Code van medische deontologie
Hoofdstuk 2: Behandelende arts en consulent
01/01/1975
Artikel 140
Het belang van de zieken evenals de collegialiteit vereisen een goede verstandhouding tussen behandelende arts en consulent.
01/01/1975
Artikel 141
Elke arts moet zich bewust zijn van de grenzen van zijn kennis en mogelijkheden; hij mag slechts overeenkomstig hiermede handelen.
01/01/1975
Artikel 142
§1. Wanneer de gezondheidstoestand van de zieke een gespecialiseerd onderzoek of een bijzondere therapie vergt, moet de arts de zieke, met diens goedkeuring, zonder nadelig verwijl naar een door hem terzake bevoegd geacht collega verwijzen. Hij moet zijn collega inlichten over alle nuttige nosologische en sociale gegevens.
§2. Teneinde de continuïteit van de verzorging te verzekeren, moet de consulent zo vlug mogelijk de door hem onderzochte of behandelde zieke naar zijn collega terugsturen en hem de uitslagen en gevolgtrekkingen van zijn onderzoekingen bezorgen.
01/01/1975
Artikel 143
Wanneer een zieke uit eigen beweging een gespecialiseerd practicus raadpleegt, vergt het belang van de patiënt dat de specialist navraag doet naar de naam van de huisarts aan wie hij de resultaten en besluiten van zijn onderzoek kan bezorgen.
01/01/1975
Artikel 144
Een consult onder artsen kan worden voorgesteld hetzij door de behandelende arts wanneer de toestand het vereist, hetzij door de zieke, zijn verwanten of zijn vertegenwoordigers. In beide gevallen stelt de behandelende arts bevoegde collega's voor, maar hij moet rekening houden met de wensen van de zieke of van zijn vertegenwoordigers.
Behoudens ernstige redenen, zal hij als consulent elke collega aanvaarden en zich daarbij in de eerste plaats door het welzijn van de zieke laten leiden.
01/01/1975
Artikel 145
Wanneer de behandelende arts meent de gekozen consulent niet te kunnen aanvaarden, mag hij zich terugtrekken zonder verplichting deze weigering te motiveren op voorwaarde dat de continuïteit van de verzorging verzekerd is.
01/01/1975
Artikel 146
De behandelende arts moet de consulent verwittigen en stelt met hem dag en uur van het consult vast.
01/01/1975
Artikel 147
Nadat de behandelende arts hem voorafgaandelijk en vertrouwelijk alle nuttige inlichtingen heeft verstrekt, ondervraagt en onderzoekt de consulent persoonlijk de zieke ; na overleg met zijn collega, brengt hij vervolgens de zieke of zijn vertegenwoordigers op de hoogte van het resultaat van het consult in aanwezigheid van de behandelende arts.
01/01/1975
Artikel 148
De behandelende arts en de consulent moeten tijdens of na het consult vermijden elkaar in de geest van de zieke of van zijn omgeving schade te berokkenen.
01/01/1975
Artikel 149
Bij meningsverschil tussen consulent en behandelende arts, mag laatstgenoemde een andere consulent voorstellen; indien dit voorstel niet wordt aanvaard en het advies van de consulent de bovenhand haalt, mag de arts van zijn opdracht afzien op voorwaarde dat de continuïteit van de verzorging verzekerd is.
01/01/1975
Artikel 150
01/01/1975
Artikel 151
§1. Wanneer de zieke in een verzorgingsinstelling wordt opgenomen, moet de behandelende arts hiervan in kennis worden gesteld.
§2. Elke belangrijke wijziging in de toestand van de zieke tijdens zijn verblijf in die instelling moet, in de mate van het mogelijke, zonder uitstel aan de behandelende arts worden medegedeeld.
Elke overbrenging naar een andere dienst moet zoveel mogelijk gebeuren na overleg met de behandelende arts en dit zonder afbreuk te doen aan de vrije keuze van de zieke.
§3. Op het einde van de ziekenhuisverpleging moet de behandelende arts ingelicht worden over het vertrek van zijn patiënt en een verslag ontvangen waarin onder meer, de diagnose, de toegepaste therapie, de bereikte resultaten en de eventuele verdere zorgen staan opgetekend.
01/01/1975
Artikel 152
Het is wenselijk dat de behandelende arts aanwezig is tijdens een heelkundige ingreep.
Behoudens bij spoedgevallen en zo mogelijk, zal de chirurg met de behandelende arts dag en uur van de ingreep vaststellen.