HIV-positief kind met vluchtelingenstatuut
Hiv-positief kind met vluchtelingenstatuut - Vervangt het advies van 7 juni 2008
Een provinciale raad stuurt een adviesaanvraag door van een arts betreffende het eerbiedigen van het beroepsgeheim met betrekking tot een peuter die met zijn moeder als vluchteling uit Tsjetsjenië ons land binnenkwam en bij wie een hiv-besmetting werd vastgesteld.
Advies van de Nationale Raad :
De Nationale Raad besprak in zijn vergadering van 7 juni 2008 uw adviesaanvraag betreffende een hiv-positief kind met vluchtelingenstatuut in België.
Tijdens een onderzoek wordt een positieve hiv-test afgenomen bij een twee en een half jaar oud kind van Tsjetsjeense oorsprong dat onlangs in België aankwam samen met zijn moeder.
De volgende vragen rijzen :
- in welke mate moet het OCMW waarvan ze afhangen ingelicht worden ?
- moet de opvangmoeder ingelicht worden ?
- in welke mate moet men de ouders van de andere kinderen die samen met de patiënt geplaatst zijn, informeren ?
De houding van de arts moet ingegeven zijn door :
- de eerbiediging van het beroepsgeheim;
- de rechten van de moeder;
- het streven naar de bescherming en het welzijn van het kind;
- en tot slot, na overleg met pediaters met een speciale expertise in dit domein, het feit dat tot op heden geen enkel geval van besmetting van kind op kind bij normale activiteiten werd gerapporteerd.
Ten aanzien van het OCMW, dat in dit kader optreedt als sociaal zekerheidsorgaan en onder meer de kosten op zich neemt voor de diagnose en de behandeling, worden alleen de inlichtingen die nodig zijn voor de verzorging en het welzijn van het kind meegedeeld, zo mogelijk aan een raadgevend arts van het OCMW, zo niet aan de patiënt of aan zijn vertegenwoordiger.
De Nationale Raad herinnert eraan dat de arts van het OCMW gehouden is aan het geheim betreffende de medische gegevens van de patiënt. Deze kunnen slechts om medische redenen in het kader van onderzoek en/of behandeling meegedeeld worden aan degenen die hierin zijn betrokken.
In verband met het inlichten van de opvangmoeder dient verwezen te worden naar de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, die stelt :
Artikel 7, §1 : “De patiënt heeft tegenover de beroepsbeoefenaar recht op alle hem betreffende informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan.
§ 2. De communicatie met de patiënt geschiedt in een duidelijke taal.”
Artikel 12, §1 : “Bij een patiënt die minderjarig is, worden de rechten zoals vastgesteld door deze wet uitgeoefend door de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen of door zijn voogd.”
Hieruit blijkt dat de moeder duidelijk ingelicht moet worden over de gezondheidstoestand van haar zoon, de besmettingswijze en de therapeutische mogelijkheden. In deze situatie zal waarschijnlijk de hulp van een tolk nodig zijn.
Het is aan de naar behoren ingelichte moeder van de patiënt om op haar beurt de opvangmoeder op de hoogte te brengen. Gezien de communicatiemoeilijkheden kan de arts voorstellen de nodige hulp te bieden voor het inlichten van de opvangmoeder. Deze laatste zal enkel de informatie krijgen die voor haar nuttig is, bijvoorbeeld de besmettingswijze en de instructies i.v.m. de behandeling en de preventie van secondaire besmettingen.
Naar analogie met wat gebeurt in de scholen voor leerplichtige kinderen, is het deontologisch niet te rechtvaardigen de ouders van de andere kinderen die opgevangen worden door de onthaalmoeder in te lichten gezien het quasi onbestaande risico op besmetting tussen kinderen.