Code van medische deontologie

Hoofdstuk 4: Cliënteel

print
14/09/1991
Artikel 18

(Gewijzigd op 14 september 1991)

§1. De materiële en immateriële bestanddelen van een geneeskundige praktijk kunnen het voorwerp uitmaken van een inbreng of quasi-inbreng in een artsenvennootschap en van een overdracht aan een arts, een artsenassociatie of een artsenvennootschap.

§2. Zowel inbreng, quasi-inbreng als overdracht moeten door een schriftelijke overeenkomst worden geregeld. Deze overeenkomst dient voorafgaandelijk ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de bevoegde provinciale raad.

§3. Door deze overeenkomst mag geen afbreuk gedaan worden aan de deontologische verplichtingen van de betrokken artsen.

Oudere versies
01/01/1975

§1. Een geneeskundige praktijk is niet verhandelbaar en derhalve niet vatbaar voor overdracht.

§2. Het overnemen van lokalen en uitrusting van een geneeskundig kabinet, moet door een overeenkomst worden geregeld.
Deze overeenkomst moet bepalen dat de overnemer de bewaarder van de medische dossiers wordt ; hij verbindt er zich toe alle voor de kontinuïteit van de verzorging nuttige gegevens van het dossier mede te delen aan de door de patiënt aangeduide arts en met inachtneming van het medisch geheim, mag hij gebeurlijk het wetenschappelijk deel ervan overhandigen aan de persoon die een gegrond belang kan doen gelden om over die gegevens te beschikken.
De prijs van de overname mag niet medebepaald worden door de ereloon die door de overnemer worden geïnd.

§3. De tekst van de overeenkomst moet voorafgaandelijk door de overdrager of bij diens ontstentenis door de overnemer worden voorgelegd aan de provinciale raad waartoe deze behoort teneinde na te gaan of genoemde voorwaarden werden geëerbiedigd.