Code van medische deontologie

Hoofdstuk 3: De plaatsvervangende arts

print
13/07/2013
Artikel 158

(Gewijzigd op 13 juli 2013)

§ 1. Een arts aan wie door een wettelijk bevoegde instantie een verbod is opgelegd om de geneeskunde uit te oefenen, ontvangt geen inkomsten verbonden aan de uitoefening.

§ 2. De geschorste arts moet bovendien maatregelen treffen om de continuïteit van de zorgen te verzekeren.

Daartoe kan de arts zich tijdens de periode van het verbod laten vervangen door één of meerdere artsen met dezelfde wettelijke kwalificatie.

De maatregelen worden vooraf schriftelijk medegedeeld aan de bevoegde Provinciale Raad, die ze goedkeurt of aanpassingen ervan oplegt.

§ 3. Alle overeenkomsten of statuten moeten de navolging van de bepalingen van dit artikel expliciet vermelden.

Oudere versies
01/01/1975

§1. Een arts die door een gerechtelijke of disciplinaire beslissing het recht om de geneeskunde uit te oefenen is ontzegd, mag zich gedurende de straftijd niet doen vervangen.

§2. Dit verbod ontslaat bedoelde arts er niet van de nodige maatregelen te nemen om de continuïteit van de verzorging te verzekeren voor de patiënten die in behandeling zijn op het ogenblik dat voornoemde sanctie in werking treedt.
De getroffen schikkingen moeten meegedeeld worden aan de provinciale raad waarbij deze arts is ingeschreven.

§3. Ingeval zulke schikkingen niet werden getroffen, zal de provinciale raad de vereiste maatregelen nemen.