Code van medische deontologie

Hoofdstuk 1: Arts - patiëntverhouding

print
15/04/2000
Artikel 33

(Gewijzigd op 15 april 2000)

De arts deelt tijdig aan de patiënt de diagnose en de prognose mede; dit geldt ook voor een erge en zelfs voor een noodlottige prognose. Bij de informatie van de patiënt houdt de arts rekening met diens draagkracht en met de mate waarin hij wenst geïnformeerd te worden.

De arts verzekert de patiënt in ieder geval van een verdere aangepaste behandeling en begeleiding. De arts betrekt hierbij de naastbestaanden tenzij de patiënt zich daartegen verzet. Hij contacteert op verzoek van de patiënt de door deze aangewezen personen.

Oudere versies
01/01/1975

In principe moet de prognose aan de patiënt worden medegedeeld. Een erge prognose evenwel mag terecht voor de zieke verborgen worden gehouden. Een noodlottige prognose moet hem slechts uitzonderlijk en met veel omzichtigheid worden medegedeeld. In het algemeen worden de naastbestaanden er echter te gepasten tijd van op de hoogte gebracht tenzij de patiënt zich van te voren tegen die bekendmaking heeft verzet of de personen heeft aangeduid aan wie deze mededeling moet worden gedaan.