keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Geneesmiddelen21/10/2000 Documentcode: a091002
Aanschaf van in België geschorste geneesmiddelen

Een provinciale raad stuurt de Nationale Raad een brief van een advocaat met betrekking tot het Ministerieel besluit van 26 november 1999 tot schorsing van de aflevering van bepaalde anorexigene geneesmiddelen. Daarin wordt bepaald dat de aflevering van geneesmiddelen die tenminste één van de in het besluit opgesomde bestanddelen bevatten, geschorst wordt voor een periode van twee jaar. De advocaat stelt de vraag of er wettelijke of deontologische bezwaren bestaan tegen het feit dat een arts zich zou gaan bevoorraden in een land waar het (anorexigene) geneesmiddel in kwestie nog steeds in vrije handel is.

Antwoord van de Nationale Raad :

Deze aanschaf (van in België geschorste geneesmiddelen in landen waar deze geneesmiddelen nog in de vrije handel zijn) is in strijd zowel met de wet als met de Code van geneeskundige plichtenleer. Het Koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 stelt in zijn artikel 4 dat het voorbereiden, het te koop stellen, de detailverkoop en het afleveren - zelfs kosteloos - van geneesmiddelen uitsluitend tot de bevoegdheidssfeer behoren van de artsenijbereidkunde.
In hetzelfde artikel worden tevens de uitzonderlijke omstandigheden bepaald waarin de arts gemachtigd is geneesmiddelen af te leveren.

De Nationale Raad is van mening dat dit artikel zich verzet tegen de aanschaf van geneesmiddelen door een arts.

Import van dergelijke producten door een apotheker in geval van schrapping of schorsing is overigens strijdig met artikel 48 quater van het Koninklijk besluit van 6 juni 1960 betreffende de fabricage, de distributie in het groot en de terhandstelling van geneesmiddelen. Dit artikel stelt dat de procedure voor de invoering van in België niet-geregistreerde geneesmiddelen niet van toepassing is op geneesmiddelen waarvan de registratie werd geschrapt of geschorst. Artikel 23 van het Koninklijk besluit van 3 juli 1969 betreffende de registratie van geneesmiddelen beklemtoont evenwel dat de schorsing van de aflevering op basis van artikel 8 van de Wet op de geneesmiddelen van rechtswege de schorsing van de registratie van dat geneesmiddel tot gevolg heeft, alsook van de preparaten en specialiteiten die dat geneesmiddel bevatten.

Diagnostische en therapeutische vrijheid20/06/1998 Documentcode: a082003
Geneesmiddelenvoorschriften - Mededeling aan een onderzoekscommissie van een provinciale raad

Een provinciale raad legt de Nationale Raad volgend probleem voor : na het ontvangen van klachten over geneesmiddelenvoorschriften voor eetlustremmende of verdovende middelen vertrouwt de provinciale raad het onderzoek van deze zaken toe aan zijn onderzoekscommissie. Om het voorschrijfgedrag van de betrokken artsen in verband met deze substanties te kennen, richt de onderzoekscommissie zich tot de provinciale geneeskundige commissie en de Farmaceutische Inspectie teneinde mededeling te bekomen van de geneesmiddelenvoorschriften. De provinciale geneeskundige commissie weigert dit, verwijzend naar artikel 35 van het koninklijk besluit van 31 mei 1885 houdende goedkeuring der nieuwe onderrichtingen voor de geneesheren, de apothekers en de drogisten. De Farmaceutische Inspectie treedt deze weigering bij maar stelt als alternatief voor het onderzoek zelf uit te voeren op vraag van de provinciale raad.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 20 juni 1998, heeft de Nationale Raad het onderzoek verdergezet van de vragen die u stelde in uw gedocumenteerde brief van 12 maart 1998.

Artikel 35 van het koninklijk besluit van 31 mei 1885 stipuleert onder meer :

"Zonder toestemming van hem door of voor wie het voorschrift voorgeschreven werd, mag geen apotheker van het voorschrift of van de kopie voorkomend in het register, op de mikrofilm of de fotokopie mededeling geven aan wie het ook zij, behalve aan :

  1. de rechterlijke overheid en de farmaceutische inspecteurs wanneer deze het nuttig oordelen bewuste mededeling te vorderen;
  2. de geneesheren-inspecteurs-generaal, de eerst-aanwezend geneesheren-inspecteurs en de geneesheren-inspecteurs van de dienst voor geneeskundige controle ingesteld in de schoot van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering binnen het kader van de opdrachten hun toegekend door de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  3. de erkende tariferingsdiensten".

De vermeldingen die voorkomen op het voorschrift of op de kopie voorkomend in het register of op de microfilm of de fotokopie, met uitzondering van de naam van de patiënt, mogen bovendien door de apotheker worden medegedeeld aan de geneeskundige commissie van zijn gebied, voor zover deze mededeling gebeurt in het kader van artikel 37 § 1, 2°, c, 2 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies.

De apotheker is verplicht in het algemeen alles te vermijden wat zou strekken om een misplaatste nieuwsgierigheid uit te lokken of te voldoen.

Artikel 37 § 1, 2°, c, 2 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 bepaalt :

"het opsporen en mededelen aan het parket van de gevallen van onwettige uitoefening van de geneeskunde, van de artsenijbereidkunde, de veeartsenijkunde, de verpleegkunde en de paramedische beroepen".

De Farmaceutische Inspectie die gehouden is door deze bepalingen kan zo, in bepaalde omstandigheden, op basis van precieze inlichtingen van een provinciale raad bijvoorbeeld, een onderzoek doen bij de apothekers om de vraag te beantwoorden, indien ze dit nodig acht. Het is blijkbaar in deze zin dat een deel van het antwoord van de Inspecteur van de Artsenijbereidkunde X op uw brief van 11 februari 1998 moet gelezen worden.

De toxicomanie en het onderhouden ervan, evenals sommige voorschriften meer bepaald inzake vermageringskuren, vallen onder de bepalingen van de Code van geneeskundige plichtenleer waaraan de artsen zich moeten houden. Deze problemen zijn eveneens problemen van volksgezondheid die alle aandacht verdienen van de verschillende betrokken overheden. Volgens artikel 35 van voornoemd koninklijk besluit, volstaat het akkoord van de voorschrijvende arts.

Een onderzoekscommissie aangesteld door de provinciale raad met eerbiediging van de voorschriften van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967, kan, wanneer er verdenking is van het onderhouden van toxicomanie of een schending van de therapeutische vrijheid, een onderzoek vragen aan de Inspecteur van de Artsenijbereidkunde over het voorschrijfgedrag van een arts. De vraag moet gesteld worden door bemiddeling van de voorzitter van de provinciale raad.

Obesitas14/12/1991 Documentcode: a055016
Vermageringscocktails

De Secretaris‑generaal van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu ‑ Algemene Farmaceutische Inspectie‑ vestigt de aandacht van de Nationale Raad op het probleem van de vermageringscocktails die door sommige geneesheren voorgeschreven worden. Hij brengt in herinnering dat de Orde de geneesheren reeds gewezen heeft op het gevaar en de ondoeltreffendheid van dergelijke vermageringskuren, dat zij reeds opgetreden is tegen individuele gevallen en al straffen uitgesproken heeft.
Aangezien hij echter vaststelt dat niet alle provinciale raden dergelijke maatregelen getroffen hebben, wenst hij de volgende vragen voor te leggen aan de Nationale Raad:
"1. acht U het nuttig een deontologische regel te formuleren die expliciet en duidelijk het voorschrijven van dergelijke mengsels verbiedt;
2. is het niet mogelijk een meer eenvormig beleid op dit vlak te voeren, zodat ook door de Raden die tot hiertoe passief zijn gebleven maatregelen worden tegen dit misbruik van de therapeutische vrijheid ?"

Antwoord van de Nationale Raad (14 december 1991)

De problemen met betrekking tot de behandeling van obesitas en het voorschrijven van vermageringskuren, zijn de Nationale Raad zeker niet onbekend. Meerdere provinciale raden hebben zich moeten uitspreken over geneesheren die associaties van geneesmiddelen voorschreven die noch met de jongste wetenschappelijke bevindingen, noch met de aanbevelingen van de Academiën voor Geneeskunde in overeenstemming waren. Deze geneesheren werden doorgaans gestraft door de provinciale raden, maar hun straf werd vaak verminderd of zelfs vernietigd door de Raden van beroep.

Aangezien de Nationale Raad op moeilijkheden is gestuit bij de juiste omschrijving van de grenzen van de diagnostische en therapeutische vrijheid enerzijds en bij de bepaling van de juiste aanpak van vermageringskuren en van obesitas anderzijds, heeft de Nationale Raad de Academiën voor Geneeskunde verzocht hun eerder uitgebracht advies toe te lichten en nadere inlichtingen te verstrekken over de huidige behandeling op beide gebieden.

Het antwoord van de Academiën voor Geneeskunde werd medegedeeld aan alle provinciale raden en aan de Raden van beroep. Voorts zal het gepubliceerd worden in het Tijdschrift van de Nationale Raad, opdat alle geneesheren die ingeschreven zijn op de Lijst en bijgevolg hun beroep uitoefenen in België, hiervan kennis zouden kunnen nemen.

Wij hopen aldus, enerzijds, de aandacht van de geneesheren te vestigen op de jongste wetenschappelijke bevindingen op deze gebieden, anderzijds, de mogelijkheid open te stellen meer aangepaste tuchtmaatregelen te treffen en het tuchtrechtelijk optreden van de provinciale raden en van de Raden van beroep te harmoniseren.

Wel lijkt het ons moeilijk een artikel voor de Code van Plichtenleer op te stellen dat, enkel wat een therapeutische aanpak op een welbepaald gebied betreft, alle principes zou omvatten, aangezien de kwestieuze bepaling snel inadequaat zou zijn door de rasse evolutie van de wetenschap.

Een probleem op het vlak van de volksgezondheid is het feit dat de Orde doorgaans enkel door klachten van patiënten of door confraters op de hoogte gebracht wordt van misbruiken inzake voorschriften en dat zij noch over de nodige onderzoeksmiddelen beschikt, noch de mogelijkheid heeft een controle uit te oefenen op de voorschrijvende geneesheren.

Wij zullen niet nalaten ter zake al het mogelijke te doen. De Nationale Raad zal het dan ook op prijs stellen indien de Minister van Volksgezondheid zijn medewerking zou willen verlenen en, om onze actie kracht bij te zetten, het advies van de Academiën zou publiceren in de Folia Pharmaceutica.

De Nationale Raad staat steeds te uwer beschikking met het oog op de organisatie van een gezamenlijke actie.

Obesitas16/11/1991 Documentcode: a055007
Vermageringskuren

Een provinciale raad wordt door de dienst "Economische Algemene Inspectie" om verduidelijkingen verzocht in verband met een BVBA die in de pers regelmatig reclame maakt met het oog op de werving van kandidaten voor vermageringskuren.
Uit een onderzoek dat verricht werd door bovengenoemde dienst, is gebleken dat men de personen die op de advertenties ingaan voorstelt een kuur te volgen van een dertigtal behandelingen, waaronder koelbandjes, massages, diëten. Wanneer zij hiermee instemmen, worden zij onderzocht door een geneesheer die samenwerkt met deze vennootschap. De behandeling kan enkel onderbroken worden op voorlegging van een geneeskundig getuigschrift.
De directeur van de "Economische Algemene Inspectie" zou graag vernemen of
‑ dit soort therapie niet aangezien kan worden als een medische handeling;
‑ de verantwoordelijken van de vennootschap, niet‑ geneesheren, het recht hebben om van hun cliënt een geneeskundig getuigschrift te eisen wanneer hij wil ophouden met de behandeling;
‑ de doctors in de geneeskunde, "medewerkers" van de BVBA, geen inbreuk maken op de regel betreffende de, voor de Orde gebruikelijke, discretie, aangezien zij hun cliënten werven door middel van reclame ?

Advies van de Raad (16 november 1991):

Vraag 1: ja, dit soort therapie wordt aangezien als een medische handeling.

Vraag 2: neen, de verantwoordelijken van de vennootschap, niet‑geneesheren, hebben niet het recht om van een cliënt een geneeskundig getuigschrift te eisen wanneer hij wil ophouden met de behandeling.

Vraag 3: ja, de doctors in de geneeskunde, "medewerkers" van de vennootschap, maken inbreuk op de regel betreffende de discretie.

Obesitas14/09/1991 Documentcode: a054013
Behandeling van obesitas

Aangezien een Provinciale Raad "zich geplaatst ziet voor alsmaar meer tuchtrechtelijke onderzoeken in verband met de behandeling van obesitas, verzoekt hij de Nationale Raad een aantal algemene richtlijnen ten aanzien van alle provinciale raden van de Orde, op te stellen.

Advies van de Nationale Raad:

De Nationale Raad heeft in zijn zitting van 14 september 1991 kennis genomen van uw brief van 4 juni 1991 met betrekking tot de behandeling van obesitas.

De Nationale Raad is van oordeel dat hij onmogelijk een artikel kan opstellen waarin alle behandelingen van obesitas opgenomen zouden zijn.

Hij heeft beslist alle provinciale raden een kopie te bezorgen van het advies dat de Koninklijke Academiën op 29 juni 1991 verstrekt hebben inzake het voorschrijven van afslankpillen door Belgische geneesheren aan hun patiënten.

Hij herinnert u eraan dat het de provinciale raad toebehoort ieder concreet geval te beoordelen en na te gaan of misbruik gemaakt wordt van de therapeutische vrijheid. (Advies Academiën: zie hierna bij "vermageringskuren")

Vermageringskuren

Een provinciale raad is de mening toegedaan dat de Raad van Beroep zijn bevoegdheid overschreden heeft door therapeutische overwegingen uit te spreken in een vonnis dat gewezen werd tegen een geneesheer inzake het voorschrijven van afslankpillen in het kader van de behandeling van obesitas.

De Nationale Raad heeft de Academiën voor Geneeskunde verzocht hun advies van 27 november 1982 te verduidelijken. In dit advies werden "vaste associaties van minstens twee van de volgende bestanddelen: een thyroid derivaat, een tranquilizer of slaapmiddel, een anorexigeen, een diureticum, als gevaarlijk beschouwd" en "werd het departement 'Volksgezondheid' verzocht dergelijke associaties te verbieden".

De Raad neemt kennis van het nieuwe advies van de Academiën en stelt voor de voorzitters van de provinciale raden dit advies te doen geworden. Hij is bovendien van oordeel dat de betrokken Raad van Beroep zijn bevoegdheid overschreden heeft.

Brief aan de Nederlandstalige Raad van Beroep:

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 14 september 1991 kennis genomen van een brief van de provinciale raad Oost Vlaanderen met betrekking tot de voorschriften in het kader van vermageringskuren.

Die Raad verwijst naar een beslissing die op 5 november 1990 door de Raad van beroep werd uitgesproken ten laste van Dokter X.

In deze beslissing wordt aan Dokter X "de raad gegeven, nu voor obesitaspatiënten - behoudens het strikt inachtnemen van een dieet en het doen aan lichaamsbeweging - nog geen ideale therapie bestaat, zijn medische kennis hieromtrent te blijven actualiseren en inmiddels de grootste voorzichtigheid te blijven inachtnemen; behoudens absolute medische noodzaak, moet zekerlijk vermeden worden aan adolescenten beneden de 16 jaar een anorexigeen voor te schrijven".

Het komt de Nationale Raad voor dat voornoemde overwegingen buiten de bevoegdheid van de Raad van Beroep vallen, doch veeleer tot het domein en de bevoegdheid van de Academiën voor Geneeskunde behoren.

Brief aan de voorzitters van de provinciale raden:

De Nationale Raad heeft de eer U een kopie over te maken van het advies van de Koninklijke Academiën voor Geneeskunde van 29 juni 1991 inzake het voorschrijven van afslankpillen door Belgische geneesheren aan hun patiënten.

Het behoort de provinciale raad toe ieder concreet geval te beoordelen en na te gaan of er misbruik van de therapeutische vrijheid is.

Advies van de Academiën voor Geneeskunde:

Reeds in 1982 werd door de Gemeenschappelijke Commissie van de Academiën volgend antwoord gegeven op vragen van Dr. Rombouts:

(1) Vaste associaties in het kader van een vermageringskuur op basis van minstens twee van de volgende bestanddelen: (1) een thyroid derivaat, (2) een tranquilizer of slaapmiddel, (3) een anorexigeen, (4) een diureticum, zijn gevaarlijk;

(2) Gezien dit gevaar en aangezien er geen indicaties zijn voor dergelijke vaste associaties, stelt de Gemeenschappelijke Commissie voor deze associaties te verbieden.

Bij brieven van 20 februari en 29 mei 1991 wordt door de voorzitter van de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren een toelichting van dit advies gevraagd.

De Gemeenschappelijke Commissie was van oordeel dat dit advies nog steeds geldig was, en vroeg aan de Heren Godfraind en Bogaert, een nota op te stellen waarin de achtergrond en de motivatie van dit advies van 1982 worden gegeven.

De achtergrond van dit advies van 1982 is de volgende:

(1) De in dit advies vermelde bestanddelen hebben, elk op zichzelf voorgeschreven, ofwel geen ofwel slechts een zeer beperkte plaats bij de behandeling van obesitas:

het thyroïdderivaat:

thyroïdderivaten hebben geen plaats bij de behandeling van obesitas. Vanzelfsprekend kan, in geval van hypothyreose, gewichtstoename ontstaan en zal dan een thyroïdpreparaat gegeven worden ter behandeling van de hypothyreose en niet als behandeling van obesitas. Buiten dit kader is de toediening van thyroïdderivaten volledig uit den boze; het argument dat met kleine doses geen bijwerkingen kunnen worden gezien is zinloos. Inderdaad zijn kleine doses zonder gevaar maar ook zonder enig effect en zodra een dosis met enig effect de stofwisseling bereikt, zijn er mogelijke bijwerkingen.

een tranquilizer of slaapmiddel:

het kan, vanzelfsprekend, gebeuren dat een persoon met obesitas een tranquilizer of slaapmiddel nodig heeft. Dit heeft echter niets te zien met de behandeling van obesitas en een dergelijke toediening mag slechts gedurende zeer korte tijd gebeuren gezien het gevaar voor afhankelijkheid, wat ook het middel is dat wordt gebruikt. Daarenboven zouden sommige tranquilizers het verzadigingsgevoel onderdrukken. Het spreekt vanzelf dat andere psychotrope farmaca (bv. neuroleptica, antidepressiva, MAOI) die men soms in dergelijke associaties vindt, evenzeer tegenaangewezen zijn.

een anorexigeen:

anorexigenen kunnen, in bepaalde gevallen, geïndiceerd zijn bij obesitas, gedurende korte tijd en in combinatie met een aantal andere middelen zoals dieet en psychotherapie. Dit dient dan met extreme voorzichtigheid te gebeuren, o.a. wegens het gevaar bij hypertensielijders.

een diureticum:

diuretica hebben geen plaats in de behandeling van obesitas; zij zullen wel degelijk, in de eerste dagen, een gewichtsverlies van enkele kilogrammen geven door uitdrijven van water, maar bij stoppen van het diureticum wordt prompt deze zelfde hoeveelheid water terug geretineerd en verdwijnt het gewichtsverlies. Daarenboven hebben alle diuretica, in de doses nodig voor dit waterverlies, metabole bijwerkingen. Vanzelfsprekend kan het gebeuren dat een patiënt met obesitas, wegens het bestaan van hypertensie of van hartinsufficiëntie, een diureticum nodig heeft.

(2) Waar dus sommige van de bestanddelen in bepaalde omstandigheden kunnen gebruikt worden bij obesitas, is het tezamen voorschrijven van meerdere van deze bestanddelen in vaste associatie totaal zinloos. Inderdaad, al zou bij een bepaalde persoon in een bepaald stadium gebruik bv. van twee van de vier middelen nodig zijn, dan zal dit niet gebeuren in vaste associatie aangezien het toedieningsritme van dergelijke bestanddelen individueel totaal verschillend is en individuele dosisaanpassingen moeten gebeuren. Indien bv. een patiënt aan hypertensie lijdt en behandeld wordt met een thyroïdderivaat zou het kunnen dat hij terzelfdertijd een diureticum nodig heeft. Geen enkele ernstige arts zal er ooit aan denken dit thyroïdpreparaat en het diureticum in een vaste associatie samen te laten bereiden; een patiënt die een thyroïdpreparaat nodig heeft wegens hypothyreose en occasioneel of voor zeer korte tijd een slaapmiddel moet krijgen, zal dit slaapmiddel afzonderlijk krijgen op het ogenblik van de dag (d.w.z. voor het slapengaan) dat daarvoor nuttig is.

(3) Het spreekt vanzelf dat elke aanpak van obesitas dient vergezeld te zijn van psychologische en diëtische raadgevingen, en dat behandeling slechts nodig is als het normale gewicht (gesteund op geslacht, leeftijd, lengte) duidelijk overschreden is.