcode: a129012
Relatie hoofdarts/ombudsfunctie

De wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, en het koninklijk besluit van 15 december 1987 houdende uitvoering van de artikels 13 tot en met 17 van de wet op de ziekenhuizen, zoals gecoördineerd door het koninklijk besluit van 7 augustus 1987 [1], bepalen de rol en de taken van de hoofdarts.

De wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en het koninklijk besluit van 8 juli 2003 houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan de ombudsfunctie in de ziekenhuizen moet voldoen bepalen die van de ombudspersoon.

De hoofdarts is gelast met de organisatorische leiding van het medisch departement.

De ombudspersoon is onder meer gelast klachten te voorkomen of in geval van klacht te bemiddelen (zie artikel 11, §§ 1 en 2).

De wet [2]heeft, in geval van klacht van een patiënt, geen bemiddelingsopdracht toegekend aan de hoofdarts. Integendeel, hij stelt dat de twee functies onverenigbaar zijn en benadrukt dat de rol en de taken van beide actoren duidelijk gescheiden zijn.

De wet [3]vereist neutraliteit, onpartijdigheid en onafhankelijkheid van de ombudspersoon in de uitoefening van zijn functie.

Hoewel de hoofdarts een brugfunctie vervult tussen het bestuur van het ziekenhuis en de medische staf, blijft hij wegens het mandaat dat hem door het bestuur werd toegekend, "partij" ten overstaan van de patiënt.

Zowel de hoofdarts als de ombudspersoon dienen het beroepsgeheim te respecteren.

Hiermee rekening houdende is de Nationale Raad van mening dat de hoofdarts niet kan eisen en evenmin kan aanvaarden dat de ombudspersoon hem systematisch zou inlichten over klachten.

De onverenigbaarheid van de twee functies betekent niet dat de hoofdarts en de ombudspersoon geen overleg zouden kunnen plegen.

Zo kan de ombudspersoon de hoofdarts raadplegen teneinde de informatie te bekomen die hij nodig heeft om een klacht te behandelen of algemene informatie over de gang van zaken in het medisch departement.

In geval van herhaalde tekortkomingen door een ziekenhuisarts of van structurele nalatigheden, die de zorgverlening en de organisatie ervan ernstig in het gedrang brengen of kunnen brengen kan de ombudspersoon, in overeenstemming met artikel 11, § 2, 5°, van de wet [4], de hoofdarts inlichten.

De ombudspersoon maakt zijn jaarverslag, waarin hij de nodige aanbevelingen doet, over aan de hoofdarts [5].

Bovendien kan de ombudspersoon, geconfronteerd met zwaarwichtige feiten die de patiënten of de goede werking van de instelling in gevaar kunnen brengen, zich beroepen op de noodtoestand om de hoofdarts in te lichten.

Het is niet uitgesloten dat de patiënt zelf zich met zijn klacht zou richten tot de hoofdarts. De patiënt kan immers rechtstreeks contact opnemen met de hoofdarts, ofwel kan de ombudspersoon, tot wie de patiënt zich eerst richtte en daarbij om tussenkomst van de hoofdarts verzocht, de patiënt meedelen dat de patiënt zelf de hoofdarts dient te contacteren.

De Nationale Raad is van mening dat in die omstandigheden de hoofdarts kan overwegen:
- ofwel, gelet op de zwaarwichtigheid van de klacht en gelet op zijn organisatorische verantwoordelijkheden, zelf de zaak te behandelen,
- ofwel de patiënt terug te verwijzen naar de ombudspersoon.

Wanneer een bemiddeling geen oplossing biedt, informeert de ombudspersoon de klager nopens andere beschikbare verhaalmogelijkheden [6].

[1] Wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008.
[2] Artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 juli 2003 houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan de ombudsfunctie in de ziekenhuizen moet voldoen.
[3] Artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 juli 2003.
[4] Artikel 11, § 2, 5°, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.
[5] Artikel 9 van het koninlijk besluit van 8 juli 2003.
[6] Artikel 11, § 2, 3°, van de wet van 22 augustus 2002 houdende vaststelling van de voorwaarden waaraan de ombudsfunctie in de ziekenhuizen moet voldoen.