Code van medische deontologie

Hoofdstuk 2: Kwaliteit van de verzorging

print
17/12/2005
Artikel 37

(Gewijzigd op 17 december 2005)

  1. De arts zet zich in om elke vorm van afhankelijkheid te voorkomen. Hij wijst de patiënt onder meer op het verkeerd gebruik en het misbruik van substanties die tot afhankelijkheid kunnen leiden evenals op de risico’s bij langdurig gebruik ervan.

  2. De arts zet zich in om patiënten te helpen die afhankelijk zijn van dergelijke substanties of deze misbruiken. Hij opteert voor een multifactoriële benadering van de problematiek zowel op fysiek, psychisch als sociaal vlak.

    Indien de behandeling van de patiënt een bekwaamheid vergt die de arts onvoldoende bezit doet deze een beroep op een bevoegde collega of een bevoegd multidisciplinair team.

    Bij een behandeling met vervangingsmiddelen zal de arts op geregelde tijdstippen nagaan of deze kunnen worden afgebouwd of afgeschaft.

  3. Elke arts die drugsverslaafden behandelt met vervangingsmiddelen dient geregistreerd te zijn bij een erkend centrum of netwerk voor de opvang van drugsverslaafden of bij een daartoe erkend gespecialiseerd centrum.

    De arts dient een continue opleiding in deze materie te volgen en deel te nemen aan de activiteiten van één van de hierboven vermelde structuren.

    Met het oog op een optimale therapeutische efficiëntie staat het de arts vrij, voordat hij een behandeling met vervangingsmiddelen instelt, de patiënt bijkomende voorwaarden op te leggen, zoals de registratie bij de Provinciale Geneeskundige Commissie.

    Indien de arts die vervangingsmiddelen voorschrijft, van oordeel is dat er redenen zijn om af te wijken van de wettelijk vastgelegde wijze van toediening van een vervangingsmiddel (oraal en onder dagelijks toezicht) is hij verplicht in het medisch dossier de afwijkende wijze van aflevering en toediening te noteren evenals de motivering ervan.

  4. De bepalingen van dit artikel gelden niet voor andere medisch verantwoorde behandelingen die afhankelijkheid kunnen meebrengen.

Oudere versies
19/03/1994

De arts stelt alles in het werk om elke vorm van verslaving te voorkomen. Binnen de grenzen van zijn competentie zal hij alles ondernemen om de verslaafde te behandelen en diens verslaving stop te zetten.

  1. Hij zal, door zijn raadgevingen en voorschriften, het verkeerd gebruik, het misbruik en de ontwikkeling van afhankelijkheid van geneesmiddelen, die aanleiding kunnen geven tot toxicomanie, voorkomen.

  2. De arts die een patiënt in behandeling neemt voor diens verslaving en hem vervangingsmiddelen, die eveneens tot afhankelijkheid kunnen leiden meent te moeten voorschrijven, mag zich niet beperken tot het voorschrijven alleen. Hij zal de noodzaak nagaan :

    • een multidisciplinair team te verzoeken om een evaluatie van de verslavingsproblematiek en haar behandelingsmogelijkheden alsmede de psycho-sociale toestand van de patiënt;
    • de patiënt globaal in behandeling te nemen, zich te laten bijstaan door specialisten die competent zijn inzake de medische, psychologische en sociale problemen, en zich niet te beperken tot het voorschrijven van vervangingsmiddelen op vraag van de patiënt;
    • zich ervan te vergewissen dat de patiënt uitsluitend het voorgeschreven geneesmiddel gebruikt en dat hij niet om dezelfde reden behandeld wordt door een ander arts;
    • er bij de ambulant verzorgde patiënt over te waken enkel oraal toe te dienen vervangingsmiddelen voor te schrijven en alle voorzorgsmaatregelen te treffen opdat het voorschrift noch de verstrekking van deze middelen aanleiding kunnen geven tot opslag, manipulatie, uitwisseling, overdracht, verkoop of enig ander misbruik;
    • samen met een multidisciplinair team op gezette tijden het resultaat van de behandeling te herevalueren om de behandeling aan te passen opdat de patiënt in een optimale fysieke en psychische toestand zou verkeren, zijn sociale integratie zou herwinnen en zijn verslavingsziekte zou genezen.
  3. De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de behandeling en de palliatieve zorgen van patiënten in naderend levenseinde.

01/01/1975

Tenzij therapeutische indicaties zorgvuldig werden vastgesteld, moet de arts de ontwikkeling van elke vorm van toxicomanie voorkomen.