keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Geneeskunde (Esthetische)24/01/2025 Documentcode: a172001
De attitude van plastische chirurgen bij de invulling van het wettelijk kader en de deontologische regels binnen hun praktijkvoering.

De nationale raad van de Orde der artsen bestudeerde in zijn vergadering van 24 januari 2025 de attitude van plastische chirurgen bij de invulling van het wettelijk kader en de deontologische regels binnen hun praktijkvoering. De aanleiding is de recente undercoverreportage van Testaankoop[1] waarin meerdere inbreuken werden vastgesteld.

De vastgestelde inbreuken betreffen: het geven van te beperkte informatie, in het bijzonder bij de bespreking van de risico’s en de nevenwerkingen; het niet respecteren van de wettelijke wachttermijn tussen de raadpleging en de ingreep; het vragen van voorschotten en het opleggen van hoge annuleringskosten; het negeren van het verbod op het afleveren van getuigschriften voor verstrekte hulp binnen deze context; het voeren van ongeoorloofde reclame en het schenken van te weinig aandacht aan de psychologische context. Bovendien maakten enkele collega’s ongepaste opmerkingen.

Op wettelijk vlak

De wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren en tot regeling van de reclame en informatie betreffende die ingrepen is duidelijk over de modaliteiten van de informatieverstrekking en de toestemming (art. 18), de wachtperiode (art. 20) en het voeren van reclame en informatie (art. 20/1).

De beginselen van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt blijven als lex generalis onverminderd van toepassing tenzij deze lex specialis bepaalde thema’s anders bepaalt.

De nationale raad wijst de collega’s erop dat de wetgeving te allen tijde strikt moet worden gerespecteerd en herinnert hen aan de strafbepalingen die voorzien zijn in de wet.

Op deontologisch vlak

Op deontologisch vlak zijn enkele principes van primordiaal belang voor een goede vertrouwensband tussen de arts en de patiënt.

1. De geïnformeerde toestemming

De geïnformeerde toestemming is pas voldragen wanneer de patiënt uit de gegeven informatie een weloverwogen beslissing kan nemen. Informatiebrochures zijn sterk aanbevolen omdat ze de patiënt in staat stellen op een rustige wijze te reflecteren over hetgeen op de raadpleging besproken werd. Om impulsieve beslissingen het hoofd te bieden dient de arts de wettelijke wachtperiode van minstens vijftien dagen tussen het schriftelijk informatieverslag en de geplande ingreep te respecteren. Daarnaast dient de arts rekening te houden met de psychologische toestand van de patiënt.

2. Het financiële luik

Transparant informeren over de voorziene kostprijs en het hanteren van billijke tarieven versterken de vertrouwensrelatie tussen arts en patiënt en voorkomen latere geschillen.

In de wachtperiode mag de arts voor de esthetische ingreep geen enkele tegenprestatie of financieel engagement vragen of ontvangen, behalve de erelonen voor de raadplegingen die aan de ingreep voorafgaan.

Waar het vragen van voorschotten in principe wettelijk is verboden, is het op deontologisch vlak ontoelaatbaar. Het opleggen van disproportionele annuleringskosten beperkt de vrijheid van de patiënt om de ingreep af te wijzen en maakt misbruik van diens zwakke positie.

Het afleveren van getuigschriften van verstrekte hulp binnen deze context is frauduleus en komt neer op een oplichting van de maatschappij.

3. Het voeren van reclame en verschaffen van praktijkinformatie

De artsen dienen het artikel 37 van de Code van medische deontologie te respecteren. Dit artikel bepaalt dat de arts zijn medische activiteit mag kenbaar maken aan het publiek. De informatie, onder welke vorm ook, is waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk. Zij is niet misleidend en zet niet aan tot overbodige medische prestaties.

De arts verzet zich tegen publiciteit die derden over zijn medische ingrepen verstrekken en die de bepalingen van het vorige lid niet respecteert.

De commentaar bij de Code vermeldt bovendien welke vormen van informatieverschaffing niet zijn toegelaten:

  • - iedere vorm van misleidende publiciteit;
  • - vergelijkende honorariatarieven (het toetredingsstatuut tot de nationale overeenkomst is echter een verplichte informatie, krachtens artikel 73, §1, lid 3 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen);
  • - het aanzetten tot overbodige onderzoeken of behandelingen;
  • - publicaties, conferenties en andere mededelingen zonder wetenschappelijk nut of die een commercieel oogmerk hebben; publicatie van getuigenissen van patiënten; communicatie van gegevens gedekt door het medisch geheim;
  • - gebruik van een instrument om de bezoekers van een website buiten hun medeweten te identificeren of te profileren;
  • - commerciële promotie van geneesmiddelen of andere gezondheidszorgproducten.

Praktijkinformatie die tot doel heeft een gezondheidsbeoefenaar te laten kennen of informatie te verstrekken over de aard van zijn beroepspraktijk is toegelaten.

4. Empathie en respectvolle omgang met de patiënt

Artikel 16 van de Code van medische deontologie legt de arts de plicht op om in iedere situatie empathisch, attent en respectvol om te gaan met elke patiënt.

De nationale raad herinnert alle artsen eraan en in het bijzonder de plastische chirurgen de wettelijke en deontologische regelgeving strikt na te leven. Inbreuken hierop ondermijnen het vertrouwen in het artsenkorps, staan een goede arts-patiëntrelatie in de weg en kunnen tuchtrechtelijk gesanctioneerd worden.

Patiënten die menen dat de arts een deontologische inbreuk pleegt, kunnen dit melden bij de provinciale raad van inschrijving van de arts (Ordomedic | Contact).


[1]https://www.test-aankoop.be/gezond/gezondheidszorg/gezondheidsuitgaven-en-verzekeringen/nieuws/plastische-chirurgie

Geneeskunde (Sport-)15/11/2024 Documentcode: a171015
Sponsoring van een sportteam door een arts.

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht over de mogelijkheid voor een arts om een sportteam te sponsoren.

De reden voor dit advies is niet de financiële steun die de arts biedt, maar de tegenprestatie die eruit voortvloeit in zijn voordeel, in dit geval het promoten van zijn beroepsactiviteit.

Volgens de Kwaliteitswet is praktijkinformatie iedere vorm van mededeling die rechtstreeks en specifiek, ongeacht de daartoe aangewende plaats, drager of aangewende technieken, tot doel heeft een gezondheidszorgbeoefenaar te laten kennen of informatie te verstrekken over de aard van zijn beroepspraktijk.

Indien de financiële steun die de arts biedt, bijvoorbeeld aan een sportteam, gepaard gaat met een communicatie die als doel heeft zich kenbaar te maken of informatie te verstrekken over zijn praktijk, moet deze gebeuren in overeenstemming met de deontologische en wettelijke vereisten in verband met de praktijkinformatie (artikel 31, §1, van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; artikel 37 van de Code van medische deontologie).

Het feit dat het promoten van zijn beroepsactiviteit niet de hoofdreden voor zijn financiële steun is, speelt geen rol in de toepassing van deze regels.

De praktijkinformatie moet, ongeacht de vorm ervan, waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk zijn en ze moet wetenschappelijk onderbouwd zijn.

De verstrekte informatie mag niet misleidend zijn noch aanzetten tot overbodige geneeskundige verstrekkingen.

De arts verzet zich tegen elke vorm van publiciteit over zijn medische activiteit door de gesponsorde persoon of groep die de voornoemde regels niet respecteert.

Niet alleen dient de wet[1] nageleefd te worden, ook de eer en de waardigheid van het beroep mogen niet in het gedrang komen.

De beoordeling of de praktijkinformatie in overeenstemming is met de regels van medische deontologie gebeurt geval per geval (artikel 6, 2°, van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der artsen).

Bij moeilijkheden staat de Orde klaar voor haar leden om hun vragen te beantwoorden.


[1] De publiciteit wordt eveneens geregeld door het Wetboek van economisch recht (art. I.8., VI.94, VI. 95 en VI. 97 à VI. 100) ; de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg (art. 31) ; de wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren en tot regeling van de reclame en informatie betreffende die ingrepen ( art. 2, 8°, en 20/1) ; de wet van 25 maart 1964 betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (art. 9, § 1) ; de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (art. 127, § 2).

Getuigschrift15/11/2024 Documentcode: a171016
Inhoud medische attesten – arbeidsgeschiktheid onder voorwaarden.

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 15 november 2024 de vraag onderzocht of het opstellen van een getuigschrift van arbeidsgeschiktheid “onder voorwaarden” in overeenstemming is met de beginselen van medische deontologie betreffende het opstellen van medische documenten.

De nationale raad wordt ondervraagd door verschillende werkgevers die attesten ontvangen waarin de arts van de werknemer deze laatste arbeidsgeschikt verklaart mits een aanpassing van de werkomstandigheden plaatsvindt. Voorbeelden zijn de mogelijkheid tot telewerk, een aanpassing van de werkuren, het meer regelmatig kunnen opnemen van pauzes, het verrichten van fysiek lichtere taken, de aanpassing van het materieel, enz. De voorgestelde aanpassingen van de werkomstandigheden vinden plaats buiten het formeel re-integratietraject zoals bepaald in de Codex over het welzijn op het werk (art. I.4-72 e.v.).

Rekening houdend met de maatschappelijke en economische context, zoals de stijging van het aantal werknemers dat arbeidsongeschikt is, de nood aan flexibiliteit van de werkgever en de werknemer en de aandacht voor een betere balans tussen werk en privé, is de nationale raad van oordeel dat de dichotome benadering van arbeidsgeschikt of arbeidsongeschikt niet meer actueel is en het zowel voor de werkgever als voor de werknemer opportuun kan zijn dat de arts voorwaarden verbindt aan de arbeidsgeschiktheid, als alternatief voor de algehele arbeidsongeschiktheid.

Vanuit deontologisch perspectief dient de arts bij het opstellen van dergelijke getuigschriften een voorzichtige houding aan te nemen. De arts moet verantwoord attesteren, rekening houdend met het vertrouwen dat de maatschappij in hem stelt.

Concreet betekent dit dat hij:

  • in overleg met de patiënt, nagaat of de voorgestelde aanpassingen in de praktijk uitvoerbaar zijn;
  • de arbeidsarts-preventieadviseur betrekt in het proces, mits akkoord van de patiënt;
  • de voorgestelde aanpassingen beperkt in de tijd;
  • de gezondheidstoestand van de patiënt regelmatig her-evalueert.


Het staat de werkgever vrij om de voorgestelde aanpassingen van de werkomstandigheden al dan niet te aanvaarden.

Ten slotte moet de arts zich ervan vergewissen dat de patiënt zijn rechten en sociale voordelen behoudt indien de werkgever niet akkoord gaat met de voorwaarden tot aanpassing (bv. het behoud van zijn gewaarborgd inkomen). Om deze reden wordt aanbevolen een duidelijke formulering te hanteren.

Mutualiteiten15/11/2024 Documentcode: a171017
Afwezigheid van de vermelding van de identiteit van de adviserend arts op een beslissing verzonden aan de patiënt.

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht over de mogelijkheid voor de adviserend arts van een verzekeringsinstelling om zijn identiteit niet te vermelden op een beslissing.

1. Bij het vervullen van zijn opdrachten zoals bepaald in artikel 153 van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen (Z.I.V.-wet) neemt de adviserend arts persoonlijk en onafhankelijk zijn beslissing, die bindend is voor de verzekeringsinstelling. Deze beslissing is onderworpen aan de wet betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen (Arbeidsrechtbank van Brussel, 27 maart 2014, R.G. 2012/AB/282). De betrokkene beschikt over een rechtsmiddel hiertegen.

De handtekening en de naam van de persoon die de beslissing ondertekent bewijzen dat de beslissing wel degelijk genomen is en de inhoud ervan gevalideerd is door de persoon die bevoegd is om de beslissing te nemen. Dit maakt het ook mogelijk om te controleren of de wettelijke regels nageleefd zijn, bijvoorbeeld onverenigbaarheden of de vereiste dat de persoon die de beslissing neemt degene is die de gezondheidstoestand beoordeeld heeft.

Het ontbreken van de identificatie van de persoon die de beslissing genomen heeft en de eruit voorvloeiende onmogelijkheid om de wettelijkheid ervan na te gaan op verschillende gebieden vormen een inbreuk op de uitoefening van de rechten van verdediging.

2. De federale Commissie « Rechten van de patiënt » heeft eraan herinnerd dat de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt van toepassing is op de controle- en expertisegeneeskunde (advies van 21 juni 2013 betreffende de controle- en expertisegeneeskunde en advies van 30 september 2019 over de relatie patiënt/adviserende artsen van het ziekenfonds).

De identificatie van de gezondheidszorgbeoefenaar zelf en in voorkomend geval van de andere gezondheidszorgbeoefenaars die eveneens bij de verstrekte gezondheidszorg tussenkwamen, moeten opgenomen zijn in het dossier (artikel 33, 3°, van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg).

In haar voornoemde advies van 21 juni 2013 stelt de federale Commissie “Rechten van de patiënt” dat “elke beoordeling van een raadsgeneesheer/controleur/expert, zij het voorlopig, meer bepaald een beoordeling van de mate van ongeschiktheid van een patiënt (of deze ongeschiktheid persoonlijk, op het niveau van het gezinsleven of werk gerelateerd is, of deze ongeschiktheid permanent of tijdelijk, volledig of gedeeltelijk is) deel uitmaakt van het patiëntendossier; ze moet dus toegankelijk zijn voor de patiënt volgens artikel 9 van de wet betreffende de rechten van de patiënt”.

Indien de betrokkene inzage vraagt in zijn dossier op grond van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt zal deze bijgevolg kennis krijgen van de naam van de adviserend arts die zijn medische situatie beoordeeld heeft.

3. Bovendien kan de betrokkene zich beroepen op de Verordening (EU) 2016/679 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (Algemene Verordening Gegevensbescherming - AVG) om de identiteit van de adviserend arts te kennen.

Tot besluit meent de nationale raad dat de naam van de adviserend arts van de verzekeringsinstelling vermeld moet staan op de aan de betrokkene meegedeelde beslissing, die genomen is overeenkomstig artikel 153 van de Z.I.V.-wet.

Telefonisch advies15/11/2024 Documentcode: a171018
De organisatie van de praktijk met het oog op het goed beheer van telefonische oproepen en berichten van patiënten.

De nationale raad van de Orde der artsen wordt ondervraagd over de mentale overbelasting veroorzaakt door het beheren van de berichten en telefonische oproepen van patiënten.

Vaak zeggen confraters stress te ondervinden door de vrees belangrijke informatie niet juist te verwerken omdat ze verloren gaat in de massa berichten en telefoonoproepen die bovenop hun raadplegingen komen.

Een goede organisatie van de medische praktijk, met inbegrip van de communicatie tussen de arts en zijn patiënten, bevordert de kwaliteit en de veiligheid van de zorg maar ook het welzijn van de arts.

1. Het feit de communicatiekanalen te beperken, helpt de informatiestroom te beheersen. De arts bepaalt zelf langs welke kanalen zijn patiënten hem kunnen contacteren.

De specifieke technische kenmerken van de communicatiemiddelen moeten niet alleen de toegang tot de zorg en de continuïteit ervan mogelijk maken maar ook de veiligheid van de gegevens en de kwaliteit van de uitwisselingen.

De website eHealth geeft informatie over platformen aanbevolen voor de uitwisseling van berichten en bestanden, zoals siilo of helena (https://www.ehealth.fgov.be/nl/page/task-force-data-technology-against-corona ).

Voor uitwisselingen met confraters biedt het intranet van de website van de Orde der artsen (www.ordomedic.be, onderdeel ”aanmelden”) aan elke arts ingeschreven op de lijst een persoonlijke beveiligde berichtenbox (Transferbox). Hiermee kunnen documenten en berichten naar confraters worden gestuurd via een beveiligde en end – to - end gecodeerde verbinding. Deze module biedt de mogelijkheid berichten te sturen met een maximumcapaciteit van 250 MB. De individuele opslagcapaciteit is begrensd op 2 GB.

2. Het doel van de communicatiemiddelen moet duidelijk zijn. Zo nodig worden patiënten eraan herinnerd dat die communicatiemiddelen niet bedoeld zijn om een raadpleging te vervangen of een te lang geachte wachttijd te omzeilen voor persoonlijk gemak.

De arts licht zijn patiënten duidelijk in over zijn bereikbaarheid en de manier waarop hij de continuïteit van de zorg invult. Bij afwezigheid dient een bericht de patiënt door te verwijzen naar een confrater of een dienst die de continuïteit van de zorg verzekert. Het is raadzaam een mondelinge of schriftelijke waarschuwing “niet in noodgevallen” te plaatsen naast de communicatiemiddelen die niet bedoeld zijn voor een dringende vraag.

Indien de arts dit gepast vindt, kan hij ook aangeven langs welk kanaal hij kan worden gecontacteerd om een voorschrift te vernieuwen, een administratieve vraag te stellen, een afspraak af te zeggen, enz.

Om misverstanden en ontevredenheid te vermijden kan het nuttig zijn de antwoordtijden te vermelden, vooral in het weekend en tijdens de vakantie, via een automatisch of vooraf opgenomen bericht.

Het kan nodig zijn de patiënten bewust te maken van de veiligheidsregels die in acht moeten worden genomen bij het uitwisselen van gevoelige informatie of documenten, in het bijzonder de noodzaak hem te identificeren. Via gewone e-mail mogen geen medische gegevens worden uitgewisseld.

Al deze informatie kan worden gegeven via een vooraf ingesproken bericht of automatisch antwoord, een waarschuwing op de website, een affiche in het kabinet, wanneer de afspraak wordt bevestigd, enz.

3. Er dient een evenwicht te worden gevonden tussen de beschikbaarheid voor interactie en beschikbaarheid voor raadplegingen, die sereen moet verlopen met zo weinig mogelijk afleiding en onderbreking.

Tijdvensters reserveren specifiek gewijd aan het beantwoorden van gesproken en elektronische berichten bevordert de concentratie die nodig is voor elke taak.

4. Tot slot kan de ontwikkeling van openbare of private diensten die toegankelijk zijn via het internet ook rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot het structureren van de contacten tussen de arts en zijn patiënten.

De patiënt wordt aangemoedigd om zijn gegevens rechtstreeks via regionale uitwisselingsnetwerken te raadplegen (CoZo / Collaboratief Zorgplatform, Abrumet / Réseau Santé Bruxellois, RSW / Réseau Santé Wallon).

Een onlinesysteem voor het maken van afspraken, met de mogelijkheid voor de patiënten beschikbare tijdvensters te kiezen, vermindert het aantal telefoonoproepen.

5. Het is aangeraden om in het patiëntendossier de belangrijke gesprekken die buiten de raadpleging worden gevoerd bij te houden.

Relatie arts-patiënt13/09/2024 Documentcode: a171013
Het verbreken van de therapeutische relatie om redenen die te wijten zijn aan het gedrag van de patiënt.

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht over het verbreken van de therapeutische relatie om redenen die te wijten zijn aan het gedrag van de patiënt.

Respect is fundamenteel voor de therapeutische relatie tussen de arts en de patiënt. Het respect moet wederzijds zijn en moet zowel uitgaan van de arts als van de patiënt.

Wanneer de arts geconfronteerd wordt met ongepast gedrag van zijn patiënt is het gerechtvaardigd dat hij dit op een genuanceerde en gematigde manier aan de patiënt overbrengt. De arts staat open voor de klachten van de patiënt en het invraagstellen van zijn eigen gedrag, maar dat neemt niet weg dat hij de grenzen aangeeft die niet mogen worden overschreden en de patiënt waarschuwt voor de gevolgen voor de voortzetting van hun relatie.

De arts heeft het recht om de therapeutische relatie stop te zetten indien hij het onmogelijk acht de behandeling voort te zetten (artikel 32 van de Code van medische deontologie en het bijbehorende commentaar).

Een geschil mag niet worden bestraft met het stopzetten van de behandeling. Het onevenwicht tussen de vraag naar en het aanbod van zorg mag er niet toe leiden dat de arts te snel besluit om een einde te maken aan een therapeutische relatie. Wanneer de patiënt gebruik maakt van zijn rechten mag dit niet tot gevolg hebben dat de arts de therapeutische relatie verbreekt.

De arts vermijdt impulsief te reageren. Zijn beslissing moet zorgvuldig, gewetensvol en te gepasten tijde worden genomen, aangezien de patiënt een nieuwe arts moet vinden.

Indien de omstandigheden of grensoverschrijdend gedrag doen vrezen voor de veiligheid en fysieke of psychische integriteit van de arts, is het gerechtvaardigd een relatie zonder uitstel te beëindigen. Dit kan onder meer het geval zijn wanneer de arts wordt aangevallen, bedreigd, ernstig belasterd op sociale netwerken of onder druk wordt gezet om onrechtmatige of zelfs illegale handelingen te verrichten.

Wanneer de arts wordt geconfronteerd met een gewelddadige patiënt doet hij een beroep op collega's zodat hij niet alleen is wanneer hij zijn beslissing om de behandeling te beëindigen bekendmaakt. Hij verwijst de patiënt door naar instellingen die door hun infrastructuur en ervaring beter in staat zijn om met dit soort profiel of pathologie om te gaan.

De arts volgt de voorgeschreven onderzoeken op, vooral als er hem abnormale resultaten worden gerapporteerd, of verwijst de patiënt door naar een collega.

Hij verzekert zich ervan dat de patiënt toegang heeft tot de urgente zorgverlening die hij nodig heeft.

Geweld tegen zorgverleners, in welke vorm dan ook, is onaanvaardbaar. Het is essentieel om de moeilijkheden van de artsen in kaart te brengen om de autoriteiten bewust te maken van dit maatschappelijke probleem. Dit kan gebeuren door het agressieformulier in te vullen op de website van de Orde der artsen (https://ordomedic.be/nl/aanmeldingsformulier-agressie).

Een affiche uithangen in de wachtkamer is een manier om alle patiënten bewust te maken van het wederzijdse respect dat essentieel is voor de zorgrelatie. Een affiche is als bijlage beschikbaar voor de arts.

De arts die de therapeutische relatie verbreekt om redenen die te wijten zijn aan het gedrag van de patiënt laat dit weten aan de provinciale raad waarvan hij afhangt, met vermelding van deze redenen.

Continuïteit van de zorg13/09/2024 Documentcode: a171014
De samenwerking tussen artsen-specialisten en huisartsen om het respect te waarborgen voor de rechten van de patiënt en de continuïteit van de zorg.

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 13 september 2024 de deontologische beginselen onderzocht aangaande de samenwerking tussen artsen-specialisten en huisartsen, ter waarborg van de rechten van de patiënt en de continuïteit van de zorg nadat de arts-specialist de resultaten van de onderzoeken overmaakt aan de huisarts van de patiënt.

In de huidige gezondheidszorg is een bilaterale relatie tussen arts en patiënt niet langer de norm. Het is gebruikelijk geworden dat patiënten worden verzorgd door meerdere artsen, die met elkaar samenwerken om gezondheidszorg op een kwalitatief hoogstaand niveau te kunnen verstrekken.

De samenwerking tussen artsen-specialisten en huisartsen vergt een bijzondere organisatie die onder meer betrekking heeft op het patiëntendossier, de rechten van de patiënt, de continuïteit van de zorg en de rolomschrijving van elke individuele arts.

In deze context is het belangrijk dat artsen onderling overleg plegen over wie de patiënt zal informeren over diens gezondheidstoestand. Het is een gedeelde verantwoordelijkheid en het louter doorsturen van de resultaten door de arts-specialist naar de huisarts is geen voldoende waarborg dat aan de informatieverplichting is voldaan.

Concreet raadt de nationale raad aan om bij een doorverwijzing naast de relevante gegevens van de patiënt ook de modaliteiten van opvolging en continuïteit te vermelden. Indien de arts-specialist belangrijke vaststellingen doet is het aangewezen de huisarts onverwijld te contacteren zodat de nodige schikkingen onmiddellijk kunnen worden besproken. Indien de huisarts niet kan worden bereikt, dient de arts-specialist zelf de nodige stappen te ondernemen om de patiënt te informeren over deze vaststellingen.

Daarnaast hebben het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt, het beroepsgeheim en het recht op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer tot gevolg dat de patiënt kan weigeren dat de resultaten van de onderzoeken worden doorgestuurd naar de huisarts.

In de toekomst zal de patiënt de mogelijkheid worden geboden de toegang tot zijn gezondheidsgegevens te beheren via een toegangsmatrix, die hem toelaat aan te duiden welke categorieën van zorgverleners met een therapeutische relatie toegang hebben tot welke categorieën van documenten of gegevens.[1] De arts heeft mede de verantwoordelijkheid de patiënt alert te maken op de gevolgen van diens keuzes in het licht van de kwaliteit van de zorg.

Binnen het huidige klimaat van patient empowerment, waarbij de arts-patiëntrelatie als een partnerschap wordt beschouwd, kan de arts-specialist de patiënt uitnodigen zelf met hem of met de huisarts contact op te nemen om de resultaten van de onderzoeken te bespreken.

Tenslotte, dienen beide artsen in ieder geval collegiaal te handelen en de vrije artsenkeuze van de patiënt te respecteren.


[1] Informatieveiligheidscomité, Kamer sociale zekerheid en gezondheid, “Beraadslaging 18/190 van 4 december 2018, gewijzigd op 6 juli 2021 en 4 juni 2024, met betrekking tot de toegangsmatrix in het kader van de elektronische uitwisseling van persoonsgegevens doe de gezondheid betreffen”.

Medisch dossier07/06/2024 Documentcode: a171012
Toegang van de patiënt tot de hem betreffende persoonlijke notities van de arts.

De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht betreffende het recht van de patiënt op inzage en afschrift van de hem betreffende persoonlijke notities van de arts.

De patiënt heeft het recht om zijn medisch dossier in te kijken en er een afschrift van te krijgen volgens de werkwijze die vastgelegd is in artikel 9, §§ 2 en 3, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt (Patiëntenrechtenwet).

Voorheen had het rechtstreekse toegangsrecht van de patiënt geen betrekking op de persoonlijke notities van de arts, hoewel ze deel uitmaken van zijn patiëntendossier (advies van 21 november 2017 van de Federale commissie rechten van de patiënt, Het patiëntendossier, p. 6).

Ingevolge de recente wijziging van de Patiëntenrechtenwet door de wet van 6 februari 2024, die geen enkele overgangsbepaling bevat, werd deze uitzondering geschrapt. Er wordt niet langer verwezen naar de persoonlijke notities waardoor dus niet langer een afwijkingsregeling geldt voor de toegang tot deze notities .

Hieruit volgt dat de patiënt recht heeft op inzage en afschrift van de hem betreffende persoonlijke notities van de arts overeenkomstig dezelfde voorwaarden en modaliteiten als deze die van toepassing zijn op de andere elementen uit het patiëntendossier. Enkel de gegevens over derden in zijn dossier vallen buiten zijn recht op inzage en afschrift.

Medisch dossier23/03/2024 Documentcode: a171010
Het weigeren van een afspraak voor een consultatie louter om persoonlijke organisatorische redenen van de patiënt.

Steeds meer patiënten maken gebruik van online-agendasystemen om een afspraak te boeken bij de huisarts. Wanneer de GMD-houdende huisarts niet onmiddellijk beschikbaar is, wordt een online afspraak geboekt bij een andere huisarts die de patiënt vroeger kan ontvangen.

De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 23 maart 2024 onderzocht of een huisarts een patiënt waarvan het globaal medisch dossier door een andere huisarts wordt beheerd mag weigeren indien de afspraak wordt geboekt louter om persoonlijke organisatorische redenen van de patiënt.

1/ De patiënt heeft recht op vrije keuze van de arts en recht op wijziging van deze keuze.[1]

Wanneer het online-agendasysteem het voor niet gekende of niet GMD-patiënten mogelijk maakt een afspraak te boeken, weet de huisarts niet altijd voor welke reden(en) de patiënt op consultatie komt. De redenen kunnen uiteenlopend en gerechtvaardigd zijn: het vragen van een second opinion, het verhinderd zijn van de GMD-houdende huisarts, de wens om van GMD-houdende huisarts te veranderen, de aanwezigheid van een hoogdringende pathologie, enz.

De huisarts kan een patiënt bijgevolg niet weigeren omwille van het feit dat het globaal medisch dossier wordt beheerd door een andere huisarts.

2/ Op de huisarts rusten verschillende wettelijke en deontologische verplichtingen:

  • de wettelijke hulpverleningsplicht[2] bij hoogdringende pathologie;
  • het verzekeren van de continuïteit van de zorg[3]. De GMD-houdende huisarts moet zijn praktijk zo organiseren dat hij kan voldoen aan zijn verplichting van zorgcontinuïteit en GMD-patiënten binnen een redelijke termijn kan ontvangen;
  • het vervangen van verhinderde collega’s[4];
  • de deelname aan de medische permanentie[5];
  • enz..

Anderzijds heeft de huisarts aandacht en zorg voor zijn eigen gezondheid en streeft hij naar een evenwicht tussen zijn beroepsactiviteiten en zijn privéleven.[6]

Indien de reden van de patiënt om bij een andere huisarts een afspraak te maken louter organisatorisch is, omdat de GMD-houdende huisarts binnen een redelijke termijn een ander tijdstip voorstelt dat minder goed uitkomt voor de patiënt, kan deze eerste de patiënt weigeren.

De arts-patiëntrelatie ontstaat uit een vrijwillig engagement tussen de patiënt en de arts, met respect voor de autonomie van zowel de arts als de patiënt. De huisarts kan die relatie toezeggen, weigeren of beëindigen, rekening houdend met zijn wettelijke en deontologische plichten. De weigering wordt duidelijk gecommuniceerd aan de patiënt.

In die zin is het aangewezen het online-agendasysteem enkel beschikbaar te stellen voor gekende patiënten of GMD-houdende patiënten. Aan ongekende patiënten kan bijvoorbeeld worden gevraagd telefonisch contact op te nemen om de reden van consultatie voorafgaand na te vragen.


[1] Art. 6, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt; art. 15, Code van medische deontologie.

[2] Art. 422bis, Strafwetboek.

[3] Art. 17, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; art. 13, Code van medische deontologie.

[4] Art. 13, Code van medische deontologie.

[5] Art. 21 e.v., wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; art. 13, Code van medische deontologie.

[6] Art. 10, Code van medische deontologie.

Beroepsgeheim23/03/2024 Documentcode: a171007
De voorwaarden van de doctrine van het gedeeld beroepsgeheim.

De nationale raad van de Orde der artsen herhaalt in zijn vergadering van 23 maart 2024 de voorwaarden van de doctrine van het gedeeld beroepsgeheim.

Het toepassingsgebied van het advies beperkt zich tot informatie-uitwisseling tussen personen die een gezondheidszorgberoep uitoefenen.

Het gedeeld beroepsgeheim is een in de rechtsleer ontwikkelde theorie die tegemoet komt aan het huidig zorglandschap waarin zorg en begeleiding wordt verstrekt door meerdere gezondheidszorgbeoefenaars, met nood aan gegevensdeling om kwalitatieve en doeltreffende zorg te kunnen verlenen.

De toepassing van het gedeeld beroepsgeheim tussen wie een gezondheidszorgberoep uitoefent is onderworpen aan volgende voorwaarden:

  • De gegevensdeling kan enkel plaatsvinden tussen gezondheidszorgbeoefenaars die eveneens gehouden zijn tot het beroepsgeheim;
  • De gezondheidszorgbeoefenaars handelen vanuit eenzelfde zorgverleningscontext en beogen eenzelfde finaliteit;
  • De gezondheidszorgbeoefenaars delen de gegevens enkel in het belang van de patiënt;
  • De gegevensdeling beperkt zich tot de voor zorgverlening noodzakelijke informatie, opdat de gezondheidszorgbeoefenaars hun taak effectief kunnen uitoefenen;
  • De patiënt weet welke gegevens uitgewisseld worden, met wie en met welk doel;
  • De patiënt verzet zich niet tegen de gegevensdeling.

In de praktijk stellen zich de meeste problemen in verband met de mogelijkheid voor de patiënt om zich te verzetten tegen de gegevensdeling. Indien de patiënt zijn verzetsrecht uitoefent maar de arts het noodzakelijk acht dat andere gezondheidszorgbeoefenaars op de hoogte worden gebracht van de medische voorgeschiedenis van de patiënt, is het op deontologisch vlak aangewezen als volgt te handelen:

  • De arts bevraagt de patiënt over de redenen van het verzet. Soms wenst de patiënt slechts één gezondheidszorgbeoefenaar uit te sluiten of voelt hij schroom omtrent het delen van één bepaald gegeven. Door naar de patiënt te luisteren kan de arts tegemoet komen aan de wensen van de patiënt en alsnog bepaalde gegevens delen met andere gezondheidszorgbeoefenaars waartegen de patiënt zich niet heeft verzet;
  • De arts licht de patiënt in over het nut en de noodzaak van gegevensdeling en preciseert welke gegevens worden gedeeld, met wie en met welke doelstelling. Het delen van informatie kan bijdragen tot een betere zorgkwaliteit, zorgcontinuïteit en patiëntveiligheid;
  • De arts wijst de patiënt eveneens op zijn verantwoordelijkheden binnen de zorgrelatie en gaat in dialoog met de patiënt over de wijze waarop deze laatste aan zijn verantwoordelijkheden zou willen voldoen;
  • De arts licht de patiënt in over de risico’s die het niet-informeren met zich kan meebrengen;
  • Tot slot legt de arts de patiënt uit dat een zorgrelatie een wederzijdse vertrouwensrelatie inhoudt die moeilijk op te bouwen is indien bewust informatie wordt achtergehouden.

De arts die na voldoende inspanningen te hebben gedaan om de patiënt ertoe aan te zetten informatie te delen, vaststelt dat het verzet van de patiënt om dat te doen de zorgverlening de facto onmogelijk maakt, kan de zorgrelatie beëindigen, met inachtneming van de regels zoals bepaald in artikel 32, Code van Medische Deontologie.

Indien het niet-informeren van (een) andere gezondheidszorgbeoefenaar(s) een ernstig en acuut gevaar inhoudt voor de integriteit van de patiënt of een derde, kan informatie worden gedeeld op basis van de noodtoestand.