(Gewijzigd op 20 december 2008)
§1. Elke overeenkomst tussen artsen of artsen-vennootschappen en niet-artsen en die een invloed kan hebben op de deontologische aspecten van de beroepsuitoefening van de arts dient schriftelijk vastgelegd te worden en mag slechts ondertekend worden nadat het ontwerp ervan op deontologisch vlak goedgekeurd werd door de bevoegde provinciale raad. Hetzelfde geldt voor elke wijziging van een dergelijke overeenkomst.
§2. De vorige bepaling is niet van toepassing op de protocollen voor medische experimenten voor zover zij ter goedkeuring worden voorgelegd aan een commissie voor medische ethiek.