keyboard_arrow_right
Deontologie

Blootstelling van het ambulancepersoneel aan infectierisico's

Een provinciale raad maakt zijn correspondentie over met de Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (DBDMH) die advies vraagt over een brief die hij reeds meermaals stuurde naar de erkende "100"-spoedgevallendiensten van de regio betreffende de volgende problemen :

  1. de profylaxe tegenover zijn ambulancepersoneel in geval van contact, en a fortiori van potentieel verdacht of besmettelijk contact, met een door een infectieziekte getroffen patiënt (bv. tuberculose, meningitis, hepatitis B en C, aids, ...);
  2. de bescherming van de patiënten die later in dezelfde ziekenwagen vervoerd worden.

Wanneer de korpsgeneesheer van de DBDMH vraagt om ingelicht te worden over de potentiële besmettelijkheid van de vervoerde patiënten, wordt hem dit geweigerd door de ziekenhuisartsen. De vraag is nu of zij hier terecht het medisch geheim inroepen want het is niet de bedoeling de identiteit van de patiënten te achterhalen maar alleen te weten te komen welke ambulanciers hen hebben vervoerd.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad is van oordeel dat de gevraagde inlichtingen de identificatie van de patiënt toelaten en de eerbiediging van het medisch geheim bijgevolg onmogelijk maken.

Hij vestigt de aandacht op de preventieve maatregelen die in alle omstandigheden genomen moeten worden en die onder de bevoegdheid vallen van de “preventieadviseur-arbeidsgeneesheer”, waarnaar verwezen wordt in artikel 7 van het koninklijk besluit van 29 april 1999 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s bij blootstelling aan biologische agentia op het werk.