keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

4

pagina

Methadone16/01/1988 Documentcode: a040004
Toxicomanie

De Raad neemt kennis van een tekst opgesteld door de Commissie Toxicomanie. Na een uitgebreide gedachtenwisseling en enkele tekstwijzigingen, wordt onderstaand advies aangenomen en overgemaakt aan de voorzitters van de provinciale raden.

A. ALGEMENE BESCHOUWINGEN M.B.T. PSYCHOTROPE (GENEES‑) MIDDELEN DIE POTENTIEEL VERSLAVINGSINDUCEREND ZIJN

1. Algemene probleemstelling

Het ontstaan van psychische en/of fysieke verslaving is een bijzonder ingewikkeld gebeuren waarin verschillende factoren op wisselende momenten een min of meer belangrijke rol kunnen spelen. Het zijn niet uitsluitend de werkingseffecten van een middel, maar evenzeer de onderliggende persoonlijkheidskenmerken alsmede het geheel van de milieu‑omstandigheden die bepalend zijn voor de verslaving. Mens, milieu en middel zijn de drie elementen die in een voortdurend onderlinge wisselwerking steeds in rekening dienen te worden gebracht.

Verslaving aan een middel kan in verschillende gradaties voorkomen, bepaald door de mate van onvrijheid die het individu ervaart in de omgang met het (of de) betrokken middel(en).

Verslaving is dan ook een probleem dat multi‑factorieel en multi‑conditioneel bepaald is en aldus een brede en meestal multi‑disciplinaire benadering vereist, niet enkel wat de behandeling, maar a fortiori, wat de preventie betreft.

2. Gebruik, misbruik en verslaving

Niet elk gebruik of misbruik leidt noodzakelijk tot verslaving.

Het correct inschatten van risico's en gevaren, in het bijzonder m.b.t. verslaving, bij regelmatig gebruik en/of misbruik van een psychotroop middel, is nochtans niet steeds eenvoudig. Hier is een belangrijke en verantwoordelijke taak weggelegd voor het medisch corps dat de geprivilegieerde beschikking heeft over een gamma geneesmiddelen waarvan talloze potentieel verslavend zijn. Telkens een indicatie tot voorschrijven van dergelijke middelen wordt weerhouden, moet een grondige en herhaalde benefit/risk evaluatie gebeuren. Het excessief voorschrijven in duur en/of dosis is therapeutisch niet te verantwoorden en moet in sommige gevallen zelfs zonder meer als een beroepsfout worden beschouwd.

Gebruik, misbruik en verslaving enerzijds, en de ermee gerelateerde problematiek anderzijds, zijn fenomenen die inherent zijn aan mens en maatschappij en door tal van psychotrope middelen in de hand kunnen worden gewerkt.

2.1. Cultuureigen middelen

Het is voldoende geweten dat alcohol, prototype van de zogenaamde cultuureigen en maatschappelijk aanvaarde "drugs", verantwoordelijk is voor veruit het meest frequent en het meest verspreide aantal problemen, hetzij als gevolg van een occasioneel of een regelmatig gebruik, hetzij als gevolg van een verslaafd gebruik.
Hieronder moeten verder worden vermeld: nicotine en cafeïne.

2.2. Geneesmiddelen zonder medisch voorschrift

Een tweede categorie psychotrope middelen zijn de geneesmiddelen of als dusdanig erkende substanties, die niettegenstaande de meest recente wetswijzigingen, verder zonder medisch voorschrift kunnen worden verstrekt en frequent tot misbruik aanleiding geven, als bepaalde pijnstillende middelen, bepaalde kalmeer‑ en/of slaapmiddelen en bepaalde eetlustremmers.

Bijzondere aandacht vereist in dat verband, de mythe en de mentaliteit bij een groot deel van de publieke opinie als zou datgene wat zonder medisch voorschrift verkocht wordt of verkrijgbaar is, meteen ook onschadelijk zijn. Het tegendeel is maar al te vaak waar ! Dit is een meer sociaal probleem waar voor geneesheren en apothekers een educatieve taak en rol is weggelegd.

2.3. Geneesmiddelen uitsluitend met medisch voorschrift

Geneesmiddelen die exclusief op medisch voorschrift afleverbaar zijn en waarvan sommige bovendien aan de bijzondere verordeningen inzake verdovingsmiddelen zijn onderworpen, blijken in toenemende mate tot misbruik en verslaving te leiden.

  • kalmeer‑ en/of slaapmiddelen: benzodiazepines, barbituraten, methaqualon...
  • verdovende en/of pijnstillende middelen: morfine, methadon, buprenorfine, pentazocine, bezitramide, dextromoramide...
  • stimulerende middelen: amfetamines en analogen.

Dit is specifiek het terrein van de medicus die in deze de grootste verantwoordelijkheid draagt. Ofwel, gaat hij "pill‑shopping" in de hand werken door, of ondoordacht, of louter op verzoek, farmaca voor te schrijven alsof het banale middelen zijn; ofwel, gaat hij middelen voorschrijven waarvan algemeen bekend is dat zij door verslaafden worden gezocht en verhandeld en zich zodoende als "dealer" gedragen.

2.4. Niet‑cultuureigen middelen

Dat is de groep van middelen die voor oneigen gebruik worden gezocht. Daaronder ressorteren:
cannabisprodukten: marihuana, hashish....
hallucinogenen: L.S.D. en analogen
cocaïne
opiumderivaten: in het bijzonder heroïne.

Misbruikers/verslaafden aan illegale middelen vormen een relatieve minderheid binnen de totale populatie van misbruikers en verslaafden. Precies ten opzichte van deze groep evenwel, gaat de medicus niet zelden zijn bevoegdheid te buiten, hetzij uit onwetendheid of manipulatie, hetzij uit immoreel winstbejag.

Het strekt het medisch corps tot oneer als blijkt dat uitsluitend op medisch voorschrift verkrijgbare middelen, zoals narcotische analgetica, amfetamines of analogen, op de zwarte markt van het drugmilieu worden aangeboden.

3. Algemene richtlijnen ter attentie van het medisch corps

Het is de morele en maatschappelijke plicht van elke arts dat hij, in het algemeen en meer bepaald m.b.t. alle middelen die tot verslaving aanleiding kunnen geven, steeds weer via een preventieve en waakzame attitude een adequate gezondheidsvoorlichting‑ en opvoeding op zijn patiënten overbrengt.

Elke medicus moet zich terdege bewust zijn van zijn verantwoordelijkheid bij het voorschrijven van geneesmiddelen die een voor de gezondheid en het welzijn van de patiënt ondermijnende afhankelijkheid kunnen teweegbrengen.

Een goed gebruik van vermelde geneesmiddelen houdt in dat efficiënte en bij voorkeur minimale dosissen worden voorgeschreven gedurende een beperkte periode. Voorts moet de arts regelmatig de deugdelijkheid van zijn voorschriften nagaan en oog hebben voor eventuele verslavingsverschijnselen of ‑gedragingen.

B. BIJZONDERE BESCHOUWINGEN M.B.T. GENEESMIDDELEN ONDERWORPEN AAN DE WETTELIJKE VERORDENINGEN INZAKE VERDOVINGSMIDDELEN

Richtlijnen m.b.t. narcotische analgetica en de opvang en behandeling van aan deze middelen verslaafde patiënten.

De medicus die geconfronteerd wordt met een hulpvraag vanwege een patiënt verslaafd aan narcotische analgetica, staat niet zelden voor een dilemma:

  • enerzijds, de wettelijke en morele plicht tot bijstand van een lijdende persoon of een persoon in nood;
  • anderzijds, de medische deontologie die hem verbiedt handelingen te stellen of voorschriften te verstrekken die een verslaving kunnen scheppen, onderhouden of verergeren.

1. Van elke arts wordt verwacht dat hij op voldoende wijze op de hoogte is van de bestaande centra en instellingen die deskundig zijn op het gebied van de verslavingszorg.

De evaluatie van een hulpvraag moet gebeuren onder leiding van een gespecialiseerd multidisciplinair team, waarvan ten minste één psychiater, met een erkende bevoegdheid in het vlak van de verslavingszorg, deel uitmaakt. Dergelijke evaluatie zal het mogelijk maken aan de betrokkene een keuze voor te stellen van verschillende voor zijn geval aangewezen therapie‑mogelijkheden.

2. In geval van een eventuele interventie, moet de arts in nauw verband met bedoelde instantie samenwerken teneinde de therapeutische continuïteit en zinvolheid te kunnen waarborgen en toetsen.

De medische, psychologische en sociale aspecten zijn immers dermate ingewikkeld, dat een multidisciplinaire benadering vereist is om, met een redelijke kans op welslagen, een behandeling in te stellen, respectievelijk op te volgen.

3. Ongeacht de urgentie of de dramatische situatie, is het ontraden de specifieke vraag naar een welbepaald middel in te willigen.

In het algemeen is zeker het toedienen via injectie van een narcotisch analgeticum of van een ander specifiek gevraagd middel, tegenaangewezen. Hetzelfde geldt voor amfetamines en analoge produkten. De louter symptomatische behandeling van de gemelde klacht(en) zonder gebruik te maken van het of de middel(en) waaraan de betrokkene is verslaafd, volstaat ruimschoots in afwachting van een duurzame en specifieke behandelingsplanning.

4. Bij de fysieke ontwenning moet er ten zeerste worden toegezien dat verslaving aan het ene middel, niet door verslaving aan een ander middel wordt vervangen.

Na de fysieke ontwenningsfase moet een eventuele nood aan een medicamenteuze ondersteuning eveneens bijzonder kritisch worden geëvalueerd en indien daartoe inderdaad een indicatie bestaat, moet deze van die aard zijn dat een andere afhankelijkheid niet wordt geïnduceerd.

De fysieke ontwenning aan narcotische analgetica dient NIET noodzakelijk door een afbouwschema van analoge narcotische analgetica te worden ondersteund. In het algemeen is deze fysieke ontwenning niet levensbedreigend, zelfs niet wanneer geen enkele vorm van substitutie wordt toegediend (het zogenaamde "cold turkey"‑afkicken).

Het toedienen van methadon of analoge narcotische analgetica tijdens de fysieke ontwenningsfase kan uiteraard nuttig of nodig zijn, doch moet hoe dan ook strikt gelimiteerd zijn in toedieningsdosis, ‑duur en ‑vorm en is alleen binnen het kader van een klinische opname, op de medisch meest optimale en verantwoorde wijze aanwendbaar en hanteerbaar.

5 De ambulante en/of langdurige verstrekking van methadon of analoge narcotische analgetica is therapeutisch NIET te verantwoorden behoudens in uitzonderlijke gevallen.

In bedoelde gevallen kan de behandeling niet worden toegepast door een alleenstaand arts, ongeacht zijn kwalificatie en moet een gemotiveerd verslag worden overgemaakt aan de Provinciale geneeskundige commissie en aan de bevoegde provinciale raad.

6. Bij pijnbestrijding, zoals bijvoorbeeld bij terminale kankerpatiënten, blijven morfine en morfinederivaten onverminderd hun therapeutische indicatie behouden.

Ook in die gevallen moeten zowel de dosis als de vorm van toediening met de nodige voorzichtigheid worden aangewend en elk risico van misbruik worden vermeden.

7. Multidisciplinaire teams gespecialiseerd op het gebied van de verslavingszorg mogen therapeutische programma's met gebruik van specifieke farmaca opzetten.

Het protocol van het experiment moet voorafgaandelijk door een door de Nationale Raad van de Orde der geneesheren erkende ethische commissie, worden goedgekeurd.

C. MISBRUIK VAN THERAPEUTISCHE VRIJHEID

Er weze aan herinnerd dat het tot de bevoegdheid van de provinciale raden behoort om misbruiken van therapeutische vrijheid te beteugelen en er in het bijzonder op te waken dat de geneesheer "tenzij therapeutische indicaties zorgvuldig werden vastgesteld, de ontwikkeling van elke vorm van toxicomanie voorkomt" (zie artikel 37 van de Code van geneeskundige Plichtenleer).

Voorts behoort het o.m. tot de bevoegdheid van de Provinciale geneeskundige commissies om onrechtvaardig voorschrijfgedrag bij de geneesheren op te sporen, de geneesheren te ondervragen en desgevallend de nodige maatregelen te treffen met het oog op de toepassing van disciplinaire en gerechtelijke vervolgingen.

Geneesmiddelen18/10/1986 Documentcode: a035017
Gebruik en misbruik van geneesmiddelen

Onderstaande documenten uitgaande van de Provinciale raad van Henegouwen werden op 18 october 1986 door de Nationale Raad goedgekeurd.

Het betreft een circulaire aan de geneesheren van de provincie Henegouwen, een studie over de bestaande wetgeving en de deontologische regels ter zake en richtlijnen van de Provinciale raad van Henegouwen aan zijn leden.

1. Circulaire

Geachte Collega,

De Provinciale raad van de Orde der geneesheren stuurt U bij deze een circulaire die uitsluitend gewijd is aan de problemen die voortvloeien uit het gebruik en misbruik van geneesmiddelen die tot verslaving kunnen leiden. De consumptie van toegelaten en verboden verdovingsmiddelen is sedert tien jaar gestadig toegenomen. Dit sociaal fenomeen vormt een reëel gevaar voor de gezondheid.

Van de andere kant neemt onze Raad regelmatig kennis van gevallen die door het Parket of door de Provinciale geneeskundige Commissie worden medegedeeld en die aan het licht brengen dat door bepaalde collegae overmatig verdovingsmiddelen worden voorgeschreven. Die klachten leiden meestal tot strenge strafrechtelijke én tuchtrechtelijke veroordelingen.

Jonge of minder jonge, ervaren of minder ervaren collegae maken zich vaak illusies over de arts‑patiënt relatie en laten zich manipuleren en misleiden door toxicomanen "met dervingsverschijnselen". Andere collegae worden medeplichtigen van "pseudosportlui" op zoek naar stimulerende middelen voor betere sportprestaties of voor hun kleine winstgevende handel, om aldus hun cliënteel te vergroten of uit gemakzucht.

Onze Raad geeft zich terdege rekenschap van de moeilijkheden waarmee de eerstelijnsgeneesheer te kampen heeft die, in de eerste plaats, in alle vrijheid moet kunnen zorgen verstrekken maar vaak voor het dilemma staat: zijn wettelijke en morele plicht om een persoon in onmiddellijk gevaar (of die lijdt) te helpen en zijn deontologische plicht, geen voorschriften op te maken die een toxicomanie kunnen scheppen, onderhouden of verergeren. De practicus wordt aldus geconfronteerd met een gewetens‑ en bevoegdheidsprobleem waarvoor hij zelf de algehele verantwoordelijkheid moet dragen.

De Raad wenst de artsen via bijgaande richtlijnen te helpen bij het oplossen van eventuele problemen in dat vlak en door het voorkomen van misstappen, zijn repressieve rol te beperken.

In een recente circulaire van de Provinciale geneeskundige Commissie wordt herinnerd aan bepaalde reglementaire voorschriften ter zake en wordt een lijst gegeven van de produkten die onder verdovingsmiddelen en psychotropische stoffen vallen. Wij beperken ons daarom tot een overzicht van de deontologische aspecten van het probleem aan de hand van bepaalde raadgevingen en nauwkeurige richtlijnen. De Raad zal voortaan in geval van vervolgingen wegens misbruik van de therapeutische vrijheid door onderhoud van toxicomanie, geen rekening meer houden met het argument als zouden deze regels niet bekend zijn.

De Raad wenst te onderstrepen dat het geenszins in de bedoeling ligt via deze richtlijnen aan de arts verbod op te leggen verdovende middelen voor te schrijven als analgetica voor patiënten met hevige en voortdurende pijnen. Het is evident dat gewettigde redenen bestaan om verdovende middelen voor te schrijven en verdovingsmiddelen tot de normale therapeutische mogelijkheden behoren waarover de arts beschikt om het lijden van zijn patiënten te lenigen. Toch moet de arts ook in die gevallen vermijden té grote doses voor te schrijven die verkeerd zouden kunnen worden aangewend en moet hij de Provinciale geneeskundige Commissie en de Provinciale raad van de Orde der geneesheren van belangrijke behandelingen met analgetica verwittigen.

Wij blijven te Uwer beschikking bij eventuele deontologische moeilijkheden.

2. Wet en deontologie

In het KB van 31 december 1930 werd bepaald dat "elke practicus die zelfs wanneer het niet dringend noodzakelijk is verdovende middelen voorschrijft, toedient of aflevert die toxicomanie kunnen scheppen, onderhouden of verergeren, strafbaar is met straffen bepaald in de wet van 24 februari 1921, onverminderd de toepassing van artikelen 402 en volgende van het Strafwetboek".

Maar door de wet van 9 juli 1975 werd de wet van 1921 enigszins gewijzigd en werd het misdrijf anders gedefinieerd aangezien wordt bepaald dat "met de straffen opgesteld in artikel 2bis, en volgens het daarin gemaakte onderscheid, worden gestraft de beoefenaars van de geneeskunde, van de diergeneeskunde of van een paramedisch beroep die misbruik maken van het voorschrijven, toedienen of afleveren van geneesmiddelen die slaapmiddelen, verdovende middelen of psychotropische stoffen bevatten welke afhankelijkheid kunnen teweegbrengen, onderhouden of verergeren".

Het beoordelingscriterium van een strafbaar geneesmiddelenvoorschrift werd dus gewijzigd. Het is niet langer de niet dringende noodzakelijkheid maar wel het misbruik dat wordt beoordeeld in functie van de normale uitoefening van de therapeutische vrijheid. De term misbruik wordt nergens nauwkeurig gedefinieerd en wordt derhalve overgelaten aan de beoordeling van de rechterlijke instanties en de Orde van geneesheren.

In artikel 11 van het KB nr 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunde wordt daarenboven bepaald dat aan de beoefenaars (geneesheren, tandartsen en apothekers) geen reglementaire beperkingen mogen worden opgelegd bij de keuze van de middelen die aangewend worden, hetzij voor het stellen van de diagnose, hetzij voor het instellen en uitvoeren van de behandeling, hetzij voor het uitvoeren van magistrale bereidingen. De misbruiken van de vrijheid waarvan zij in dit drievoudig opzicht genieten, worden beteugeld door de Raden van de Orde waarvan zij afhangen.

De Code van geneeskundige Plichtenleer bevat een aantal artikelen die van toepassing zijn op het voorschrijven van verdovingsmiddelen.
Artikel 36 erkent de diagnostische en therapeutische vrijheid van de arts; niettemin wordt verboden onnodig dure onderzoekingen en behandelingen voor te schrijven of overbodige verstrekkingen te verrichten.

Artikel 37 bepaalt dat, tenzij therapeutische indicaties zorgvuldig werden vastgesteld, de geneesheer de ontwikkeling van elke vorm van toxicomanie moet voorkomen. In de Code van geneeskundige Plichtenleer wordt tevens aangedrongen op de kwaliteit van de zorgenverstrekking aan de patiënt.

Artikel 4 bepaalt dat de geneesheer zich op de hoogte moet houden van de vooruitgang van de geneeskundige wetenschap om zijn patiënt met de beste zorgen te kunnen omringen.

Artikelen 34 en 35 herinneren de geneesheer eraan dat hij de patiënt zorgvuldig en gewetensvol de zorgen moet toedienen die stroken met de thans geldende wetenschappelijke kennis en dat hij moet vermijden zijn bevoegdheid te overschrijden.

Artikel 32 bepaalt dat de al dan niet vrij gekozen geneesheer enkel op gewetensvolle wijze en op wetenschappelijke gronden beslissingen zal nemen.

Er weze nogmaals op gewezen dat zoals overigens in artikel 6 van de Code van geneeskundige Plichtenleer wordt onderstreept, elke arts bij wet verplicht is, onverwijld hulp te bieden aan een persoon die in onmiddellijk gevaar verkeert.

3. Richtlijnen van de Provinciale raad van Henegouwen

Elke arts kan op een bepaalde dag geconfronteerd worden met een toxicomaan op zoek naar een eerder dubbelzinnige vorm van hulp. Meestal is de toxicomaan namelijk niet op zoek naar genezing maar wenst hij zo goedkoop mogelijk in min of meerdere mate verboden geneesmiddelen te bekomen om zijn toxicomanie te onderhouden. Dat is een delicate en vaak moeilijke situatie waarvoor een adequate oplossing moet worden gevonden.

De arts moet in de eerste plaats voorzichtig optreden en volgens de geldende wetenschappelijke kennis. Dit is een deontologische regel die elke arts verplicht zich door een constante informatie en zelfstudie op de hoogte te houden van de recente ontwikkelingen in het vlak van de toxicomanie zowel voor wat betreft de medische therapie als de psycho‑sociale hulp.

De Raad wenst de nadruk te leggen op de manier waarop de toxicomaan door de arts wordt opgevangen, want de toekomst van de patiënt kan in grote mate afhangen van die eerste ontmoeting en de arts‑patiënt relatie die aldus tot stand komt.

De arts moet een uiterst nauwkeurig klinisch onderzoek uitvoeren en een medisch dossier bijhouden met vermelding van de aard en de dosis van de voorgeschreven stoffen en het klinisch en therapeutisch verloop van de behandeling.

Behoudens in uitzonderlijke gevallen die de arts overigens moet kunnen verantwoorden, mogen geen inspuitbare stoffen worden voorgeschreven. Zelfs in die gevallen waar spuiten onvermijdelijk is moet binnen de kortste tijd worden overgestapt naar substitutiegeneesmiddelen per os waarbij er moet worden op gelet dat de voorschriften niet door de patiënt kunnen worden gemanipuleerd.
Het voorschrift moet strikt worden beperkt tot de noodzakelijke dosis van de patiënt en voortdurend worden aangepast met het oog op de ontwenning en genezing.

Tenslotte is het van belang het voorschrift zoveel mogelijk te kaderen in een medisch‑psycho‑sociale behandeling.

Verder moeten zo snel mogelijk worden verwittigd:

De Provinciale geneeskundige Commissie

De behandeling van een patiënt die gepaard gaat met voorschrijven van verdovingsmiddelen, moet aan de Provinciale geneeskundige Commissie worden aangegeven. Alleen op die manier wordt de tussenkomst beperkt tot één geneesheer‑voorschrijver en één apotheker en kan door de practicus en door de Inspecteur van de Artsenijbereidkunde worden gecontroleerd in hoverre de patiënt de voorgestelde behandeling volgt en kunnen toxicomanen die zich op diverse plaatsen bevoorraden, worden opgespoord. In geval van verzet vanwege de patiënt moet de arts, na toediening van de dringende zorgen, de behandeling uit handen geven.

De Provinciale raad van de Orde der geneesheren

De arts moet de Provinciale raad verwittigen met mededeling van de naam van de patiënt, de diagnose en het behandelingsschema omdat die gegevens, die in het dossier van de arts worden opgeslagen, in geval van moeilijkheden nuttig kunnen zijn en op grond daarvan aan de arts advies en raad zullen mogelijk zijn.

***

De ervaring heeft geleerd dat de alleenstaande arts die vaak onvoldoende van de toxicomanieproblematiek afweet, onmogelijk de volledige verantwoordelijkheid van een ontwenningskuur op afdoende manier op zich kan nemen. De arts moet zich met raad en daad laten bijstaan en moet de patiënt, zodra dat mogelijk is, doorverwijzen naar een ter zake gespecialiseerde arts of naar een multidisciplinair team dat alle aspecten van het toxicomanieprobleem aankan.

Ingeval, ten gevolge van een gebrekkige organisatie of de weigering van de patiënt, de behandeling niet aan een bevoegd team kan worden overgelaten, moet de arts zich met raad en daad laten bijstaan door een collega die hierin bevoegd is. Het moet evenwel bij uitzonderingen blijven want het blijft gevaarlijk en illusoir te denken dat elke arts de behandeling van een zware druggebruiker aankan.

Volgens de Raad van de Orde is er misbruik van therapeutische vrijheid wanneer een ter zake onvoldoende bevoegde arts zijn bevoegdheid overschrijdt en alleen de behandeling van een toxicomaan op zich neemt.

***

De Raad wenst er tevens aan te herinneren dat de druggebruiker op absolute wijze recht heeft op het beroepsgeheim. De relatie toxicomaan‑therapeut blijft strikt vertrouwelijk.

Hier rijst dan evenwel de delicate kwestie van de eerbiediging van het beroepsgeheim t.o.v. minderjarigen. Wij raden u aan het artikel "De arts en de minderjarigen" zoals verschenen in het Officieel Tijdschrift nr 26 (blz 50 en volgende) opnieuw aandachtig te lezen. Indien het heel jonge kinderen of adolescenten betreft die nog niet tot de jaren van verstand zijn gekomen, hebben de ouders het recht te worden ingelicht naargelang de aard van de medische tussenkomst. Indien de arts daarentegen wordt geraadpleegd door een minderjarige die tot de jaren van verstand is gekomen, is hij door het beroepsgeheim gebonden t.o.v. de ouders of de wettelijke vertegenwoordigers. Gelet op het feit dat bepaalde moeilijkheden met de omgeving (familiaal conflict, schoolproblemen, sociale marginaliteit, psychologische problemen) kunnen rijzen, moet de arts er bij de adolescent op aansturen hier met zijn ouders of wettelijke vertegenwoordigers over te praten.

Er weze tenslotte aan herinnerd dat het beroepsgeheim zelfs ten overstaan van de rechterlijke instanties die dienaangaande een onderzoek zouden instellen, moet worden bewaard behalve indien de patiënt reeds wegens toxicomanie onder gerechtelijke voogdij is geplaatst.

***

De Raad wenst nog Uw aandacht te vestigen op een aantal moeilijke punten en regels die moeten worden nageleefd bij het voorschrijven van substancties die afhankelijkheid kunnen teweegbrengen.

Wanneer een arts verdovende middelen moet voorschrijven voor een toxicomaan met dervingsverschijnselen, meer bepaald bij een spoedgeval of tijdens de wachtdienst, is het hem toegestaan een minimale hulpdosis voor te schrijven.
Het geneesmiddel mag niet in grote hoeveelheden worden voorgeschreven noch worden afgeleverd onder een zodanige vorm dat het kan worden doorgegeven, verkocht of in één keer in excessief hoge doses worden ingenomen.
De arts moet de identiteit en het adres van de patiënt noteren (identiteitskaart) en er de Provinciale geneeskundige Commissie en de Provinciale raad van de Orde zo spoedig mogelijk van in kennis stellen.

Een aantal gevallen van toxicomanie zijn het gevolg van een medische behandeling en met name te wijten aan het regelmatig innemen van steeds grotere hoeveelheden van psychotropische stoffen of verdovingsmiddelen die worden afgeleverd zonder reële indicatie maar onder het voorwendsel van hoest, pijn, obesitas of zogezegde blijvende vermoeidheid.
Elke arts moet zich bewust zijn van zijn verantwoordelijkheid bij het voorschrijven van opwekkende, eetlustremmende, pijnstillende, slaapwekkende en andere geneesmiddelen die een voor de persoon en de gezondheid van de patiënt ondermijnende afhankelijkheid kunnen teweegbrengen.

De arts moet er verder voor waken dat geen blanco voorschriftenboekjes, stempels of voorraden van verdovende middelen kunnen worden ontvreemd.
In geval van diefstal dienen te worden verwittigd:

  • de Provinciale raad van de Orde;
  • de Provinciale geneeskundige Commissie en de Inspectie van de Artsenijbereidkunde;
  • de Algemene Farmaceutische Inspectie - Dienst Verdovende Middelen.
Toxicomanie03/01/0001
Advertenties voor het rekruteren van patiënten in een klinische studie5
Een provinciale raad legt aan de Nationale Raad een brief voor van de voorzitter van de commissie voor medische ethiek van een ziekenhuis met betrekking tot het rekruteren van patiënten in een klinische studie. Deze vraagt of aan het advies van de Nationale Raad van 17 september 1994 (Tijdschrift Nationale Raad nr. 68, juni 1995, p. 29-30) preciseringen kunnen aangebracht worden die de onderzoekers toelaten op een ethisch verantwoorde manier de rekrutering van proefpersonen te bevorderen met behulp van advertenties.

Advies van de nationale raad :

De Nationale Raad heeft er geen bezwaar tegen dat een arts-navorser adverteert voor het rekruteren van proefpersonen voor deelname aan een medisch- wetenschappelijk onderzoek. Het adverteren moet op een ethische en deontologische wijze gebeuren; de advertentie mag niet misleidend zijn.

De eventuele financiële vergoeding van de deelnemer mag de kosten en de eventuele inkomstenderving niet overschrijden; ze mag niet afhankelijk zijn van het resultaat van het onderzoek. Financieel voordeel mag geen aansporing zijn tot deelname aan klinische proeven.

De wijze van rekruteren en de eventueel met de deelnemer te sluiten financiële overeenkomst dienen vermeld te worden in het protocol van biomedisch onderzoek voorgelegd aan het bevoegd ethische comité. Van dit comité wordt verwacht dat het zich bij de beoordeling zal baseren op internationaal aanvaarde normen, in het bijzonder de Verklaring van Helsinki van de World Medical Association*.

* wijziging van de nationale raad van 20 januari 2018

Vorige pagina

4

pagina