keyboard_arrow_right
Deontologie

Resultaten

Resultaten

Vorige pagina

27

pagina

Advies04/07/2015 Documentcode: a150005
Bewaring van de medische gegevens door de initiatieven van beschut wonen (IBW)

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren onderzocht het probleem betreffende de bewaring van de medische gegevens door de initiatieven van beschut wonen (IBW).

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 4 juli 2015 onderzocht de Nationale Raad van de Orde der geneesheren het probleem betreffende de bewaring van de medische gegevens door de initiatieven van beschut wonen (IBW).

1° Het medisch dossier heeft verscheidene doeleinden. Het is in de eerste plaats een werkinstrument voor de arts, maar het is ook een communicatiemiddel (coördinatie en continuïteit van de zorg), een evaluatiemiddel (kwaliteitsaanpak), een bewijselement op medisch gebied (voor de arts en voor de patiënt) en op administratief gebied, een beleidsinstrument (MPG) en een recht van de patiënt (art. 9 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt(1) .

De drager van het medisch dossier moet deze doeleinden mogelijk maken.

Het medisch dossier dient gedurende dertig jaar na het laatste contact met de patiënt te worden bewaard, ongeacht of het opgenomen is op een papieren dan wel een elektronische drager. De wijze van bewaring dient de vertrouwelijkheid te waarborgen (eerbiediging van het beroepsgeheim) en het voortbestaan van de gegevens die het bevat (artikel 46 van de Code van geneeskundige plichtenleer).

Artikel 11 van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van initiatieven van beschut wonen ten behoeve van psychiatrische patiënten bepaalt dat van iedere bewoner een individueel dossier wordt samengesteld waarin medische, sociale en juridische gegevens worden opgenomen.

Het koninklijk besluit van 20 september 1998 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde minimale psychiatrische statistische gegevens van de initiatieven van beschut wonen moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt in de bijlage de continue gegevens (betreffende de opname en het ontslag) en de discontinue gegevens betreffende de gezondheid van de persoon die opgenomen worden in de MPG (Minimale Psychiatrische Gegevens).

De Nationale Raad meent dat de gegevens van het MPD, de DSM-gegevens (Diagnostic and Statistical manual of Mental disorders), het begeleidingsplan en alle andere gegevens betreffende de bewoner dienen te worden bewaard volgens de regels inherent aan het medisch dossier (dertig jaar na het laatste contact met de bewoner).

De gegevens betreffende de gezondheid van de patiënt mogen worden opgenomen in een multidisciplinair dossier, maar ze moeten worden verzameld in een afzonderlijke onderafdeling van dit dossier. Bovendien dient de toegang tot de gegevens beveiligd te zijn en dienen de regels aangaande de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 7 van de wet van 8 december 1992) en het beroepsgeheim in acht te worden genomen.

In het kader van de zorg dient de informatie waartoe toegang wordt verstrekt beperkt te zijn tot de noodzakelijke, relevante en niet-buitensporige gegevens. Daarbij dient rekening te worden gehouden met het interventievlak in de behandeling van diegene die de toegang vraagt (proportionaliteits- en finaliteitsbeginsel). De gegevens die het geautomatiseerd dossier bevat dienen zodanig te zijn gestructureerd en gehiërarchiseerd (onderverdeling) dat het mogelijk is alleen die gegevens te verstrekken die strikt noodzakelijk zijn voor het doel van elk van de interveniërende partijen.

2° In verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van de persoonsgegevens stelt artikel 19bis van het voornoemde besluit van 10 juli 1990 dat elk IBW dient te beschikken over een reglement. Dit reglement dient onder meer de volgende gegevens te bevatten : de aard van de verwerkte gegevens en de manier waarop ze worden verkregen, de organisatie van het circuit van de te verwerken medische gegevens, de termijn waarna, in voorkomend geval, de gegevens niet meer mogen bewaard, gebruikt of verspreid worden, de onderlinge verbanden, de onderlinge verbindingen of elke andere vorm van vergelijking van gegevens die worden verwerkt, de naam van de arts die de verantwoordelijkheid en het toezicht uitoefent bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.

Persoonsgegevens, met inbegrip van de persoonsgegevens die de gezondheid betreffen, die geen deel uitmaken van het medisch dossier, dienen, in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen te identificeren, niet langer te worden bewaard dan voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij worden verkregen of verder worden verwerkt, noodzakelijk is (artikel 4, § 1, 5°, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens).

In verband met het dossier dat werd ingediend voor de personen van wie de kandidatuur niet werd aanvaard of die zelf het intakegesprek annuleerden, is de Nationale Raad van oordeel dat de bewaring ervan dient te voldoen aan de voorwaarden in artikel 4, § 1, 5°, van de voornoemde wet van 8 december 1992.

De Nationale Raad staat tot uw beschikking voor elke verdere uitleg.

1.Advies van 30 mei 2009 van de Nationale Raad « Inzage van het medisch dossier door de hoofdarts van het ziekenhuis », Tijdschrift van de Nationale Raad nr. 126.

Publiciteit en reclame04/07/2015 Documentcode: a150006
Opzetten van een platform waarmee online medische afspraken gemaakt kunnen worden

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren onderzocht de adviesaanvraag van een handelsfirma aangaande het opzetten van een platform waarmee online medische afspraken gemaakt kunnen worden.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren onderzocht in zijn vergadering van 4 juli 2015 de adviesaanvraag van een handelsfirma aangaande het opzetten van een platform waarmee online medische afspraken gemaakt kunnen worden.

1° Het maken van een afspraak via elektronische weg kan handig zijn voor de patiënt en kan voor de arts bijdragen tot een administratieve vereenvoudiging.

In zijn advies van 7 februari 2015 "Artsen en digitale media" stelt de Nationale Raad dat artsen gebruik mogen maken van een programma voor het online vastleggen van afspraken, maar dat daarbij de eerbiediging van het medisch geheim gevrijwaard dient te worden.

De arts dient na te gaan of de digitale-agendadienst die hem voorgesteld wordt beantwoordt aan en overeenstemt met de wetgeving betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Hij dient zich ervan te vergewissen dat de nodige waarborgen geboden worden met betrekking tot de beveiliging van de gegevens bij het verzamelen, opslaan of om het even welke andere verwerking om te verhinderen dat de persoonsgegevens die via dit platform doorgegeven worden ingekeken worden door gelijk welke persoon die daartoe niet gemachtigd is door de gebruiker (arts of patiënt) van de agenda.

De rechten van de patiënt, die een afspraak maakt via deze applicatie, op bescherming van zijn persoonsgegevens, in het bijzonder deze betreffende zijn gezondheid, dienen geëerbiedigd te worden.

2° Een dergelijk platform dat ter beschikking staat van een reeks beroepsbeoefenaars mag er niet toe leiden dat deze de deontologische regels inzake publiciteit schenden.

3° Om de vrije keuze van de patiënten te vrijwaren, meent de Nationale Raad dat openbare lijsten van artsen duidelijk en ondubbelzinnig aan diegenen die ze raadplegen dienen aan te geven of ze volledig zijn of beperkt tot sommige artsen. Om dezelfde reden meent hij dat de arts niet mag dulden dat de eraan gekoppelde zoekmotor met voorrang bepaalde namen laat verschijnen. Dit zou overigens in strijd zijn met de regels van collegialiteit.

De Nationale Raad herinnert eraan dat de website van de Orde der geneesheren (www.ordomedic.be) een repertorium bevat van de in België werkzame artsen. Deze lijst wordt regelmatig bijgehouden en is publiek toegankelijk.

4° De arts dient zich ervan te vergewissen dat de op het internet beschikbare gegevens betreffende zijn beroepsactiviteit up-to-date zijn.

Overeenkomstig artikel 173 van de Code van geneeskundige plichtenleer dient hij de overeenkomst tussen hem en de firma voorafgaandelijk voor te leggen aan de provinciale raad waarin hij ingeschreven is zodat deze kan nagaan of ze in overeenstemming is met de geneeskundige plichtenleer (*).

Indien een arts vaststelt dat hij opgenomen is in een online gegevensbank zonder dat hij daarin toegestemd heeft of zonder dat er enige wettelijke basis is om hem er in te vermelden, heeft hij het recht om weglating van zijn naam uit deze gegevensbank te verzoeken.

(*) Sedert mei 2018 bepaalt de nieuwe Code van medische deontologie niet langer dat de overeenkomsten voorafgaandelijk ter goedkeuring dienen voorgelegd te worden aan de provinciale raad.

Kabinet04/07/2015 Documentcode: a150007
Publiceren van privégegevens van artsen op websites van ziekenfondsen

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft de vraag van het publiceren van privégegevens van artsen op websites van ziekenfondsen bestudeerd.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft tijdens zijn vergadering van 4 juli 2015 uw vraag omtrent het publiceren van privégegevens van artsen op websites van ziekenfondsen bestudeerd.

Het Bureau werd ook door verschillende artsen aangeschreven aangaande deze materie en heeft de problematiek voorgelegd aan het sectoraal comité van de sociale zekerheid en de gezondheid van de commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

De afdeling sociale zekerheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en de gezondheid heeft op 5 mei 2015 volgend advies uitgebracht: "Het sectoraal comité is van oordeel dat elk adres waar een geneesheer daadwerkelijk zijn beroepsactiviteiten uitoefent, mag worden vermeld op de websites van de ziekenfondsen, ook al valt het samen met zijn privéadres.

Indien de beroepsactiviteiten worden uitgeoefend in een gedeelte van de privéwoning van de geneesheer, is de publicatie van het adres in kwestie overigens niet problematisch vermits het veelal ook via andere kanalen zal kunnen worden achterhaald.

De ziekenfondsen mogen in beginsel geen pure privéadressen bekendmaken, dat wil zeggen adressen die niets met de beroepsactiviteiten van een geneesheer te maken hebben. Het behoort evenwel tot de verantwoordelijkheid van de geneesheer zelf om aan de officiële instanties (zoals het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering) zijn correcte beroepsadres(sen) door te geven. Hij kan zich niet verzetten tegen de publicatie van zijn privéadres indien hij het zelf als beroepsadres heeft gemeld."

De Nationale Raad raadt de artsen aan, op basis van hoger vermeld advies, een correctie te laten uitvoeren, waarbij enkel het beroepsadres gepubliceerd wordt, indien zij dit nodig achten.

Beroepsgeheim25/04/2015 Documentcode: a149001
Doorsturen van een beknopt medisch dossier samen met de medicatiefiche en overzicht van de vaccinatiestatus van een patiënt ten behoeve van het platform Vitalink
De Nationale Raad heeft een vraag onderzocht aangaande het doorsturen van een beknopt medisch dossier samen met de medicatiefiche en overzicht van de vaccinatiestatus van een patiënt ten behoeve van het platform Vitalink.


Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 25 april 2015 heeft de Nationale Raad uw brief van 22 mei 2014 onderzocht aangaande het doorsturen van een beknopt medisch dossier samen met de medicatiefiche en overzicht van de vaccinatiestatus van een patiënt ten behoeve van het platform Vitalink.

U stelt de aansprakelijkheid van de arts in vraag indien de patiënt bepaalde gegevens zou achterhouden of onjuiste informatie zou aanreiken.

Vitalink(1) is het digitale platform van de Vlaamse overheid voor het veilig delen van gezondheidsgegevens. Vitalink ontsluit zorg- en welzijnsgegevens die van vitaal belang kunnen zijn. Het platform moet voldoen aan de hoogste eisen inzake veiligheid en privacy:
• gegevens worden pas gedeeld als de patiënt daarvoor zijn toestemming geeft (opt-in of opting-in principe);
• Vitalink controleert of er een zorgrelatie bestaat tussen de patiënt en de zorgverlener. Dat garandeert dat alleen die zorgverleners waar de patiënt een therapeutische band mee heeft, toegang krijgen tot zijn gegevens;
• Vitalink hanteert een unieke, speciaal ontworpen dubbele versleuteling om de informatie extra te beveiligen;
• alle acties worden steeds gelogd.

Actueel is de gegevensdeling beperkt tot het beschikbaar stellen van volgende gegevens:
- de basisgegevens: naam, geboortedatum, moedertaal, enz. van de patiënt;
- de contactgegevens van een contactpersoon in geval van nood;
- informatie over risicofactoren (allergieën, reacties op medicatie, sociale risicofactoren enz.);
- een overzicht van de medische voorgeschiedenis;
- een overzicht van actuele problemen;
- een overzicht van de medicatie;
- een overzicht van de vaccinaties.

Deze gegevens bestaan grotendeels uit objectieve en verifieerbare data die geëxtraheerd worden uit het patiëntendossier, waarvoor de arts voor het zorgvuldig bijhouden verantwoordelijk is. Wat de subjectieve gegevens betreft, die door de patiënt worden aangereikt, gaat de arts er van uit dat deze correct zijn omwille van het vertrouwen dat noodzakelijk is voor een goede arts-patiëntrelatie en de medewerkingsplicht van de patiënt overeenkomstig het artikel 4 van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt. Bijgevolg kan een arts niet verantwoordelijk gesteld worden ingeval de patiënt de arts foutieve informatie zou aanreiken of informatie moedwillig zou verzwijgen.

De Nationale Raad onderstreept het belang van het hoger besproken platform voor de continuïteit van de zorg. De arts speelt een belangrijke rol in het verkrijgen van de toestemming van de patiënt om deel te nemen aan het Vitalink platform. Daarnaast dient de arts te zorgen dat het patiëntendossier zorgvuldig wordt bijgehouden, omdat het de bron is van de gegevens die doorgegeven worden.

1.http://www.vitalink.be/Vitalink/Zorgverleners/Gegevens-op-Vitalink/

Beroepsgeheim25/04/2015 Documentcode: a149003
Procedure voor de verlenging van het recht op inschakelingsuitkeringen voor de werkzoekende met acute of chronische ernstige medische, mentale, psychische of psychiatrische problemen

De Nationale Raad van de Orde van geneesheren wordt om advies verzocht aangaande de procedure voor de verlenging van het recht op inschakelingsuitkeringen voor de werkzoekende met acute of chronische ernstige medische, mentale, psychische of psychiatrische problemen, zoals bedoeld in artikel 63, § 2, 4de lid, 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren wordt om advies verzocht aangaande de procedure voor de verlenging van het recht op inschakelingsuitkeringen voor de werkzoekende met acute of chronische ernstige medische, mentale, psychische of psychiatrische problemen, zoals bedoeld in artikel 63, § 2, vierde lid, 3°, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

De Nationale Raad is van oordeel dat de medische toestand van de door deze bepaling bedoelde werkzoekende dient te worden beoordeeld door een hiertoe erkende arts.

In het kader van deze procedure dienen alle noodzakelijke maatregelen te worden genomen om het medisch geheim te vrijwaren. De personeelsleden die instaan voor de maatschappelijke begeleiding van de werkzoekende, mogen enkel inzage hebben in de besluiten van de arts die zij nodig hebben om een aangepast traject voor te stellen aan de werkzoekende.

De verwerking van de persoonsgegevens betreffende de gezondheid van de werkzoekende dient te gebeuren onder de verantwoordelijkheid van een gezondheidszorgberoepsbeoefenaar, overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten aanzien van de verwerking van persoonsgegevens.

Beroepsgeheim25/04/2015 Documentcode: a149002
Vraag over het afschrift van een patiëntendossier van een overleden patiënt door het Fonds Medische Ongevallen

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren heeft een vraag over het afschrift van een patiëntendossier van een overleden patiënt door het Fonds Medische Ongevallen.

Advies van de Nationale Raad :

In zijn vergadering van 25 april 2015 heeft de Nationale Raad van de Orde der geneesheren uw brief van 22 januari 2015 onderzocht m.b.t. de vraag om advies van dokter X over het afschrift van een patiëntendossier van een overleden patiënt door het Fonds Medische Ongevallen.

1/ Wanneer de patiënt overleden is, kan de rechthebbende overeenkomstig artikel 4 van de wet van 31 maart 2010 betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg, een procedure opstarten voor het Fonds Medische Ongevallen. Betreffende het opvragen van de nodige informatie door het Fonds om het onderzoek uit te voeren, stelt het artikel 16, tweede lid: "Indien de persoon die de aanvraag heeft ingediend niet de patiënt is en deze overleden is, heeft het Fonds alleen met de uitdrukkelijke toestemming van een persoon bedoeld in artikel 9, § 4, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, toegang tot het patiëntendossier."

Overeenkomstig het artikel 9, § 4, van de Patiëntenrechtenwet hebben na het overlijden van de patiënt de echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner, de partner en de bloedverwanten tot en met de tweede graad van de patiënt, via een door de verzoeker aangewezen beroepsbeoefenaar, het recht op inzage van het patiëntendossier voor zover hun verzoek voldoende gemotiveerd en gespecifieerd is en de patiënt zich hiertegen niet uitdrukkelijk heeft verzet.

Dit leidt ertoe dat een rechthebbende die na het overlijden een procedure opstart bij het Fonds, hetzij zelf de toestemming moet geven aan het Fonds om toegang te krijgen tot het patiëntendossier indien hij één van de in het artikel 9, § 4, van de Patiëntenrechtenwet bedoelde nabestaanden is, hetzij de toestemming van een dergelijke nabestaande moet hebben verkregen.

Indien de patiënt zich tijdens het leven tegen een inzagerecht van de nabestaanden heeft verzet, kan de toestemming tot toegang tot het patiëntendossier voor het Fonds niet gegeven worden. Ingeval het Fonds naast het patiëntendossier over onvoldoende medische informatie beschikt, zal de rechthebbende/aanvrager de vraag van het Fonds tot informatie hierdoor onvoldoende kunnen beantwoorden. De rechthebbende zal bijgevolg overeenkomstig het artikel 15, vijfde lid van de wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg, geacht worden afstand te doen van de aanvraag en van de schorsende werking ervan wat de verjaring betreft.

De Nationale Raad beveelt aan dat de arts die akte neemt van de weigering van de patiënt tot inzage na het overlijden, de patiënt informeert over de gevolgen wat betreft de procedure voor het Fonds na het overlijden, teneinde zeker te zijn dat de patiënt de weigering tot inzage in die zin ook bedoeld heeft.

2/ In zoverre de patiënt zich tijdens het leven niet heeft verzet tegen een inzagerecht van de nabestaanden, is de toegang tot het patiëntendossier voor het Fonds waarvoor de bedoelde nabestaanden hun toestemming geven bovendien niet ongelimiteerd.

Met verwijzing naar het advies van de Nationale Raad van 23 maart 2013 "Procedure voor het opvragen van een dossier door het Fonds Medische Ongevallen", komt het aan de persoon die de verantwoordelijkheid heeft over het patiëntendossier, toe om te beslissen welke informatie hij doorstuurt aan het Fonds. Deze persoon vult zelf in wat dient verstaan te worden onder "alle documenten en informatie die nodig zijn om de oorzaken, omstandigheden en gevolgen van de schade als gevolg van gezondheidszorg, waarvoor de aanvraag is ingediend, te kunnen beoordelen" (artikel 15 wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg). Het Fonds heeft geen ongelimiteerd recht op toegang tot het patiëntendossier. Het beroepsgeheim blijft immers ook gelden na het overlijden van een patiënt. Het feit dat de leden van het Beheerscomité, de personeelsleden evenals alle permanente of occasionele medewerkers van het Fonds gebonden zijn door het beroepsgeheim, vormt hierop geen uitzondering.

3/ Zodra het Fonds zich in zijn motivering baseert op (medische) informatie, ook deze uit het patiëntendossier, moet overeenkomstig artikel 22, tweede lid,, van de wet betreffende de vergoeding van schade als gevolg van gezondheidszorg en de Memorie van Toelichting (Parl. St. Kamer 2009-2010, nr. 2240/001, 63), deze informatie noodzakelijk aan de verschillende partijen worden meegedeeld. Het gaat immers om een uitdrukking van het beginsel van de tegenspraak, dat rechtstreeks verbonden is met de uitoefening van de rechten van verdediging. Er dient evenwel te worden vermeld dat er geen sprake is dat alle elementen uit het dossier van het Fonds dienen overgedragen te worden: enkel de relevante stukken moeten aan de partijen worden meegedeeld.

De Nationale Raad van de Orde der geneesheren besluit dat de huidige wettelijke regeling voldoende waarborgen biedt, opdat er via de procedure voor het Fonds Medische Ongevallen door een nabestaande/rechthebbende, geen rechtstreekse inzage/afschrift wordt gecreëerd van het patiëntendossier van de overleden persoon.

Vorige pagina

27

pagina