keyboard_arrow_right
Deontologie

Conformiteit van een staand order voor de uitvoering van een vaccinatieschema

De Nationale Raad wordt om advies verzocht over de conformiteit van een staand order voor de uitvoering van een vaccinatieschema (dat een aantal vaccinaties omvat) voor jonge kinderen rekening houdend met het feit dat, enerzijds, de vaccins eventueel toegediend worden in aanwezigheid van een andere arts dan diegene die het staand order opgesteld heeft en, anderzijds, dat er mogelijk meerdere dagen of weken kunnen verstrijken tussen de indicatie door de arts en de toediening van het vaccin door de verpleegkundige.

Advies van de Nationale Raad :

Advies van de Nationale Raad betreffende het opstellen door een arts van een staand order in het kader van de vaccinatie van jonge kinderen (19 september 2015)

De Nationale Raad wordt om advies verzocht over de conformiteit van een staand order voor de uitvoering van een vaccinatieschema (dat een aantal vaccinaties omvat) voor jonge kinderen rekening houdend met het feit dat, enerzijds, de vaccins eventueel toegediend worden in aanwezigheid van een andere arts dan diegene die het staand order opgesteld heeft en, anderzijds, dat er mogelijk meerdere dagen of weken kunnen verstrijken tussen de indicatie door de arts en de toediening van het vaccin door de verpleegkundige.

1° De arts kan een verpleegkundige belasten met de uitvoering van bepaalde handelingen die de diagnose voorafgaan of de toepassing van de behandeling aangaan of de uitvoering van maatregelen van preventieve geneeskunde betreffen(1) .

De technische verpleegkundige verstrekkingen en de handelingen die door een arts toevertrouwd kunnen worden, moeten voorkomen op de door Koning vastgestelde lijst en behoren tot de normale kennis en bekwaamheid van de verpleegkundige(2) .

2° In antwoord op een vraag of verpleegkundigen in afwezigheid van een arts vaccins mogen toedienen en intradermale tuberculinetesten (THT) mogen uitvoeren, brachten de Academiën voor Geneeskunde van België op 27 juni 2015 een advies uit over vaccinatie door verpleegkundigen. Uit dit advies blijkt onder meer het volgende :

- In functie van de preventienoden en de maximalisatie van de bescherming van risicopopulaties moeten het bereik en de impact van vaccinatieprogramma's zo groot mogelijk zijn. Om een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad van de populatie te bereiken, dienen zoveel mogelijk drempels te worden opgeheven. De Academiën zijn van mening dat het toelaten van het zelfstandig vaccineren door verpleegkundigen een vlotte en tijdige uitvoering van vaccinatieprogramma's en vaccinaties in het algemeen mogelijk maakt.

- Als voorwaarde wordt gesteld dat diegenen die de vaccins toedienen hiervoor een bijkomende scholing en training hebben gevolgd, die onder andere het beheersen van nevenwerkingen en het toedienen van de eerste hulp in geval van anafylactische shock inhouden.

- Het is van groot belang dat de wettelijke bevoegdheid van verpleegkundigen ten aanzien van vaccinaties niet alleen van toepassing zou zijn op vaccinaties van volwassenen, maar ook van zuigelingen en kinderen, aangezien zij de belangrijkste doelgroep uitmaken van de vaccinatieprogramma's.

- In ieder geval behoren het herkennen van en het omgaan met anafylactische shock tot het curriculum van de verpleegkundige opleiding en is de vlotte toegang tot de hulpdiensten verzekerd in ons land. Om echter een snelle en doelgerichte interventie te verzekeren, dient de verpleegkundige zich regelmatig bij te scholen over het herkennen en behandelen van anafylactische shock. Deze bijscholing dient te bestaan uit theorielessen maar voornamelijk uit basislessen cardiopulmonaire reanimatie. Deze bijscholing dient verplicht te zijn voor iedereen die vaccinaties uitvoert. De geneesmiddelen die toegediend worden in het geval van anafylactische shock en hun dosering moeten gekend zijn door de zorgverlener(s) die het vaccin toedienen en moeten aangepast zijn aan de leeftijd van de patiënt. Bovendien dient op de plaats waar de vaccinatie wordt uitgevoerd het nodige materiaal aanwezig te zijn voor de behandeling van een anafylactische shock.

Gelet op het voorgaande adviseren de Academiën om in het K.B. van 18 juni 1990 de voorbereiding en toediening van vaccins door verpleegkundigen niet langer onder te brengen in de lijst van de toevertrouwde geneeskundige handelingen (C-handelingen) maar op te nemen in de lijst van de technische verpleegkundige verstrekkingen waarvoor een voorschrift van de arts nodig is (B2-handelingen). Ook het plaatsen van intradermale tuberculinetesten zou volgens de Academiën als een B2-handeling moeten worden geklasseerd.

Zoals vermeld in art. 7quater van het K.B. van 18 juni 1990 kan er in het voorschrift verwezen worden naar een staand order, een standaardverpleegplan of een procedure.

Op die manier blijft de arts verantwoordelijk voor de indicatie. Voor de uitvoering van een B2-handeling kunnen zowel de verpleegkundige als de arts een aansprakelijkheid oplopen.

De Nationale Raad sluit zich aan bij het advies van de Academiën.

3° De Nationale Raad wordt in het licht van de huidige wetgeving om advies verzocht over de deontologische conformiteit van een staand order waarbij een verpleegkundige niet belast wordt met één vaccinatie maar met een vaccinatieschema dat toegepast dient te worden over een welbepaalde periode.

De Nationale Raad meent dat het onder bepaalde voorwaarden op deontologisch gebied aanvaardbaar is dat een arts een vaccinatieschema op grond van een staand order voor een bij naam gekend kind toevertrouwt aan een verpleegkundige.

De indicatie voor de vaccinatie bij een jong kind en de voorlichting van de ouders, vallen onder de bevoegdheid van de arts.

De evolutie van een kind op jonge leeftijd moet regelmatig geëvalueerd worden door de arts aan de hand van een klinisch onderzoek en een anamnese om met name het risico van de vaccinatie in te schatten.

Rekening houdend met de gezondheidstoestand van het kind en met de goede geneeskundige praktijken beslist de arts autonoom de toediening van het vaccinatieschema via een staand order toe te vertrouwen aan een bevoegde verpleegkundige.

De Nationale Raad is van oordeel dat de bevoegdheid van de verpleegkundige dient te worden ondersteund door een bijkomende scholing over vaccins en de toediening ervan die onder andere het beheersen van nevenwerkingen en het toedienen van de eerste hulp in geval van anafylactische shock inhoudt.

Bij het opstellen van een staand order dient een procedure vastgelegd te worden in overleg tussen de arts en de verpleegkundige. Deze procedure vereist het uitdrukkelijke akkoord van beide beoefenaars, dient de modaliteiten te preciseren voor de toediening van de vaccinaties die deel uitmaken van het schema, dient in overeenstemming te zijn met de goede praktijken inzake vaccinatie, in het bijzonder met de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad, en dient regelmatig herbekeken te worden.

Bij elk consult van het kind door de arts analyseert deze het risico op een allergische reactie op de vaccinatie, gaat hij na of het staand order nog aangepast is en ziet hij toe op de juiste uitvoering ervan. De arts kan het staand order op elk ogenblik in twijfel trekken.

De wet schrijft de aanwezigheid van een arts voor bij het vaccineren. De Nationale Raad is van oordeel dat de arts die aanwezig is bij de vaccinatie verschillend kan zijn van diegene die de indicatie gesteld heeft. Hij dient tijdig geïnformeerd te worden over de vaccinatie, dient de identiteit van het kind te kennen en dient toegang te hebben tot zijn patiëntendossier.

De procedure dient de modaliteiten vast te leggen voor de gegevensuitwisseling tussen de arts en de verpleegkundige. Voorts dient ze te bepalen dat de verpleegkundige zich er, alvorens de in het schema geplande vaccinatie uit te voeren, systematisch van vergewist dat het staand order niet in twijfel getrokken werd.

Vóór de toediening van het vaccin dient de verpleegkundige de ouders opnieuw enkele, in de procedure vastgelegde, standaardvragen over het risico op een allergische reactie voor te leggen. Bij twijfel vraagt de verpleegkundige het advies van de arts die het staand order opgesteld heeft.

De verpleegkundige werkt het dossier van het kind bij met betrekking tot het tijdstip en het verloop van de vaccinatie.

1.Artikel 23, § 1, van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen
2.Artikels 5 en 7, quater, § 1, 2de lid, van het koninklijk besluit van 18 juni 1990 houdende vaststelling van de lijst van de technische verpleegkundige prestaties en de lijst van de handelingen die door een geneesheer aan beoefenaars van de verpleegkunde kunnen worden toevertrouwd, alsmede de wijze van uitvoering van die prestaties en handelingen en de kwalificatievereisten waaraan de beoefenaars van de verpleegkunde moeten voldoen