Code van medische deontologie

Hoofdstuk 7: Problemen in verband met de voortplanting

print
17/10/1992
Artikel 86

In geval van pathologie van de moeder of van de foetus, bestaat de allereerste verplichting van de arts erin de patiënte volledig voor te lichten. De arts kan een zwangerschapsafbreking overwegen of erom verzocht worden, inzonderheid in het raam van bepaalde wettelijke beschikkingen.

De arts beslist in elk geval vrij of hij zijn medewerking verleent; om persoonlijke redenen mag hij zijn medewerking weigeren.

Zijn medewerkers moeten in alle opzichten over dezelfde vrijheid beschikken.

In alle gevallen moet het zelfbeschikkingsrecht van de patiënte en desgevallend van het koppel, geëerbiedigd worden. Daartoe moet elke medische beslissing op dit vlak voorafgegaan worden door een volledige en nauwkeurige voorlichting nopens alle aspecten van het medisch en sociaal probleem, en door de uitdrukkelijke en weloverwogen toestemming van de patiënte.

De zwangerschapsafbreking moet uitgevoerd worden in verzorgingsinstellingen die beschikken over een infrastructuur die waarborgen biedt voor een veilige en continue zorgverstrekking en waarbinnen een deskundige psychologische begeleiding voorzien is.

Oudere versies
01/01/1975

Wanneer de arts oordeelt dat een indikatie tot zwangerschapsonderbreking bestaat, moet hij, alvorens tot die ingreep over te gaan, het advies inwinnen van twee artsen waarvan ten minste één de discipline beoefent waartoe de ingeroepen indikatie behoort.
De arts die tot zwangerschapsonderbreking overgaat moet hieromtrent, onder gesloten omslag, een met redenen omkleed verslag zenden aan zijn provinciale raad, waardoor naderhand de identificatie van de patiënte mogelijk is.
De arts mag slechts tot zwangerschapsonderbreking overgaan met de toestemming van de degelijk voorgelichte patiënte en uitsluitende in een erkend ziekenhuis.