keyboard_arrow_right
Deontologie

Aids

Onderstaande circulaire uitgaande van de Provinciale raad van Brabant met het Frans als voertaal werd op 11 april 1987 door de Nationale Raad goedgekeurd.

AIDS deed tal van vragen rijzen. De publieke opinie is verontrust en veel artsen maken zich zorgen. Die situatie gaf aanleiding tot een reeks ongerechtvaardigde reacties.

De Provinciale raad van de Orde der geneesheren van Brabant met het Frans als voertaal wenst daarom de ethische principes van de geneeskunde in herinnering te brengen:

  • alle patiënten zijn gelijk en elke vorm van discriminatie is verboden;

  • elk individu heeft recht op eerbied voor zijn persoonlijke levenssfeer en een absoluut respect voor zijn vertrouwelijke mededelingen;

  • in het vlak van de gezondheid kan de individuele vrijheid slechts worden beperkt in het belang van de collectiviteit en voor zover het voordeel voor de samenleving aanzienlijk groter is dan de door het individu ondervonden nadelen;

  • elke arts heeft een preventieve, informatieve en educatieve opdracht; de bevoorrechte arts‑patiënt relatie is meer dan ooit van essentieel belang.

Rekening houdend met onze ethiek en de problemen van onze samenleving, heeft de Provinciale raad van de Orde der geneesheren van Brabant met het Frans als voertaal volgende richtlijnen uitgevaardigd:

  1. De arts heeft de plicht zich op de hoogte te houden van de vooruitgang van de wetenschappelijke kennis i.v.m. deze ziekte.

  2. Artsen en paramedici zijn beroepshalve blootgesteld aan accidentele besmettingen via contacten met bloed, secreties en excrementen van patiënten. Zij moeten bovendien vermijden via hun medische verstrekkingen de virus van de ene op de andere persoon over te dragen.

    De artsen moeten zelf de vereiste hygiëne‑ en steriliteitsvoorschriften naleven en deze ook doen naleven door de paramedische medewerkers waarvoor zij aansprakelijk zijn. Bedoelde voorschriften moeten gebaseerd zijn op de door de wetenschappelijke autoriteiten uitgevaardigde aanbevelingen.

  3. Bij correcte naleving van de voorschriften inzake hygiëne zijn risico's van besmetting en overdracht nagenoeg te verwaarlozen. De arts mag om deze reden in geen enkel geval de nodige verzorging weigeren aan een HlV‑virus seropositieve patiënt of een patiënt behorend tot een HlV‑risicogroep. De arts moet zijn patiënt tot vertrouwen aanzetten onder het zegel der meest absolute geheimhouding.

  4. In het ziekenhuismilieu moet de arts ervoor waken dat de HlV‑seropositiviteit voor de patiënt geen discriminatie in verzorging of comfort meebrengt door bij iedereen dezelfde hygiëneregels na te leven.

    De voorwaarden waaronder HlV‑informatie wordt doorgegeven moeten een strikt confidentiële mededeling waarborgen met inachtneming van het medisch beroepsgeheim.

  5. Bij besmetting door het HlV‑virus ontstaan na enkele weken of maanden antilichamen die via laboratoriumtests worden opgespoord. Een positieve test heeft vérstrekkende gevolgen voor de besmette persoon. Het is wenselijk dat bedoelde tests gebeuren met de expliciete toestemming van de persoon in kwestie. De resultaten mogen enkel aan de persoon zelf worden medegedeeld en alleen in geval van bewezen positiviteit. Dat moet gebeuren met de nodige omzichtigheid, uitleg en aanbevelingen.

  6. Bij seropositieve personen moet er worden op aangedrongen dat zij hun mogelijke bron van infectie alsmede de door hen mogelijks besmette personen verwittigen. Zij moeten worden voorgelicht over de geëigende middelen om andere besmettingen te voorkomen.

  7. Een enquête tot opsporing van HlV‑antilichamen bij een bevolking mag slechts om wetenschappelijke doeleinden gebeuren. Dergelijke enquête is deontologisch maar aanvaardbaar indien de betrokkene daarmee vooraf heeft ingestemd, de eerbiediging van het medisch geheim en de persoonlijke levenssfeer worden gegarandeerd en waarborgen bestaan op het punt van de niet-discriminatie.

  8. Artsen die bedoelde tests hebben aangevraagd in hun hoedanigheid van verzekeringsgeneesheer, arbeidsgeneesheer of belast met een onderzoek, mogen in geen enkel geval deze individuele resultaten aan hun opdrachtgevers mededelen. In geval van een positieve test, moeten zij de betrokkene of diens behandelende geneesheer verwittigen.

  9. Artsen werkzaam in laboratoria voor klinische biologie moeten ervoor waken dat resultaten van serologische tests voor HIV slechts aan de geneesheer‑aanvrager worden medegedeeld en bij voorkeur op zijn particulier adres.

  10. De artsen moeten risico‑personen voorlichten en hen ertoe aanzetten tests te ondergaan. Deze vrijwillige opsporing mag slechts gebeuren indien bedoelde personen de zekerheid hebben dat de resultaten vertrouwelijk zullen blijven en zijzelf niet het voorwerp van discriminatie zullen uitmaken.

  11. In ons land wordt transfusie‑bloed aan een strenge bij wet opgelegde controle onderworpen. Het besmettingsrisico is te verwaarlozen maar niet onbestaande. Voor elke transfusie moet derhalve een voldoende reden bestaan. Artsen hebben de plicht hun patiënten die tot risicogroepen behoren, ervan te overtuigen geen bloed, sperma of organen te geven.

  12. In het huidige stadium van de medische wetenschap bestaat gen enkele deontologische rechtvaardiging om seropositieve zieken verplicht in bepaalde eenheden of zogenaamde gespecialiseerde centra onder te brengen.

  13. Het HlV‑virus besmet druggebruikers die niet‑steriel materiaal gebruiken. De jeugd moet worden gewaarschuwd tegen het bijkomende risico van intraveneus druggebruik.

    De arts heeft de plicht het gebruik van steriel wegwerpmateriaal aan te bevelen voor injecties door zowel artsen, paramedici als anderen.

  14. Volgens het huidige stadium van de medische wetenschap wordt het virus niet overgedragen door niet‑seksuele contacten binnen het gezin, het werkmilieu of de school. Risico‑personen en seropositieve personen mogen dus op geen enkele manier worden gediscrimineerd. De arts mag zich in geen geval tot enige vorm van discriminatie lenen.

  15. Het virus wordt via seksuele weg overgedragen: zowel homoseksuele als heteroseksuele. Het risico van besmetting verhoogt met het aantal partners en zeker wanneer de partner tot een risicogroep behoort of zich prostitueert. Voorts moet de arts zijn patiënten voorlichten in verband met preventie.