Code van medische deontologie

Hoofdstuk 3: Publiciteit

print
21/09/2002
Artikel 12
Oudere versiesnavigate_next

Mits naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk kunnen artsen hun medische activiteit kenbaar maken aan het publiek.

21/09/2002
Artikel 13
Oudere versiesnavigate_next

§1. De verstrekte informatie dient waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk te zijn. Zij mag in geen geval misleiden. Zij mag niet vergelijkend zijn.
Resultaten van onderzoeken en behandelingen mogen niet voor publicitaire doeleinden worden aangewend.

§2. Publiciteit mag het algemeen belang inzake de volksgezondheid niet schaden. Zij mag niet aanzetten tot overbodige onderzoeken of behandelingen. Ronseling van patiënten is niet toegelaten.
De campagnes voor preventie en vroegdetectie dienen wetenschappelijk onderbouwd te zijn en vereisen de voorafgaande toelating van de bevoegde ordinale instantie.

§3. Bij het voeren van publiciteit dienen de artsen de regels van het medisch beroepsgeheim te eerbiedigen.

21/09/2002
Artikel 14
Oudere versiesnavigate_next

De verwoording en vormgeving van de publiciteit evenals de hierbij gebruikte methoden en technieken - inclusief internetsites, naamborden, briefhoofden en vermeldingen in gidsen - moeten beantwoorden aan de bepalingen van artikel 13.

21/09/2002
Artikel 15
Oudere versiesnavigate_next

Artsen dienen zich daadwerkelijk te verzetten tegen elke door derden gevoerde publiciteit, betreffende hun medische activiteit, die de bepalingen van dit hoofdstuk niet naleeft.

21/09/2002
Artikel 16
Oudere versiesnavigate_next

Artsen mogen hun medewerking verlenen aan de media met het oog op het verstrekken van medische informatie die belangrijk en nuttig kan zijn voor het publiek.
Hierbij dienen de bepalingen van dit hoofdstuk nageleefd te worden.

De arts zal voorafgaandelijk de provinciale raad waarbij hij ingeschreven is inlichten over zijn medewerking met de media.

21/09/2002
Artikel 17
Oudere versiesnavigate_next

Wanneer patiënten door de media betrokken worden bij het informeren van het publiek mogen artsen alleen meewerken voor zover de persoonlijke levenssfeer en de waardigheid van deze patiënten geëerbiedigd worden. In die omstandigheden dienen de artsen er zich van te vergewissen dat de patiënten volledig geïnformeerd werden en vrij toestemden tot medewerking.