Aids
Rekening houdend met de evolutie van het Aids-probleem vraagt een provinciale raad aan de Nationale Raad of het niet wenselijk is een up to date advies te verstrekken.
Nog in verband met dit probleem wenst de Generale Staf van de Medische Dienst van de Krijgsmacht te vememen wat het standpunt is van de Nationale Raad aangaande de mededeling van de seropositiviteit aan de betrokkene.
Na kennis genomen te hebben van het rapport van de Commissie "Medische ethiek" brengt de Raad het volgende advies uit:
Zoals in 1987 heeft de Nationale Raad zich gebogen over de door de AIDS-ziekte opgeworpen problemen en hij staat erop enkele punten nader te preciseren.
De ethische principes van de geneeskunde, in het bijzonder in verband met deze infectieziekte, moeten in herinnering gebracht worden:
- wat de rechten op verzorging door een geneesheer betreft, zijn alle patiënten gelijk en elke vorm van discriminatie is verboden;
- elk individu heeft recht op eerbied voor zijn persoonlijke levenssfeer en een absoluut respect voor zijn vertrouwelijke mededelingen;
- in een maatschappij en a fortiori op het vlak van de gezondheid is een inmenging in de persoonlijke levenssfeer of een beperking van de individuele vrijheid slechts denkbaar met het oog op de bescherming van een of meerdere individuen tegen een reëel gevaar. Om die reden is de geneesheer eveneens verplicht ieder risico verbonden aan de uitoefening van zijn beroep zo veel mogelijk te beperken, zowel voor zichzelf als voor zijn medewerker;
- elke arts heeft een preventieve, informatieve en educatieve opdracht; de bevoorrechte arts-patiënt relatie is meer dan ooit van essentieel belang in deze.
Rekening houdende met de medische ethiek en de problemen van de samenleving worden volgende richtlijnen uitgevaardigd:
1. De arts heeft de plicht zich op de hoogte te houden van de vooruitgang van de wetenschappelijke kennis in verband met deze ziekte.
2. Artsen, verpleegkundigen en paramedici zijn beroepshalve blootgesteld aan accidentele besmetting via contact met bloedsecreties en excrementen van patiënten. Zij moeten bovendien vermijden via hun medische handelingen het virus van de ene op de andere persoon over te brengen. De artsen moeten zelf de vereiste hygiëne- en steriliteitsvoorschriften naleven en deze ook doen naleven door hun paramedische medewerkers en verpleegkundigen. Bedoelde voorschriften moeten steunen op de door de wetenschappelijke autoriteiten uitgevaardigde aanbevelingen.
3. Bij correcte naleving van de voorschriften inzake hygiëne zijn risico's op besmetting en overdracht gering. De arts mag om deze reden in geen enkel geval de nodige verzorging weigeren aan een HIV-seropositieve patiënt of een patiënt behorende tot een HIV-risicogroep. Onder de waarborg van het medisch beroepsgeheim moet de arts zijn patiënt ertoe aanzetten hem toe te vertrouwen of hij tot een risicogroep behoort of seropositief is.
4. In het ziekenhuismilieu moet de arts ervoor waken dat de HIV-seropositiviteit voor de patiënt geen discriminatie in verzorging of comfort meebrengt; bij iedereen dienen dezelfde hygiëneregels nageleefd te worden. De manier waarop informatie omtrent de HIV-seropositiviteit van een patiënt wordt doorgegeven, moet strikt confidentieel zijn met inachtneming van het medisch beroepsgeheim.
5. Het is wenselijk dat bedoelde tests slechts gebeuren met de toestemming van de betrokken persoon zoals overigens gebruikelijk is voor tal van andere diagnostische onderzoekingen. De test zal niet gebeuren als de patiënt er zich expliciet tegen verzet: in zulk geval staat het de arts vrij - behoudens in dringende gevallen - om deze persoon als patiënt te weigeren.
Het resultaat van een positieve HIV-test zal uitsluitend aan de patiënt zelf worden medegedeeld en wel met de nodige omzichtigheid, uitleg en aanbevelingen.
6. Wanneer dringend een invasieve ingreep uitgevoerd moet worden, mag de HIV- seropositiviteit opgespoord worden ter bescherming van het medisch en verpleegkundig personeel.
7. Ter bescherming van de patiënt, vermijde elke arts en verplegende die HIV-seropositief is, invasieve ingrepen te verrichten of er aan deel te nemen.
8. Bij seropositieve personen moet er worden op aangedrongen dat zij hun mogelijke bronnen van infectie alsmede de door hen mogelijks besmette personen verwittigen. Zij moeten worden voorgelicht over de geëigende middelen om besmetting van andere personen te voorkomen.
9. Epidemiologisch onderzoek naar HIV-antilichamen mag slechts voor wetenschappelijke doeleinden gebeuren. Een dergelijke enquête is deontologisch maar aanvaardbaar indien de betrokkene daarmee vooraf heeft ingestemd.
10. Artsen werkzaam in laboratoria voor klinische biologie moeten ervoor waken dat de resultaten van serologische testen voor HIV slechts aan de geneesheer-aanvrager worden meegedeeld.
11. Artsen hebben de plicht hun patiënten die tot risicogroepen behoren ervan te overtuigen in geen geval bloed, sperma of organen af te staan.
12. De arts heeft de plicht het gebruik van steriel wegwerp-materiaal aan te bevelen voor injecties door zowel artsen, verpleegkundigen als anderen.
13. Het HIV-virus wordt meestal overgedragen via seksuele weg (hetero- of homoseksuele). Rekening houdend met de jongste wetenschappelijke bevindingen, en buiten zeldzame situaties waarin een evident risico op verwonding bestaat, houden de normale fysieke contacten die eigen zijn aan een gezins-, beroeps-, school- en sociaal leven geen risico in op besmetting. De HIV-seropositiviteit vormt derhalve geen rechtvaardiging voor discriminerende maatregelen op grond van medische argumenten.
14. Indien een verzekeringsmaatschappij met het oog op de afsluiting van een overeenkomst een HIV-test voorziet, kan de keurende arts die test slechts laten uitvoeren mits het informed consent van de betrokkene. De keurende arts zal de betrokkene ervan inlichten dat hij in functie van zijn opdracht zowel diens eventuele weigering van de test als de uitslag van de test dient te melden aan de adviserend arts van de verzekeringsmaatschappij .
Deze adviserend arts dient de resultaten van een keuringsonderzoek aan de betrokkene en/of aan de door deze laatste aangeduide behandelende arts te melden. De kandidaat- verzekerde moet immers de mogelijkheid hebben van zijn verzoek om een verzekeringsovereenkomst af te zien vooraleer enige medische inlichting door de adviserend arts aan de verzekeraar wordt overgemaakt.
15. Arbeidsgeneesheren mogen de werkgever nooit informeren over de medische redenen van hun advies over een werknemer, ook niet over de uitslag van een HIV-test met informed consent van de werknemer uitgevoerd noch over weigering van zulke test door de werknemer.
Hetzelfde geldt voor de geneesheer die door een werkgever gelast is hem een deskundig advies te verlenen over de geschiktheid van een kandidaat-werknemer.