Code van medische deontologie

Hoofdstuk 4: De professionele samenwerking tussen artsen

print
16/03/2002
Artikel 159
Oudere versiesnavigate_next

Algemene regelen

§1. Artsen kunnen in het kader van hun professionele samenwerking overeenkomsten afsluiten. Zij kunnen hiertoe onder meer overgaan tot het oprichten van associaties (artikel 160), van vennootschappen zonder (artikel 161) of met rechtspersoonlijkheid (artikels 162, 163 en 164) evenals verenigingen zonder winstoogmerk (artikel 165).

Alle deontologische regelen die voor artsen gelden blijven van toepassing op de artsen die in het kader van hun professionele samenwerking deel uitmaken van een vennootschap of een vzw, of die partij zijn bij een overeenkomst. Het is bovendien de verantwoordelijkheid van de artsen dat de door hen gekozen samenwerkingsvorm voldoet aan de wettelijke regelen die daarop toepasselijk zijn.

§2. Welke vorm en aard van professionele samenwerking de arts (artsen) ook kiest (kiezen), de bepalingen van onderhavig artikel moeten geëerbiedigd worden, evenals de specifieke bepalingen die in de hierna volgende artikelen 160 tot 165 zijn vastgelegd voor elke overeenkomst, vennootschap of vereniging. Het staat de artsen vrij om daarnaast aanvullende bepalingen op te nemen betreffende de organisatie van hun professionele samenwerking, voorzover deze stroken met de medische deontologie.

§3. De in §1 bedoelde mogelijkheden zijn enkel toegelaten tussen artsen die hun beroep op actieve wijze uitoefenen en ingeschreven zijn op de Lijst van de Orde der artsen, met uitsluiting van elke derde.

§4. Elk ontwerp van statuten, huishoudelijk reglement, of oprichtingsakte van een vennootschap of vereniging, elk ontwerp van overeenkomst, evenals elk stuk waarnaar daarin verwezen wordt, dient voorafgaandelijk door elke arts ter goedkeuring voorgelegd te worden aan zijn provinciale raad die de conformiteit van de voorgelegde stukken met de medische deontologie in het algemeen en de bepalingen van dit hoofdstuk in het bijzonder nagaat. Hetzelfde geldt voor elk ontwerp van wijziging van om het even welk van deze stukken.
De voorgelegde stukken moeten alle door de Code van geneeskundige plichtenleer vereiste gegevens bevatten, uitdrukkelijk de naleving ervan garanderen en de bevoegdheid van de provinciale raad in dit vlak erkennen.

§5. Uit de aan de provinciale raad voorgelegde stukken moet onder meer blijken:

  • dat de belangen van de patiënt op geen enkele manier worden geschaad. Garanties dienen geboden te worden voor de vrije artsenkeuze, de onafhankelijkheid van de arts, de bescherming van het beroepsgeheim en de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van de artsen, hun vervangers en personeel. In het bijzonder zal worden nagegaan of bij (voortijdige) beëindiging van de samenwerking de nodige voorzieningen zijn getroffen voor de naleving van deze garanties, de overdracht van medische dossiers en de continuïteit van de zorg;

  • dat elke vorm van commercialisatie van de geneeskunde, van directe of indirecte collusie, dichotomie en overconsumptie uitgesloten is;

  • dat een werkverdeling, een vakantieregeling evenals de nodige tijd voor deelname aan wetenschappelijke activiteiten mogelijk gemaakt worden die stroken met de desiderata van alle deelnemende artsen. In het bijzonder zal worden nagegaan of een aanvaardbare regeling werd voorzien bij zwangerschap, ziekte, invaliditeit en (voortijdige) beëindiging van de samenwerking;

  • dat een billijke en een door alle deelnemende artsen aanvaarde verdeling van de inkomsten en/of uitgaven mogelijk wordt gemaakt;

  • dat de procedure voor toetreding en uittreding vastgelegd wordt;

  • dat de voorwaarden van tijdelijke schorsing en definitieve uitsluiting bepaald zijn.

§6. Elke arts die gebruik maakt van één van de in §1 geboden mogelijkheden is verplicht aan zijn collega's vennoten/leden/contractanten elke beslissing van disciplinaire, burgerrechtelijke, strafrechtelijke of administratieve aard mede te delen die enige weerslag heeft op hun professionele relatie. Deze verplichting en de consequenties van de bedoelde beslissingen, moeten uit de aan de provinciale raad voorgelegde stukken blijken.

30/06/2012
Artikel 160
Oudere versiesnavigate_next

Associaties

§1. Artsen kunnen onderling associaties aangaan met het oog op een professionele samenwerking.

De associatie kan slaan op het geheel van de professionele activiteit waarbij alle beroepsinkomsten en uitgaven worden gepoold en volgens een bepaalde sleutel worden verdeeld (volledige associatie).

De associatie kan ook op slechts een gedeelte van de professionele activiteit slaan waarbij alle beroepsinkomsten en -uitgaven die uit dit gedeelte van de professionele activiteit voortvloeien worden gepoold en volgens een bepaalde sleutel worden verdeeld (partiële associatie).

De associatie kan zich beperken tot het poolen van de kosten en/of de gemeenschappelijke inbreng van middelen voor het geheel van de professionele activiteit of voor een gedeelte ervan (kostenassociatie genaamd). Deze gepoolde kosten worden volgens een bepaalde sleutel verdeeld.

§2. Een volledige associatie is slechts mogelijk tussen artsen, bij volledige integratie van hun beroepsactiviteit die een bestendig en gestructureerd karakter heeft, en als dusdanig naar buiten treedt.

Een partiële associatie is slechts mogelijk tussen artsen, bij volledige integratie van een gedeelte van hun beroepsactiviteit die een bestendig en gestructureerd karakter heeft, en als dusdanig naar buiten treedt. Een partiële associatie is eveneens mogelijk wanneer artsen, elk vanuit hun eigen deskundigheid, gewoonlijk samenwerken op het vlak van diagnostiek en behandeling van een specifieke pathologie.

Een kostenassociatie is niet alleen mogelijk tussen artsen die aan de criteria van een volledige of partiële associatie voldoen, maar ook tussen artsen zonder enige vorm van integratie van hun beroepsactiviteit en zonder enige vorm van patiëntgerichte samenwerking.

§3. (Gewijzigd op 30 juni 2012)
In afwijking van artikel 159, §3, kunnen associaties ook aangegaan worden tussen artsen, professionele artsenvennootschappen en vzw's van artsen.

Bij een volledige, partiële of kostenassociatie kan uitdrukkelijk worden bepaald dat het de leden verboden is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid op te richten om in hun plaats deel uit te maken van de associatie.

§4. In een associatie int elk lid zijn honoraria in persoonlijke naam en voor eigen rekening en levert daartoe de nodige getuigschriften af. De door de associatie geaccepteerde beroepskosten worden betaald, ofwel via een gemeenschappelijke rekening, ofwel door de individuele leden die op afgesproken tijdstippen deze betalingen onderling afrekenen.

§5. De associatie kan naar buiten treden onder de naam van haar leden met vermelding van het uitgeoefende specialisme maar kan ook een eigen naam kiezen. Deze benaming moet door de bevoegde provinciale raad worden aanvaard.

§6. Een associatie kan overgaan tot de aanstelling van een voorzitter, secretaris of schatbewaarder mits de modaliteiten vooraf in een geschrift bepaald werden. De mandaten van de aldus aangestelde personen kunnen niet van onbeperkte duur zijn, noch vergoed worden. Enkel de reële onkosten kunnen vergoed worden.

§7. Artsen kunnen met het oog op een professionele samenwerking overeenkomsten afsluiten die niet de kenmerken hebben van een associatie. Deze overeenkomsten moeten voldoen aan artikel 159.

16/03/2002
Artikel 161
Oudere versiesnavigate_next

De professionele vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid

§1. Artsen kunnen voor de uitoefening van hun beroep overgaan tot de oprichting van een professionele vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid zoals omschreven in artikel 46 van het Wetboek van Vennootschappen, indien wordt voldaan aan de voorwaarden voorzien in de hierna volgende paragrafen 2 tot en met 5.

§2. Bij de oprichting van een professionele vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid brengen de vennoten hun volledige medische activiteit of een gedeelte ervan in gemeenschap.

§3. Het maatschappelijk doel van de vennootschap is burgerlijk en is de uitoefening van de geneeskunde door haar vennoten zelf. Elke handelsactiviteit is verboden.

§4. De geneeskunde wordt in een professionele vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid uitgeoefend door de artsen vennoten in naam en voor rekening van de gezamenlijke artsen vennoten. De honoraria die voortvloeien uit de in gemeenschap gebrachte medische activiteit, evenals de daaruit voortvloeiende onkosten worden gepoold en verdeeld volgens een bij overeenkomst vastgelegde sleutel.

§5. Artsen kunnen enkel tot de oprichting van een professionele vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid overgaan wanneer wordt voldaan aan de artikelen 159, 160, §2, alinea's 1 en 2, en §5 en §6.

Enkel artsen die hun beroep uitoefenen of zullen uitoefenen in het kader van een professionele vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid kunnen vennoten zijn van deze vennootschap.

15/03/2008
Artikel 162
Oudere versiesnavigate_next

De professionele vennootschap met rechtspersoonlijkheid

§1. Artsen kunnen voor de uitoefening van hun beroep overgaan tot de oprichting van een professionele vennootschap met rechtspersoonlijkheid, indien wordt voldaan aan de voorwaarden voorzien in de hierna volgende paragrafen 2 tot en met 8.

§2. Bij de oprichting van de vennootschap brengen de artsen hun volledige of een gedeelte van hun medische activiteit in gemeenschap.

§3. Het maatschappelijk doel van de vennootschap is burgerlijk en is de uitoefening van de geneeskunde door haar vennoten zelf. Elke handelsactiviteit is verboden. De vennootschap wordt niet als dusdanig op de Lijst van de Orde der artsen ingeschreven.

§4. In een professionele vennootschap met rechtspersoonlijkheid wordt de geneeskunde uitgeoefend door de vennoten in naam en voor rekening van de vennootschap. Alle inkomsten voortvloeiend uit de ingebrachte medische activiteit worden geïnd voor en door de vennootschap, zoals alle uit de medische activiteit voortvloeiende uitgaven door de vennootschap worden vereffend.

§5. Artsen kunnen enkel een professionele vennootschap met rechtspersoonlijkheid oprichten wanneer wordt voldaan aan alle bepalingen van artikel 159.

De provinciale raad zal daarbij in het bijzonder aandacht schenken aan bepalingen inzake:

  1. de inbreng van roerende en onroerende goederen in de vennootschap en hun bestemming bij de beëindiging van de vennootschap;

  2. de verdeling van de deelbewijzen die enkel op naam en in het bezit mogen zijn van de vennoten die het beroep van arts uitoefenen of zullen uitoefenen in het kader van de vennootschap;

  3. de wijze van herschikking van de deelbewijzen bij omstandigheden die daartoe verplichten en de rechten en verplichtingen van de vennoot van de te herschikken deelbewijzen of van zijn rechtsopvolgers;

  4. de wijze van verkiezing van bestuurders en de duur van hun mandaten, die niet onbeperkt mag zijn;

  5. de eventuele vergoeding van de bestuurders, die dient overeen te stemmen met de werkelijk uitgeoefende bestuursactiviteiten;

  6. het aanleggen van een toereikende reserve rekening houdend met het doel van de vennootschap;

  7. de toelatingsvoorwaarden voor nieuwe vennoten en hun verwerving van deelbewijzen;

  8. de uitstapregeling van vennoten en de bestemming van de vrijgekomen deelbewijzen;

  9. de overeenkomsten inzake de professionele samenwerking tussen de vennootschap en derden;

  10. (Gewijzigd op 16 oktober 2004) de noodzaak bij ontbinding van de vennootschap een beroep te doen op artsen voor de afhandeling van zaken die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van de patiënten en/of het beroepsgeheim van de vennoten;

  11. de afzonderlijke en bijkomende beroepsaansprakelijkheid van de vennoten en de aansprakelijkheid van de vennootschap;

  12. het feit dat bij de afweging van de respectievelijke rechten van de vennoten meer rekening zal worden gehouden met de in de vennootschap verrichte prestaties dan met het geïnvesteerde kapitaal of de anciënniteit.

Uit de stukken die aan de provinciale raad worden voorgelegd moet een deontologisch verantwoorde oplossing voor de hoger vermelde punten blijken.

§6. De professionele vennootschap met rechtspersoonlijkheid vermeldt bij het naar buiten treden haar rechtsvorm en de namen van de vennoten met het uitgeoefende specialisme. De professionele vennootschap kan opteren voor een eigen benaming die objectief en discreet moet zijn en door de provinciale raad moet worden aanvaard.

§7. De professionele vennootschap met rechtspersoonlijkheid kan met het oog op een professionele samenwerking overeenkomsten afsluiten met artsen of met de in dit hoofdstuk voorziene (kosten)associaties, professionele (eenpersoons)vennootschappen, middelenvennoot-schappen en vzw's.

De vennoten dienen erover te waken dat de vennootschap waarvoor zij werken naar analogie de deontologische regelen naleeft die voor elke individueel werkende arts gelden.

§8. De professionele vennootschap met rechtspersoonlijkheid kan vennoot zijn van een (kosten)associatie of middelenvennootschap van artsen en kan lid zijn van een vzw van artsen. Hierbij dienen respectievelijk de bepalingen van de artikelen 160, 164, en 165 nageleefd te worden.

02/06/2012
Artikel 163
Oudere versiesnavigate_next

De professionele eenpersoonsvennootschap

§1. Elke arts kan voor de uitoefening van zijn beroep overgaan tot de oprichting van een professionele eenpersoonsvennootschap, indien wordt voldaan aan de voorwaarden voorzien in de hierna volgende paragrafen 2 tot en met 6.

§2. De paragrafen 2, 3, 4 en 5 van artikel 162 zijn mutatis mutandis van toepassing.

§3. Wanneer een arts gebruik maakt van de in §1 geboden mogelijkheid blijven alle deontologische regelen die voor elke individuele arts gelden van toepassing.

§4. Bij het naar buiten treden wordt de rechtsvorm vermeld evenals de naam van de arts en het uitgeoefende specialisme.

§5.(Gewijzigd op 2 juni 2012) De eenpersoonsvennootschap kan zoals elke individuele arts toetreden tot een in dit hoofdstuk voorziene (kosten)associatie, een middelenvennootschap of een vzw, en dit met toepassing van respectievelijk de artikelen 160, 164 en 165. De vennoot stelt zijn provinciale raad daarvan in kennis en legt de nodige stukken ter goedkeuring voor.

§6. Wanneer een eenpersoonsvennootschap omgezet wordt in een professionele vennootschap van meerdere artsen, dienen alle op deze laatste vennootschapsvorm toepasselijke bepalingen nageleefd te worden. De vennoot stelt zijn provinciale raad van het voornemen tot omzetting in kennis en legt hem voorafgaandelijk alle stukken ter goedkeuring voor.

16/03/2002
Artikel 164
Oudere versiesnavigate_next

De middelenvennootschap

§1. Artsen kunnen in het kader van hun professionele samenwerking overgaan tot de oprichting van een middelenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, indien wordt voldaan aan de voorwaarden voorzien in de hierna volgende paragrafen 2 tot en met 7.

§2. Het maatschappelijk doel van de middelenvennootschap is door een pooling van kosten en/of een gemeenschappelijke inbreng van de vereiste middelen de uitoefening van de geneeskunde voor haar vennoten te vergemakkelijken en te bevorderen.

§3. De vennoten van een middelenvennootschap kunnen individuele artsen zijn, alsook professionele (eenpersoons)vennootschappen van artsen met rechtspersoonlijkheid of vzw's van artsen.

§4. Middelenvennootschappen kunnen zowel in het kader van een patiëntgerichte samenwerking als buiten elke vorm van patiëntgerichte samenwerking opgericht worden.

§5. Alle inkomsten die voortvloeien uit de medische activiteit waarbij gebruik wordt gemaakt van de door de vennootschap verstrekte middelen, blijven buiten de middelenvennootschap die losstaat van de beroepsuitoefening zelf.

De middelenvennootschap mag geen enkele vermenging noch verwarring doen ontstaan tussen de vennootschap en haar leden vennoten. Aldus mogen onder meer de maatschappelijke naam, de statuten, het briefpapier of andere documenten, en de activiteiten van de middelenvennootschap, dergelijke vermenging of verwarring niet in de hand werken.

§6. Artsen kunnen enkel tot de oprichting van een middelenvennootschap overgaan, indien wordt voldaan aan alle bepalingen van de artikelen 159 en 162, §5, a tot i.

Bij de verdeling van de deelbewijzen tussen de vennoten dient een evenwichtige verhouding nagestreefd te worden tussen de verrichte prestaties en het ingebrachte kapitaal.

§7. Zoals bepaald in artikel 159, §4, dienen alle stukken betreffende een dergelijke vennootschap ter goedkeuring voorgelegd te worden aan de provinciale raad.

In het bijzonder zal de provinciale raad nagaan of de berekening van de kosten en de verdeling ervan tussen de vennoten in overeenstemming met de regelen van de medische deontologie geschieden.

16/03/2002
Artikel 165
Oudere versiesnavigate_next

De vereniging zonder winstoogmerk

§1. In het kader van hun professionele samenwerking kunnen artsen overgaan tot de oprichting van een vzw. Hierbij dienen zij zich ervan te vergewissen dat de wettelijke regelen terzake, onder meer artikel 1 van de Wet van 27 juni 1921, nageleefd worden en dat voldaan wordt aan de voorwaarden voorzien in de hierna volgende paragrafen 2 en 3.

§2. Artikel 159, en in het bijzonder §1, laatste alinea, is onverminderd van toepassing.

In afwijking van artikel 159, §3, kan een vzw opgericht worden tussen artsen en professionele (eenpersoons)vennootschappen van artsen met rechtspersoonlijkheid.

§3. Artsen kunnen overgaan tot de oprichting van een vzw waarvan het statutair doel zich beperkt tot dienstverlening op het gebied van de organisatie en administratie van hun professionele activiteit.

Indien het statutair doel van een vzw erin bestaat om door een pooling van kosten en/of een gemeenschappelijke inbreng van de vereiste middelen de uitoefening van de geneeskunde voor haar leden te vergemakkelijken en te bevorderen, dienen mutatis mutandis de bepalingen van artikel 164 nageleefd te worden.

Indien het statutair doel van de vzw de uitoefening van de geneeskunde is door haar leden, dienen mutatis mutandis de bepalingen van artikel 162 nageleefd te worden.