keyboard_arrow_right
Deontologie

Kankerregister

De geneesheer‑directeur van een universitair ziekenhuis vraagt aan de Nationale Raad of het toegelaten is om gegevens bestemd voor het nationaal kankerregister, met name de identiteit en de diagnose van patiënten die ter behandeling van kwaadaardige aandoeningen in het ziekenhuis zijn opnomen, via adviserend geneesheren van ziekenfondsen mede te delen.

De Nationale Raad beslist zijn advies van 20 april 1974 in herinnering te brengen dat destijds werd uitgebracht naar aanleiding van een adviesaanvraag van de Provinciale raad van Namen betreffende het kadaster van tuberculose.

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad herinnert aan zijn advies dat op 20 april 1974 in een analoog geval werd uitgebracht en dat hieronder integraal wordt hernomen.

In zijn vergadering van 20 april 1974 heeft de Nationale Raad de verschillende documenten onderzocht die U heeft laten geworden betreffende het kadaster van tuberculose, waarvan de samenstelling werd toevertrouwd aan de "regionale coördinatiecommissies voor tuberculosebestrijding", opgericht bij koninklijk besluit van 20 november 1972. Onder deze documenten bevindt zich een brief waarin er bij de Nationale Raad wordt op aangedrongen richtlijnen te verstrekken aan de medische adviseurs van de mutualiteiten.

De Nationale Raad is de mening toegedaan dat de behandelend geneesheer gemachtigd is de naam van zijn door t.b.c. getroffen patiënten aan de medisch adviseur mede te delen in het kader van de medisch‑sociale raadpleging.

De medisch adviseur daarentegen, is niet gemachtigd de naam van die patiënten aan genoemde commissies mede te delen, op gevaar af het beroepsgeheim te schenden. Het is bijgevolg best, die arts aan te raden zich van dergelijke verklaringen te onthouden.

De Nationale Raad heeft vanzelfsprekend geen enkel bezwaar tegen het mededelen, op anonieme wijze, van die gegevens door de medisch adviseur aan genoemde commissies, met het oog op de samenstelling van het kadaster van tuberculose.

Wat de mededeling betreft door de behandelend geneesheer aan de regionale commissies van de naam van zijn door tuberculose getroffen patiënten, meent de raad dat die arts, met de instemming van de patiënt zelf, voor elk particulier geval moet oordelen of er al dan niet medisch‑sociale redenen bestaan om op die commissies een beroep te doen.

De Nationale Raad herinnert er ten slotte aan, dat de artsen verplicht zijn de naam van hun door tuberculose getroffen patiënten mede te delen aan de gezondheidsinspecteur (artikel 3, KB van 1.3.1971).