De afwezigheid van een verjaringstermijn houdt niet noodzakelijk een schending in van het recht op een eerlijk proces en van het rechtszekerheidsbeginsel. Het staat aan de rechter om in het licht van de concrete elementen van de zaak en met inachtneming van de complexiteit ervan, de houding van de tuchtrechtelijk vervolgde persoon en deze van de tuchtoverheid, in feite te oordelen of het recht op een eerlijk proces en het rechtszekerheidsbeginsel is miskend door de afwezigheid van een verjaringstermijn.
Wanneer de raad van beroep de beslissing van de provinciale raad tot schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen gedurende meer dan één jaar bevestigt, vereist deze beslissing van de raad van beroep een twee derde meerderheid. Dit volgt uit de gezamenlijke lezing van de artikelen 25, §4, tweede lid en 28, §1, van het Koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der artsen en de artikelen 12, tweede lid en 32, van het Koninklijk besluit van 6 februari 1970 tot regeling van de organisatie en de werking der raden van de Orde der geneesheren.
[Extract]
« (…) X., eiser, vertegenwoordigd door mr. BM, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te (…), waar de eiser woonplaats kiest,
Tegen
ORDE DER ARTSEN, met zetel te 1030 Schaarbeek, de Jamblinne de Meuxplein 34-35, ingeschreven bij de KBO onder het nummer 0218.023.930, verweerder, vertegenwoordigd door mr. CDB, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te (…), waar de verweerder woonplaats kiest.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen de beslissing van de raad van beroep van de Orde der artsen met het Nederlands als voertaal van dd. (…).
Sectievoorzitter KM heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal HV heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
De eiser voert in zijn verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Eerste middel
Eerste en tweede onderdeel
1.
Krachtens artikel 6.1 EVRM heeft eenieder, bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen, recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijke en onpartijdige rechterlijke instantie welke bij wet is ingesteld.
Een tuchtprocedure die voor gevolg heeft, of, volgens de nationale wet, tot gevolg kan hebben dat aan de betrokkene tijdelijk of definitief een burgerlijk recht wordt ontnomen, met name het recht om nog langer een beroep uit te oefenen dat geen openbaar ambt is, wordt voor de toepassing van voormelde verdragsbepaling beschouwd als een procedure met als voorwerp het vaststellen van burgerlijke rechten en verplichtingen in de zin van die bepaling.
2.
Voormeld recht op een eerlijk proces en het rechtszekerheidsbeginsel kan in tuchtzaken in het gedrang komen, wanneer door de afwezigheid van een verjaringstermijn, het verweer tegen feiten die zich in een ver verleden hebben voorgedaan, in het licht van de omstandigheden van het geval door het tijdsverloop wordt bemoeilijkt, zonder dat dit een automatisme uitmaakt.
Het staat aan de rechter om in het licht van de concrete elementen van de zaak en met inachtneming van de complexiteit ervan, de houding van de tuchtrechtelijk vervolgde persoon en deze van de tuchtoverheid, in feite te oordelen of het recht op een eerlijk proces en het rechtszekerheidsbeginsel is miskend door de afwezigheid van een verjaringstermijn. De rechter kan hierbij rekening houden met mogelijke bewijsmoeilijkheden bij de verdediging dan wel met het bestaan van een strafzaak of met de andere voorhanden zijnde waarborgen zoals inzake de redelijke termijn.
3.
De onderdelen die geheel ervan uitgaan dat de afwezigheid van een verjaringstermijn noodzakelijk een schending van het recht op een eerlijk proces en van het rechtszekerheidsbeginsel uitmaken, berusten op een onjuiste rechtsopvatting.
De onderdelen falen naar recht.
(…)
Dictum
Het Hof,
Vernietigt de bestreden beslissing in zoverre zij met bevestiging van de beroepen beslissing de eiser voor de telastleggingen II.A, II.B en II.C tezamen de tuchtsanctie oplegt van schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen gedurende twee jaar.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van de gedeeltelijk vernietigde beslissing.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de raad van beroep van de Orde der artsen met het Nederlands als voertaal, anders samengesteld.
Veroordeelt de verweerster tot de kosten ».