Agressie

Gerelateerde adviezen en nieuws

Geweld20/05/2019 Documentcode: a166005
Meldcodes - Seksueel geweld

Meldcodes - Seksueel geweld

PERSBERICHT

Artsen beter ondersteund in de strijd tegen seksueel geweld

Brussel, 20 mei 2019 - De Orde der artsen en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen hebben in samenwerking met prof. Tom Goffin van de Universiteit Gent een ‘Meldcode Seksueel Geweld' uitgewerkt. Met deze Meldcode krijgen artsen informatie over hoe zij slachtoffers van seksueel geweld zo goed mogelijk kunnen bijstaan zonder hun deontologie uit het oog te verliezen.

Artsen kunnen een belangrijke bijdrage leveren in de strijd tegen seksueel geweld. Vaak nemen patiënten in zo'n situatie immers hun arts in vertrouwen. Of een arts vangt signalen van seksueel geweld op of stelt zij of hij tijdens een onderzoek tekenen ervan vast. In dergelijke situaties worstelen artsen met vragen zoals: Wat kan ik doen als ik seksueel geweld vermoed of vaststel? Welke zorg en advies kan ik het slachtoffer bieden? Wanneer rechtvaardigen signalen een ingrijpen van buitenaf? Hoe kan ik de band met het slachtoffer en haar of zijn familie zo veel mogelijk in stand houden en tegelijk hulp organiseren, en zo nodig toch tijdig ingrijpen om eenieders veiligheid te garanderen? Een concreet gevalideerd stappenplan of ‘meldcode' was dus nodig.

De Meldcode Seksueel Geweld heeft de vorm van een beslissingsboom. Stap voor stap wordt uitgelegd hoe een zorgverlener in gevallen van seksueel geweld op een zorgvuldige wijze kan handelen. Ook bij twijfel worden een aantal mogelijke stappen opgesomd. De Meldcode wil zo vooral een hulpmiddel zijn zodat meer zorgverleners slachtoffers helpen binnen de grenzen van hun deontologie en niet zwijgen uit vrees om deontologische regels te overtreden.

Michel Deneyer, ondervoorzitter van de Orde der Artsen : "Als hulpverlener is het onze taak mensen te beschermen, ook als personen zelf niet in staat zijn om hulp te vragen. De arts moet daarom zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen en met respect voor de medische deontologie bijdragen aan de strijd tegen seksueel geweld."

Liesbet Stevens, adjunct-directeur van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen: "Slachtoffers van seksueel geweld zoeken vaak een luisterend oor bij hun arts. Daarom is de ondersteuning van artsen om op een correcte manier om te gaan met de vragen die in die context rijzen zo belangrijk. Het Instituut is dan ook erg blij dat de Orde der Artsen haar schouders heeft gezet onder de ontwikkeling van deze Meldcode: op die manier kon een goed evenwicht gevonden worden tussen de vragen en problemen die in de praktijk rijzen en de deontologie van artsen."

De meldcode zal ruim verspreid worden bij artsenkabinetten en ziekenhuizen. Daarnaast dient de meldcode ook best opgenomen te worden in de artsenopleiding.

Het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen werd opgericht in december 2002 en is de onafhankelijke federale overheidsinstelling die instaat voor het waarborgen en bevorderen van de gelijkheid van vrouwen en mannen en de bestrijding van elke vorm van discriminatie en ongelijkheid op basis van geslacht. Het doet dit door het ontwikkelen en in praktijk brengen van een aangepast wettelijk kader en geschikte structuren, strategieën, instrumenten en acties.

Slachtoffers van discriminatie op grond van geslacht kunnen zich gratis en in alle vertrouwelijkheid laten informeren over hun rechten of een klacht indienen bij het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen via het gratis telefoonnummer 0800/12 800 of via zijn website http://igvm-iefh.belgium.be.

De Orde der artsen is een openbare instelling die beoogt in het belang van de patiënt, de volksgezondheid en het algemeen welzijn te waken over de handhaving van de morele integriteit van het beroep, de correcte invulling van de professionele autonomie van de artsen, de kwaliteit van de zorg op basis van de huidige wetenschappelijke kennis, het vertrouwen van de burger in de arts en de bijzondere vertrouwensrelatie van de arts met zijn patiënten.

Info : https://www.ordomedic.be.

Perscontact

Orde der artsen
Michel Deneyer
E-mail: michel.deneyer@ordomedic.be
Tel: +32 2 743 04 00
https://www.ordomedic.be

Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen
Daphné Rasschaert
E-mail: daphne.rasschaert@igvm.belgie.be
Tel: +32 2 233 43 92
http://igvm-iefh.belgium.be


Geweld02/03/2018 Documentcode: a160011
Meldcodes vrouwelijke genitale verminking, partnergeweld en seksueel geweld

PERSBERICHT

Meldcodes vrouwelijke genitale verminking, partnergeweld en seksueel geweld

Op vrijdag 2 maart om 13u stellen Zuhal Demir, staatssecretaris voor Gelijke Kansen, en de Orde der Artsen hun gezamenlijke meldcodes rond vrouwelijke genitale verminking, partnergeweld en seksueel geweld voor. Deze hebben tot doel de zorgverleners te informeren zodat ze weten welke stappen ze kunnen ondernemen in het kader van verontrustende situaties van gendergerelateerd geweld.

Staatssecretaris voor Gelijke kansen Zuhal Demir: "Vorige zomer deed ik een oproep aan artsen om meer gebruik te maken van hun spreekrecht in geval van vrouwelijke genitale verminking, om zo jongere zusjes van meisjes die wel geconfronteerd werden met de praktijk te beschermen. De Orde der Artsen gaf onmiddellijk gehoor aan mijn oproep en samen hebben we een aantal meldcodes uitgewerkt. Tot nu toe zijn er al heel wat initiatieven geweest om zorgverleners te sensibiliseren, maar de betrokkenheid van de Orde der Artsen is een momentum."

Er werden reeds twee meldcodes uitgewerkt: één rond partnergeweld en één rond vrouwelijke genitale verminking. De meldcode rond seksueel geweld wordt nog verder uitgewerkt. Zij vormen een soort van beslissingsboom waarbij duidelijk wordt uitgelegd hoe de zorgverlener in geval van noodsituaties op een zorgvuldige wijze kan handelen. Ook worden een aantal stappen opgesomd in geval van twijfel. Dit moet vooral een hulpmiddel zijn om ervoor te zorgen dat meer zorgverleners gebruik maken van de mogelijkheden tot handelen om de slachtoffers te helpen en niet zwijgen uit voorzorg.

Tom Goffin, griffier van de Orde der Artsen: "Een arts is dikwijls de vertrouwenspersoon bij uitstek die daardoor vaak één van de weinige personen is die op de hoogte is van bepaalde situaties van gendergerelateerd geweld. Het is van groot belang dat een arts die vertrouwensrelatie kan bewaren en daarvoor bestaat ook het beroepsgeheim. Michel Deneyer, ondervoorzitter van de Orde der artsen: "Maar het is ook de rol van de arts om mensen te beschermen in geval van noodsituaties. Wij blijven in de eerste plaats een hulpverlener, ook als de persoon zelf niet altijd in staat is om hulp te vragen. Daarom zijn de meldcodes van belang."

De Staatssecretaris en de Orde zullen de meldcodes ruim verspreiden naar artsenkabinetten en ziekenhuizen. Daarnaast moeten de meldcodes ook opgenomen worden in de artsenopleidingen zodat reeds van bij het begin elke arts weet hoe hij in deze moeilijke situaties kan handelen.

Staatssecretaris Zuhal Demir: "Sensibilisering rond partnergeweld, seksueel geweld en vrouwelijke genitale verminking is uitermate belangrijk, maar in bepaalde gevallen is het ook noodzakelijk om repressief op te treden en politie en parket het nodige te laten doen om slachtoffers te beschermen en daders te bestraffen. Want sanctioneren kan ook een sensibiliserend effect hebben. Wat bijvoorbeeld vrouwelijke genitale verminking betreft, hebben we een wetgeving die verminking, die zowel in het binnen- als buitenland uitgevoerd wordt, strafbaar stelt. Een waarschuwing is maar efficiënt als je ook bereid bent om ze uit te voeren."


Meer info:

Bart Suys: bart.suys@zuhal.fed.be - 02 574 85 42 - 0470 71 61 40
Orde der Artsen: info@ordomedic.be - 02 743 04 00
Beroepsgeheim19/01/2008 Documentcode: a119010
Medisch getuigschrift voor aangifte van partnergeweld

Ter ondersteuning van de huisartsen startte de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een project met het oog op het ontwikkelen van richtlijnen, een opleidingsmodule en een registratiesysteem met betrekking tot intrafamiliaal geweld. Een lid van de Nationale Raad nam deel aan de hiertoe georganiseerde bijeenkomsten waarbij door een groep experten de juridische, ethische en deontologische aspecten en de medische attestering werden bestudeerd.
Op vraag van de betrokken FOD formuleert de Nationale Raad zijn bemerkingen bij het verslag van de laatste vergadering en het ontwerp van het door de arts in te vullen certificaat inzake partnergeweld.

Advies van de Nationale Raad :

De Nationale Raad heeft in zijn vergadering van 19 januari 2008 uw e-mail van 15 november 2007 besproken betreffende de juridische workshop van 21 september 2007 in verband met partnergeweld die werd gehouden bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu.

In uw e-mail vraagt u onze Raad zijn opmerkingen te verstrekken aangaande de synthese van deze vergadering en de gegevens die nodig zijn voor het opstellen van een medisch certificaat in verband meteen klacht wegens partnergeweld.

Vooreerst is de Nationale Raad van mening dat in deze context de arts geen enkele informatie mag doorgeven aan het parket, tenzij in een noodtoestand. Hij kan de patiënt er echter wel toe aanzetten zelf de nodige initiatieven te nemen (zie artikel 61 van de Code van geneeskundige plichtenleer).

Vervolgens is de Nationale Raad van mening dat, wanneer de patiënt een certificaat vraagt aan de arts tijdens een raadpleging in het kader van partnergeweld, het niet aangewezen is een standaardformulier in te vullen. Dit formulier kan echter als geheugensteun dienen om de arts te helpen bij het opstellen van het certificaat, dat objectief moet blijven en zich dient te beperken tot een gedetailleerde beschrijving van de vastgestelde letsels.

Tot slot herinnert de Nationale Raad eraan dat elke patiënt die bewijzen van opgelopen letsels wil voorleggen, steeds kopie kan vragen van zijn medisch dossier op basis van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.

Beroepsgeheim04/02/2006 Documentcode: a112005
Lijsten met namen van patiënten die als potentieel gevaarlijk voor de wachtarts worden beschouwd - Advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Op verzoek van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid bracht de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer op 27 juli 2005 het advies nr. 11/2005 uit. Dit advies handelt over het bijhouden door de artsenverenigingen van lijsten van patiënten die bekend staan als zijnde een gevaar voor de artsen met wachtdienst. Aanleiding tot dit advies was het door de Nationale Raad op 5 februari 2005 ingenomen standpunt over de opmaak van lijsten met namen van patiënten die als potentieel gevaarlijk voor de wachtarts worden beschouwd (Tijdschrift Nationale Raad nr. 108, juni 2005, p. 4).
Na bestudering van dit advies nr. 11/2005 past de Nationale Raad zijn op 5 februari 2005 uitgebracht advies aan.

Advies van de Nationale Raad :

Na een grondige analyse van het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kwam de Nationale Raad tot de hierna volgende vaststellingen:

- De commissie stelt in haar advies : “Hoewel het voormelde standpunt van de Nationale Raad van de Orde der geneesheren alvast de facto een eerste vorm van normatieve omkadering blijkt te vormen voor de zwarte lijst van “gevaarlijke” patiënten, zou een dergelijke verwerking van gegevens, omwille van de reden dat zij betrekking heeft op een zwarte lijst, dienen te worden onderworpen aan een reeks aanvullende garanties zoals voorzien door een wet vermeld in het advies nummer 9 van 15 juni 2005 van de Commissie. Dit geldt onverminderd de mogelijkheid van de Koning om aanvullende uitvoeringsmaatregelen te bepalen”. Uit dit standpunt volgt overduidelijk dat de Commissie het door de Nationale Raad ingenomen standpunt niet aanvecht maar nog bijkomende wettelijke garanties wenst.

- Daarnaast stelt de Commissie dat gezien de complexiteit van de oprichting van een gecentraliseerde databank waarvan de verwerking een inbreuk zou betekenen op een fundamenteel recht voorzien in de grondwet (artikel 23 viseert onder meer het recht op bescherming van de gezondheid en de medische hulp) of aangaande diensten die als essentieel worden beschouwd door de wetgever een bijkomende voorafgaande machtiging door de Commissie noodzakelijk is. Hieruit volgt dat elke wachtdienst die gebruik wenst te maken van een lijst van patiënten met gevaarlijk gedrag een bijzondere machtiging van de Commissie dient te verkrijgen.

- Vervolgens wijst de Commissie erop dat de algemene principes van de Wet Verwerking Persoonsgegevens door de huisartsenkringen dienen nageleefd te worden zoals het recht op toegang, verbetering en betwisting bij een aangestelde voor de gegevensverwerking die de communicatie van de gegevens van derden zou opschorten, een systeem van beroep dat schorsend werkt, het bepalen van beperkte bewaringstermijnen, enz. Al deze vereisten zijn te realiseren en door samenwerking onder huisartsenkringen is de inspanning te delen maar dat neemt niet weg dat heel wat tijd zal verstrijken voor het systeem aan alle vereisten voldoet en van start kan gaan.

Uit de analyse van het advies van de Commissie volgt dat de door de Nationale Raad in zijn advies van 5 februari 2005 gestelde voorwaarden voor de opmaak van lijsten met namen van patiënten die als potentieel gevaarlijk voor de wachtarts worden beschouwd, niet volstaan.

Uit de reacties van wachtdiensten op de door de Nationale Raad in het hoger geciteerde advies gestelde criteria, blijkt dat deze als zeer omslachtig worden ervaren en in de praktijk nauwelijks te hanteren zijn. Gezien de door de Commissie gestelde bijkomende garanties lijkt het uitgesloten dat wachtdiensten gebruik kunnen maken van lijsten met namen van patiënten.

De Nationale Raad is van mening dat, zoals door de Commissie voorgesteld, alleen een wet een eventueel gebruik van lijsten met namen van patiënten kan regelen.

In afwachting van een wettelijke regeling zullen de wachtdiensten een beroep moeten doen op hun inventiviteit en creativiteit om de veiligheid van de wachtarts te verzekeren.

Om elk misverstand te voorkomen wenst de Nationale Raad te benadrukken dat ook aan een oproep afkomstig uit wijken, buurten of straten die als gevaarlijk bekend staan, gevolg dient gegeven te worden onder voorwaarden die enerzijds rekening houden met de aard van de meegedeelde problematiek en anderzijds met de veiligheid van de arts.

Gezien het advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, ziet de Nationale Raad zich verplicht zijn advies van 1 oktober 2005 betreffende artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 juli 2002 tot vaststelling van de opdrachten verleend aan huisartsenkringen (B.S., 5 oktober 2002) aan te passen. De veiligheidsgegevens dienen op anonieme wijze overgemaakt te worden aan de wachtcoördinator. Deze gegevens kunnen enkel nominatief aan de behandelende geneesheer worden overgemaakt.