Code van medische deontologie
Hoofdstuk 4: De arts als adviseur, controleur, deskundige of ambtenaar
01/01/1975
Artikel 119
De arts belast met een deskundig onderzoek naar de lichamelijke of geestelijke bekwaamheid of geschiktheid van een persoon of met om het even welk klinisch onderzoek, met de controle van een diagnose of met het toezicht op een behandeling, of nog met een onderzoek naar de medische prestaties voor rekening van een verzekeringsinstelling, moet de bepalingen van deze Code naleven.
Hij mag geen opdracht aanvaarden die tegen de medische ethiek indruist.
01/01/1975
Artikel 120
De onder artikel 119 bedoelde artsen die voormelde functies geregeld uitoefenen, moeten hun uitoefeningsvoorwaarden doen vastleggen in een geschreven contract of statuut dat vooraf moet worden voorgelegd aan de raad van de Orde van de provincie waar zij zijn ingeschreven tenzij hun opdracht door de wet of door een gerechtelijke beslissing werd vastgelegd.
01/01/1975
Artikel 121
§1. De arts die belast is met één van de opdrachten vermeld in artikel 119 moet weigeren personen te onderzoeken met wie hij betrekkingen onderhoudt of onderhield die zijn vrijheid van oordeel zouden kunnen beïnvloeden.
§2. De onder artikel 119 bedoelde taken of functies ten opzichte van één of meer personen zijn onverenigbaar met die van behandelende arts van die personen.
De onder artikel 119 bedoelde arts mag behoudens gevallen van overmacht of opeising, niet optreden als behandelende arts vóór het verstrijken van een termijn van 3 jaar te rekenen vanaf het einde van zijn opdracht of functie.
§3. De arts die als raadgever van een partij is opgetreden, mag de taak van deskundige ten opzichte van die partij niet aanvaarden.
§4. Bij opeising moet de behandelende arts zijn tussenkomst beperken tot louter monsterafname indien hij zich gebonden acht door het beroepsgeheim ten opzichte van de te onderzoeken persoon en indien geen andere arts hem kan vervangen.
§5. Een arts mag niet optreden als gerechtelijk deskundige voor personen die hij reeds in een andere hoedanigheid heeft onderzocht.
01/01/1975
Artikel 122
De arts belast met één van de opdrachten opgesomd in artikel 119 moet zijn beroepsonafhankelijkheid volledig behouden ten opzichte van zijn opdrachtgever en ten opzichte van andere eventuele partijen.
Bij het formuleren van zijn besluiten als arts moet hij enkel volgens zijn geweten handelen.
01/01/1975
Artikel 123
De arts belast met een in artikel 119 vermelde opdracht moet vooraf aan de betrokkene mededelen in welke hoedanigheid hij optreedt en hem in kennis stellen van zijn opdracht.
De arts-gerechtelijk deskundige vooral zal hem waarschuwen dat hij aan de verzoekende overheid alles dient mede te delen wat betrokkene hem zal toevertrouwen in het kader van zijn opdracht.
01/01/1975
Artikel 124
Wanneer deze artsen menen een diagnose te moeten stellen of een prognose te moeten maken, mogen zij slechts besluiten formuleren nadat zij de patiënt hebben gezien en persoonlijk hebben ondervraagd, zelfs indien zij gespecialiseerde onderzoekingen hebben laten uitvoeren of over elementen beschikken die hen door andere artsen werden medegedeeld.
01/01/1975
Artikel 125
§1. De onder artikel 119 beoogde arts moet de filosofische overtuigingen en de menselijke waardigheid van de patiënt eerbiedigen.
§2. Hij moet omzichtig zijn in zijn uitspraken. Indien hij een aandoening ontdekt, brengt hij de behandelende arts ervan op de hoogte of verzoekt hij de patiënt er één te raadplegen.
§3. Hij moet zich beperken tot de voor zijn opdracht dienstige maatregelen. Hij mag mits de patiënt daarin toestemt, de voor de diagnose vereiste onderzoeksmethoden aanwenden. De patiënt mag er echter geen nadeel van ondervinden.
§4. Hij mag geen technieken of farmacodynamische middelen aanwenden met het doel een persoon van zijn vrij beschikkingsrecht te beroven om inlichtingen ten behoeve van het gerecht in te winnen.
§5. Hij moet blijk geven van bedachtzaamheid bij het opstellen van de besluiten in zijn verslag en mag slechts gegevens aanbrengen die een antwoord verstrekken op de vragen van zijn opdrachtgever.
01/01/1975
Artikel 127
De onder artikel 119 bedoelde arts mag van zijn functie geen misbruik maken om patiënten te ronselen voor zichzelf of voor derden en zeker niet voor verzekeringsinstellingen of andere instellingen waarmee hij samenwerkt. Hij moet zich onthouden van elke handeling die de vrije keuze van de patiënt zou kunnen beïnvloeden.
01/01/1975
Artikel 128
§1. De arts die door een werkgever, een verzekeringsinstelling of een andere instelling met een controleonderzoek wordt belast, mag aan zijn niet-medische opdrachtgevers of aan derden de medische redenen die aan de basis liggen van zijn besluiten, niet bekend maken.
§2. Binnen het welomlijnde kader van hun opdracht zijn de artsen, verbonden aan maatschappijen voor levens- of ongevallenverzekeringen, niettemin gemachtigd hun opdrachtgevers in te lichten over alle nuttige vaststellingen gedaan bij kandidaat-verzekerden, of bij verzekerde zieken, gekwetsten of slachtoffers.
§3. De arts-deskundige mag aan de rechtbank slechts de feiten bekendmaken die rechtstreeks betrekking hebben op het deskundig onderzoek en die hij bij die gelegenheid heeft ontdekt.
Al wat hij bij dit onderzoek heeft vernomen buiten het kader van zijn opdracht, moet hij verzwijgen.
§4. De arts-gerechtelijk deskundige, die in het bezit wordt gesteld van een in beslag genomen medisch dossier, zal er zich van vergewissen dat de zegels niet werden verbroken.
Na studie van dit dossier zal hij het opnieuw verzegelen.
01/01/1975
Artikel 129
De arts met een van de door artikel 119 bedoelde opdrachten belast, moet vermijden de behandelende arts ertoe te brengen het beroepsgeheim te schenden, dat laatstgenoemde zelfs tegenover hem moet bewaren.
De medische adviseur of controlerende arts, van wie de beslissing betwist wordt, mag aan het rechtscollege bij wie de zaak aanhangig is gemaakt of aan de aangestelde deskundige de bescheiden of fotokopieën overmaken van al de onderzoekingen die door hem werden uitgevoerd of die hij heeft laten uitvoeren, voor zover hij ze aan de raadgevende arts van de patiënt heeft medegedeeld.
01/01/1975
Artikel 130
De onder artikel 119 bedoelde arts mag nooit een medisch dossier raadplegen zonder het akkoord van de patiënt en de toestemming van de arts die voor de behandeling verantwoordelijk is; aan beiden moet hij zijn bevoegdheid en zijn opdracht kenbaar maken.
De behandelende arts of de arts-diensthoofd in een ziekenhuis die verantwoordelijk is voor het dossier van de zieke, moet beslissen welke documenten mogen worden medegedeeld.
Het onderzoek van deze documenten geschiedt op tegenspraak.
08/10/2011
Artikel 126
§ 1. De adviserende of controlerende arts vervult zijn opdracht met inachtneming van de voorschriften van collegialiteit. Hij moet zich in het bijzijn van de patiënt onthouden van elke beoordeling over de diagnose, de behandeling of over de persoon van de behandelende arts, zijn geschiktheid of de kwaliteit van de verleende zorg.
§ 2. Indien de adviserende arts of de controlerende arts bij de patiënt onderzoekingen wil laten doen die hijzelf niet kan uitvoeren, verzoekt hij de behandelende arts ze te doen uitvoeren en zorgt hij er slechts zelf voor met de toestemming van de behandelende arts of bij duidelijke nalatigheid van deze laatste.
§ 3. De adviserende of controlerende arts moet in elk geval de behandelende arts inlichten over de resultaten van deze speciale onderzoekingen. Hij mag hem zijn mening over de behandeling laten kennen zonder daarbij afbreuk te doen aan de rechten van de behandelende arts.
§ 4. De controlerende arts onthoudt zich van elke rechtstreekse inmenging in de behandeling. Hij moet contact opnemen met de behandelende arts vooraleer een beslissing te nemen die deze van de behandelende arts wijzigt.
In het kader van hun respectieve wettelijke opdrachten ten aanzien van de rechthebbenden van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, houden de arts-inspecteur van het Riziv of de adviserende arts van een verzekeringsorgaan contact met de behandelende arts in het belang van de patiënt. Zij plegen overleg met de behandelende arts vooraleer een beslissing te nemen die deze van de behandelende arts wijzigt, inzonderheid omtrent een onenigheid over de evaluatie van de arbeidsongeschiktheid of de werkhervatting van de patiënt.
§ 5. Indien de patiënt een raadgevende arts heeft, vervult de deskundige arts zijn opdracht in samenwerking met hem, behoudens afwijkende wetsbepalingen. Hij mag geen rekening houden met de mededelingen van een partij die in het dossier niet zijn opgenomen.