Resultaten
Resultaten
Weigering door klinisch bioloog van bepaalde analyses waarvan het belang op wetenschappelijk gebied in twijfel wordt getrokken en die een hoge kost voor de patiënt met zich meebrengen.
De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht betreffende de mogelijkheid voor de klinisch bioloog bepaalde analyses te weigeren waarvan het belang op wetenschappelijk gebied in twijfel wordt getrokken en die een hoge kost voor de patiënt met zich meebrengen.
1.De therapeutische vrijheid van de arts stoelt op de wet[1] en de medische déontologie[2].
Deze vrijheid is niet absoluut[3].
De arts verstrekt kwaliteitsvolle zorg. Bij zijn keuzes laat hij zich leiden door relevante wetenschappelijke gegevens en zijn expertise, rekening houdend met de voorkeuren van de patiënt[4]. Hij ziet erop toe toegewijde en bekwame geneeskundige verzorging te verstrekken in het belang van de patiënt, met eerbied voor de rechten van de patiënt en rekening houdend met de door de gemeenschap ter beschikking gestelde globale middelen[5].
De beroepsautonomie van de arts heeft tot gevolg dat de arts kan weigeren een door een patiënt of collega gevraagde handeling te verrichten indien hij meent dat dit ongepast is vanuit medisch oogpunt.
2.De klinisch bioloog draagt de verantwoordelijkheid kwaliteitsvolle zorg te verstrekken. Om deze reden kan hij weigeren een analyse uit te voeren waarvan hij meent dat ze niet gerechtvaardigd is op medisch gebied en indruist tegen het belang van de patiënt, voornamelijk omwille van de hoge kostprijs en de niet-terugbetaling door de verzekering geneeskundige verzorging.
De collegialiteit vereist dat hij de voorschrijvende arts onmiddellijk informeert en de redenen voor zijn beslissing vermeldt.
Indien de voorschrijvende arts van mening is dat hij zijn voorschrift moet handhaven, waarborgt hij de continuïteit van de zorg door de patiënt door te verwijzen naar een andere klinisch bioloog, die beslist welk gevolg hij geeft aan de aanvraag voor een analyse[6].
De klinisch bioloog licht de patiënt de medische redenen toe voor zijn weigering in genuanceerde bewoordingen die respectvol blijven ten opzichte van zijn voorschrijvende collega[7]. Op vraag van de patiënt, verwijst de klinisch bioloog de patiënt door naar andere collega’s.
In spoedeisende gevallen mogen uiteenlopende medische meningen tussen de voorschrijvende arts en de klinisch bioloog niet verhinderen dat de patiënt de zorg krijgt die zijn toestand vereist.
[1] Art. 4 van de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; art. 144, § 1, van de wet van 10 juli 2008 betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen; art. 73, §1, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen
[2] Art. 7 van de Code van medische deontologie en de commentaar erbij
[3] In de medische literatuur, zie m.n. T. Goffin, De professionele autonomie van de arts, Die Keure, 2011, nr. 276 en volgende; G. Genicot, Droit médical et biomédical, Larcier, 2010, p. 380 en volgende, m.n. p. 385; H. Nys en T. Goffin, « Recente ontwikkelingen met betrekking tot de autonomie van arts en patiënt », in Medisch recht, H. Nys en S. Callens (uitg.), Die Keure, Themis, 2011, vol. 63, p. 41 en volgende.
[4] Art.4, 2de lid, wet van 22 april 2019 betreffende de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de kwaliteitszorg; art. 4 van de Code van medische deontologie
[5] Art. 73, § 1, Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994
[6] Art. 32 van de Code van medische deontologie
[7] Art. 11 van de Code van medische deontologie
Geluidsopname van raadplegingen
De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 16 september 2023 onderzocht of de patiënt een geluidsopname mag maken van de raadpleging.
De patiënt heeft tegenover de arts het recht op alle hem betreffende informatie die nodig is om inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan (art. 7, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt).
De patiënt heeft ook het recht zo volledig mogelijk te worden geïnformeerd over de verschillende aspecten van de behandeling, opdat hij geïnformeerd, voorafgaandelijk en vrij kan toestemmen in iedere tussenkomst van de arts (art. 8, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt).
Het “voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt en tot wijziging van bepalingen inzake rechten van de patiënt in andere wetten inzake gezondheid” tracht dit informatierecht nog aan te scherpen en zo performant mogelijk te maken ten aanzien van de patiënt. Wat betreft de geluidsopname van een raadpleging, zegt de memorie van toelichting bij het voorontwerp dat “een patiënt met medeweten van de zorgverlener een geluidsopname mag maken van het gesprek met de gezondheidszorgbeoefenaar ten einde achteraf de verstrekte informatie nogmaals te kunnen beluisteren”. (zie voorontwerp wet patiëntenrechten memorie, dd. 19 juli 2023)
De nationale raad verstrekt het volgende advies:
De arts-patiëntrelatie is een zorgrelatie gebaseerd op wederzijds vertrouwen.
Het heimelijk opnemen door de patiënt van een raadpleging kan het vertrouwen van de arts schenden en een einde teweeg brengen van de therapeutische relatie (overeenkomstig de modaliteiten van 32, Code van medische deontologie).
De situatie kan zich evenwel voordoen dat de patiënt ten aanzien van de arts aangeeft dat de mondelinge informatie voor hem onvoldoende is om een volledig inzicht te krijgen in zijn gezondheidstoestand of een geïnformeerde toestemming te geven, bijvoorbeeld omwille van de hoeveelheid aan informatie of de ernst van de gezondheidstoestand van de patiënt (te denken valt aan een raadpleging oncologie).
In dat geval kan in gezamenlijk overleg arts-patiënt een oplossing worden gezocht om de gezondheidsinformatie beter te kunnen assimileren, te denken valt aan een (bijkomende) schriftelijke informatie of een geluidsopname. Beide actoren van de vertrouwensrelatie dienen met deze opname in te stemmen.
Zowel de patiënt als de arts dienen er zich van bewust te zijn dat de aanwezigheid van een microfoon of videoapparaat de consultatie een meer onnatuurlijk en gekunsteld karakter kunnen geven.
Deontologische regels bij het attesteren van een arbeidsongeschiktheid tijdens of na een vakantie in het buitenland
De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 10 juni 2023 de problematiek onderzocht betreffende het attesteren van de arbeidsongeschiktheid in geval van ziekte tijdens een vakantie in het buitenland, opdat de werknemer zijn recht kan uitoefenen om deze vakantiedagen later op te nemen.
De wettelijke en deontologische regels omtrent het attesteren van arbeidsongeschiktheid blijven ongewijzigd.
De arts dient de deontologische regels te volgen zoals bepaald door artikel 26, Code van medische deontologie, het advies van de nationale raad van 19 september 2020, “Opstellen van medische documenten – Principes en aanbevelingen”, a167021 en het advies van de nationale raad van 18 juni 2022, “Teleconsultaties in het huidige zorglandschap – Deontologische regels”, a169012.
Een medisch attest van arbeidsongeschiktheid dient gedateerd te worden op de dag van de redactie. Evenwel is het mogelijk de gezondheidstoestand van de patiënt op een vroeger moment (voorafgaand aan het opstellen) te attesteren, op basis van objectieve medische gegevens.
De wet bepaalt niet dat het ziekteattest moet worden opgesteld door een Belgische arts in een officiële landstaal. Het ziekteattest moet melding maken van de identiteit van de werknemer, de arbeidsongeschiktheid, de waarschijnlijke duur ervan, en of de werknemer zich met het oog op de controle al dan niet naar een andere plaats mag begeven.[1] Het attest dient ook te worden ondertekend door de (buitenlandse) arts.
Het attest moet worden opgemaakt in een verstaanbare taal opdat de werkgever de wettelijke voorwaarden kan nagaan.
De werkgever behoudt het recht een beroep te doen op een controlearts, ook indien de werknemer in het buitenland verblijft. De verblijfplaats van de werknemer dient aldus gekend te zijn bij de werkgever. De controle mag niet worden geweigerd door de werknemer.[2]
[1] Art. 31, §2, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
[2] Art. 31, §3, wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten
Inschrijving op de lijst van artsen die de taal van de regio onvoldoende machtig zijn
Naar aanleiding van de vergadering van de nationale raad met de voorzitters en magistraten van de provinciale raden en de voorzitters van de raden van beroep op zaterdag 29 april 2023, heeft de nationale raad van de Orde der artsen in zijn vergadering van 10 juni 2023 opnieuw de problematiek onderzocht betreffende de inschrijving op de lijst van artsen die de taal van de regio onvoldoende machtig zijn.
Uit een voorgaande analyse van de nationale raad is gebleken dat op basis van het Belgisch en Europees recht het niet is toegelaten de inschrijving te laten afhangen van de kennis van de taal van de regio.[1]
Diezelfde analyse wijst evenwel op de rol van de Orde om erop toe te zien dat de regels van medische deontologie worden nageleefd.
Wanneer de arts onvoldoende kennis heeft van de taal van de regio, kan dit nefast zijn voor de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van de patiënt. Een goede communicatie met de patiënt is onontbeerlijk om te voldoen aan zowel de wettelijke als deontologische verplichtingen die rusten op elke arts.[2] Een goede kennis van de taal van de patiënt is noodzakelijk voor het afnemen van een anamnese, het stellen van een diagnose en het opstellen van een behandelingsplan met instructies aan de patiënt en het tot stand komen van een volwaardig informed consent.
Ook de “International Patient Safety Goals”, ontwikkeld door de “Joint Commission International”, wijzen op het belang van een goede communicatie, ter verbetering van de patiëntveiligheid. Uit deze veiligheidsdoelstellingen blijkt dat medische fouten het vaakst worden veroorzaakt door communicatiefouten, dikwijls met lethale afloop.
Tenslotte is een goede kennis van de taal van de regio noodzakelijk om te kunnen deelnemen aan de wachtdienst, hetgeen een wettelijke verplichting is van elke arts.[3]
Op grond van de inlichtingen verleend door de arts over de plaatsen waar hij zal werken en de activiteiten die hij wenst te verrichten, oordeelt de provinciale raad door middel van een marginale toetsing of de arts in zijn specifiek geval voldoende kennis heeft van de taal van de regio om de kwaliteit van de zorg en de veiligheid van de patiënt te waarborgen.
Indien de gebrekkige kennis van de taal van de regio manifest tot gevolg heeft dat de regels van medische deontologie niet kunnen worden nageleefd, kan de inschrijving op de lijst worden geweigerd. De weigeringsbeslissing moet grondig worden gemotiveerd.
Het staat de provinciale raad vrij om de collega’s waarmee de arts een samenwerkingsverband zal aangaan of de hoofdarts van het ziekenhuis waar hij zal werken uit te nodigen om samen te onderzoeken hoe de zorgkwaliteit en de patiëntveiligheid kan worden gegarandeerd, zelfs wanneer de arts de taal van de regio onvoldoende machtig is.
Tenslotte, is het niet mogelijk de arts voorwaardelijk in te schrijven. Evenwel is het mogelijk de arts op de lijst in te schrijven met de belofte initiatieven te nemen om zijn talenkennis te verbeteren. Indien deze belofte naderhand niet wordt nageleefd, kan de arts van de lijst worden weggelaten.
De provinciale raden dienen erop toe te zien dat een beslissing om een inschrijving te weigeren niet het omgekeerde effect met zich meebrengt, namelijk zorg onthouden aan patiënten die de taal van de regio niet machtig zijn. Derhalve is het aangewezen de arts aan te sporen tot het volgen van een cursus van de taal van de regio, eerder dan de inschrijving te weigeren.
[1] Advies van de nationale raad van 23 april 2022, Taalkennis – Weigering om een arts in te schrijven op de lijst van de Orde der artsen, a169008-R.
[2] Zie onder meer artikelen 7 en 8, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt; artikel 19, Code van medische deontologie
[3] Zie onder meer artikel 21, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg
Agressie tegen artsen
De nationale raad van de Orde der artsen bestudeerde in zijn vergadering van 25 februari 2023 de toename van het aantal meldingen van agressie tegen artsen.
Het aantal meldingen van agressie bij het meldpunt van de Orde der artsen neemt gestaag toe [1] en bereikte in 2022 een betreurenswaardig hoogtepunt. Deze stijgende trend doet zich ook voor bij andere categorieën van zorgverleners en vertroebelt de zorgrelatie. De cijfers bij het meldpunt van de Orde, alsook die uit een recent grootschalig onderzoek bij 3726 Belgische artsen[2], tonen de complexiteit aan van deze problematiek en suggereren dat de aanpak multifactorieel dient te gebeuren en er nog verder studiewerk nodig is.
Incidentie
Hogergenoemde Belgische studie[3] stelt vast dat 84,4% van alle artsen die deze enquête invulden in hun carrière ooit het slachtoffer werd van eender welke vorm van agressie of geweld binnen de arts-patiëntrelatie. Voor verbaal geweld was dit 77,2%, voor psychisch geweld 41,7%, voor fysiek geweld 24,2% en voor seksueel geweld 10,1%.
Uit hetzelfde onderzoek blijkt dat voor het referentiejaar 2016, 36,8% van de artsen eender welke vorm van agressie of geweld had meegemaakt binnen de arts-patiëntrelatie. Voor verbaal geweld was dit 33,1%, voor psychisch geweld 30%, voor fysiek geweld 14,4% en voor seksueel geweld 9,5%.
Meldingen
Naar aanleiding van de moord op dr. Patrik Roelandt heeft de nationale raad in 2016 een meldpunt opgericht (https://ordomedic.be/nl/aanmeldingsformulier-agressie). Hier kwamen op zes en een half jaar tijd 434 meldingen binnen waaronder 59% voor verbaal geweld, 21% voor psychisch geweld, 17% voor fysiek geweld en 2% voor seksueel geweld.
Parallel zijn er gelijkaardige meldpunten opgericht in de schoot van huisartskringen, ziekenhuizen en beroepsverenigingen. De fragmentatie van de meldpunten en de onderrapportage van de meldingen (77,6% van de artsen die een geweldsincident ondervond, doet hiervan geen melding)[4] leveren uiteenlopende resultaten op, wat een correcte analyse en een daaruit volgend plan van aanpak bemoeilijkt.
Plaats van agressie
In de ambulante zorg vindt agressie voornamelijk plaats in de eigen praktijkruimte en op huisbezoek. In de ziekenhuizen worden de diensten psychiatrie en spoedgevallen het meest getroffen. Ook belaging van artsen via telefoon en sociale media komt regelmatig voor.
Aanleiding van en triggers voor agressie
De aanleidingen zijn zeer divers. Onenigheid over attesten en voorschriften, onvrede over de medische aanpak, ergernis bij het oplopen van de wachttijden, betwisting van het financiële aspect, miscommunicatie en attitude van de arts zijn de belangrijkste triggers voor het uitlokken van agressie.
Profiel van de dader
Uit de analyse blijkt dat in de helft van de gevallen de dader een gekende patiënt is. Patiënten met een psychiatrisch verleden, ethylisme en toxicomanie vormen een verhoogd risico.
Profiel van de arts
Vrouwelijke artsen en jongere artsen met minder praktijkervaring hebben meer kans om het slachtoffer te worden van agressie[5].
Denkpistes en mogelijke oplossingen
Uit de hogergenoemde schets blijkt dat er geen pasklare oplossing bestaat. Het is duidelijk dat het een en-en-verhaal moet worden waarbij alle stakeholders worden betrokken en samen tot één gezamenlijke actie moeten overgaan.
- Meten is weten: één overkoepelend meldpunt
Eerst en vooral moet het probleem van onderrapportage en fragmentatie van de meldingen worden aangepakt. Artsen moeten gemotiveerd worden om ieder geval van agressie te melden (bij de politie, de huisartsenkring, het ziekenhuis of het nationaal meldpunt van de Orde der artsen, enz.). Op basis van een standaardformulier[6], dienen alle meldingen geregistreerd en doorgestuurd te worden naar het nationaal meldpunt van de Orde der artsen waar er, na statistische analyse, een jaarlijks rapport ter beschikking wordt gesteld aan alle stakeholders en de overheid. Het samenvoegen van de opgedane ervaringen en de cijfers van andere categorieën van zorgverstrekkers is noodzakelijk om een gemeenschappelijk actieplan te kunnen opstellen.
- Sensibiliseringscampagne naar de bevolking
Gelijklopend met de aansporing van artsen om te melden, dient een algemene sensibiliseringscampagne aan de bevolking te worden gericht. Hierin wordt duidelijk gesteld dat agressie ontoelaatbaar is en dat patiënten die de vertrouwensrelatie ondermijnen door agressief uit de hoek te komen een stopzetting van de therapeutische relatie riskeren (art. 32, Code van medische deontologie).
- Een zerotolerancebeleid
Het wetsvoorstel tot invoering van een nieuw strafwetboek opteert voor een eenvormige regeling van strafverzwaring voor geweldfeiten gepleegd op een persoon met een maatschappelijke functie, naar aanleiding van de uitoefening van deze beschermde functie[7]. De definiëring van “de personen met een maatschappelijke functie” zal worden verruimd, opdat alle zorgverleners onder het toepassingsgebied van de nieuwe wet vallen.
- Onderzoek naar het nut van de actueel aangewende maatregelen
Binnen de ambulante zorg doen de meeste gevallen van agressie zich voor in de praktijkruimte. Er moet bijgevolg worden nagegaan of de maatregelen die op vandaag worden genomen, zoals camerabewaking[8], een alarmknop, een beveiligde kassa of een betaalterminal, niet alleen het veiligheidsgevoel van de arts versterken maar ook daadwerkelijk een ontradend effect hebben.
In de huisartsgeneeskunde lijken het oprichten van wachtposten en de begeleiding met een chauffeur bij huisbezoeken nuttige maatregelen ter preventie van agressie, hoewel duidelijke cijfers ontbreken. Dit is ook het geval voor de aanwezigheid van stewards en securitydiensten in het ziekenhuis.
- Het signaleren van risicopatiënten
Op de werkvloer wordt er soms een beroep gedaan op zogenaamde “zwarte lijsten” om verhoogd waakzaam te kunnen zijn voor potentiële risicopatiënten. De nationale raad is van mening dat, in navolging van het advies van de toenmalige Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, alleen een wet een eventueel gebruik van lijsten met namen van patiënten die potentieel gevaarlijk zijn, kan regelen[9]. In een advies van 2017[10], heeft de nationale raad op een onderbouwde wijze het plaatsen van een “red flag” in het Sumehr van risicopatiënten gesuggereerd.4 Deze zienswijze wordt door het werkveld toegejuicht, maar gezien patiënten met risicogedrag slechts partieel verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor agressie, heeft deze aanpak slechts een beperkte impact.
- Aanpakken van de triggers
De belangrijkste triggers voor agressie betreffen onenigheid over attesten en voorschriften, onvrede over de medische aanpak, lange wachttijden en discussies over het financiële aspect. Deze ergernissen kunnen worden verholpen door een meer heldere en transparante communicatie tussen de arts en de patiënt.
Ook een positieve ingesteldheid bij de arts en de patiënt, waarbij beiden als volwaardige partners tot een gedragen oplossing komen, kan vele problemen voorkomen. Artsenverenigingen, ziekenhuisinstanties en patiëntenorganisaties moeten hierover in overleg gaan en samen een gedragscode ontwikkelen.
Besluit
Het aantal meldingen van agressie tegenover zorgverstrekkers neemt de laatste jaren zorgwekkend toe. Agressie binnen een zorgrelatie, die een vertrouwensrelatie is bij uitstek, is ontoelaatbaar. Algemene maatregelen zoals een sensibiliseringscampagne naar de bevolking, samen met een implementatie door de overheid van een zerotolerancebeleid, zijn dringend en noodzakelijk.
Er is nood aan meer accurate cijfers. Collega’s worden daarom aangespoord om melding te maken van alle gevallen van agressie. De meldingen, ook deze bij lokale instanties, moeten naar één nationaal meldpunt worden gestuurd om na analyse op een dynamische wijze de nodige acties te kunnen ondernemen.
De Orde der artsen wil op basis van de verworven knowhow en de bestaande infrastructuur het voortouw nemen en een overkoepelend overleg met alle stakeholders organiseren. Meer aandacht voor het onderwerp dient aan bod te komen in het onderwijs en de permanente bijscholingen. Daarnaast is er meer studiewerk nodig om het probleem beter te kaderen, o.a. naar het nut van de actueel gebuikte maatregelen.
[1] Cijfermateriaal Orde der artsen betreffende agressie (zie bijlage)
[2] De Jager L, Deneyer M, Buyl R, et al. Cross-sectional study on patient-physician aggression in Belgium : psysician characteristics and aggression types. BMJ Open 2019 ;9 :e025942. doi :10.1136/bmjopen-2018-025942
[3]Ibid.
[4]Ibid.
[5] De Jager L, Deneyer M, Buyl R, et al. Cross-sectional study on patient-physician aggression in Belgium : psysician characteristics and aggression types. BMJ Open 2019 ;9 :e025942. doi :10.1136/bmjopen-2018-025942
[6] Voorbeeld van een standaardformulier, zie https://ordomedic.be/nl/aanmel...
[7] Wetsvoorstel tot invoering van een nieuw Strafwetboek, Boek I en Boek II, 24 september 2019, DOC 55 0417/001, https://www.dekamer.be/FLWB/PDF/55/0417/55K0417001.pdf
[8] Advies van 25 juni 2021 van de nationale raad van de Orde der artsen (a168012 – Gebruik van camera’s in een ziekenhuis voor medisch toezicht of onderwijsdoeleinden)
[9] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 4 februari 2006, Lijsten met namen van patiënten die als potentieel gevaarlijk voor de wachtarts worden beschouwd – Advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, a112005, Ordomedic | Lijsten met namen van patiënten die als potentieel…
[10] Advies van de nationale raad van de Orde der artsen van 15 juli 2017, Voorstel globaal actieplan – Permanentie beschikbaarheid van gezondheidsgegevens , a158001, Ordomedic | Lijsten met namen van patiënten die als potentieel…, “Omwille van het stigma dat het aanbrengen van een "red flag" in het Sumehr van de patiënt met zich kan meebrengen dient de patiënt hiervan op de hoogte te worden gebracht. In geval van agressie kan een markering pas aangebracht worden na overleg met de voorzitter van de huisartsenkring of de hoofdarts, in functie van de praktijkvoering. In werkomstandigheden waar de arts niet kan overleggen met een collega of overste kan de provinciale raad van inschrijving geraadpleegd worden. Ook dient voorzien te worden in het verwijderen van de markering.”
Het elektronisch ondertekenen van medische documenten
De nationale raad van de Orde der artsen bestudeerde in zijn vergadering van 25 februari 2023 de vraag van een werkgeversorganisatie of getuigschriften van arbeidsongeschiktheid die niet ondertekend zijn of ondertekend zijn door middel van een eenvoudige elektronische handtekening geldig zijn en moeten worden aanvaard door de werkgever.
Medische documenten die worden opgesteld door de arts, vereisen steeds een handtekening. Niet-ondertekende medische documenten zijn in de regel ongeldig[1].
Evenwel bestaat er bij de artsen en derde ontvangers van de medische documenten onduidelijkheid over welke soort handtekening moet worden gebruikt bij het ondertekenen van een medisch document.
Er bestaan verschillende soorten handtekeningen: enerzijds is er de handgeschreven handtekening en anderzijds is er de elektronische handtekening, waaronder de gewone elektronische handtekening, de geavanceerde elektronische handtekening en de gekwalificeerde elektronische handtekening.[2]
Noch de bestaande wetgeving[3], noch de model-documenten die worden voorgesteld door het RIZIV[4], preciseren welke soort handtekening de arts moet gebruiken bij het ondertekenen van medische documenten.
Juridisch dient te worden aangenomen dat elke soort handtekening rechtsgeldig is.[5] Evenwel heeft enkel de gekwalificeerde elektronische handtekening dezelfde juridische waarde als de handgeschreven handtekening.
Deontologisch is het aangewezen dat de arts voor het ondertekenen van medische documenten gebruik maakt van de handgeschreven handtekening, de geavanceerde elektronische handtekening of de gekwalificeerde elektronische handtekening. De arts vermijdt in de mate van het mogelijke gebruik te maken van de gewone elektronische handtekening, omdat deze soort van handtekening geen zekerheid biedt omtrent de identiteit van de ondertekenaar en de integriteit van het document.
Bij twijfel over de echtheid van de handtekening, kan de derde ontvanger van het medisch document contact opnemen met de arts, die de echtheid kan bevestigen of ontkennen, zonder andere gezondheidsgegevens van de patiënt te onthullen.
[1] Tijdens de Covid-pandemie werd in een uitzondering voorzien wat betreft een getuigschrift voor arbeidsongeschiktheid, aangepast voor advies via de telefoon tijdens de COVID-19-crisis, bestemd voor de adviserend arts van het ziekenfonds van de patiënt.
[2] Informatie over de elektronische handtekening, kan worden geraadpleegd op de website van de Vlaamse overheid: De elektronische handtekening | Vlaanderen.be
- Voorbeelden van de gewone elektronische handtekening zijn het invoegen van een gescande papieren handtekening in een te ondertekenen document, het invoeren van een PIN-code of wachtwoord of het aanklikken van een knop “ik ga akkoord”.
- Voorbeelden van de geavanceerde elektronische handtekening zijn een klik op de knop handtekening in een informatiesysteem via authenticatie (bv. username/paswoord) in combinatie met audit trails.
- Het belangrijkste voorbeeld van een gekwalificeerde elektronische handtekening is de ondertekening via eID of via de Itsme-applicatie.
[3] Zie onder meer art. 27, 5°, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; art. 1, §2, A., koninklijk besluit tot invoeging van een hoofdstuk XI in de bijlage bij het koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, en tot opheffing van bepaalde tijdelijke maatregelen van het koninklijk besluit nr. 20 van 13 mei 2020 houdende tijdelijke maatregelen in de strijd tegen de COVID-19 pandemie en ter verzekering van de continuïteit van zorg in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging; art. 2, koninklijk besluit van 10 augustus 2005 houdende vaststelling van de modaliteiten inzake het voorschrift voor menselijk gebruik; art. 16, koninklijk besluit houdende onderrichtingen voor de apothekers
[4] Zie onder meer model geneesmiddelenvoorschrift: De nieuwe modellen van geneesmiddelenvoorschrift - RIZIV (fgov.be); model getuigschrift arbeidsongeschiktheid: Arbeidsongeschiktheid en socioprofessionele re-integratie - RIZIV (fgov.be)
[5] Zie onder meer art. 25, 1., Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG