(Gewijzigd op 22 februari 2014)
Wanneer een arts buiten de modaliteiten die in de wet zijn voorzien, gebruik maakt van diensten van een verzorgingsinstelling, dienen de voorwaarden voor dit gebruik bepaald te worden in een overeenkomst tussen deze beoefenaar en de verzorgingsinstelling, rekening houdende met de reële onkosten.
Wanneer de arts gebruik maakt van diensten van personeelsleden, van lokalen of van materiaal waarvan de betaling, uit welke andere hoofde ook, niet of slechts gedeeltelijk is geregeld, moeten de voorwaarden tot gebruik ervan in het statuut of de overeenkomst worden vastgelegd.
Alleen de werkelijke onkosten komen in aanmerking voor een vergoeding en deze mag niet gebonden zijn aan het bedrag van de geïnde erelonen.