Code van medische deontologie

Hoofdstuk 3: Publiciteit

print
21/09/2002
Artikel 13

§1. De verstrekte informatie dient waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk te zijn. Zij mag in geen geval misleiden. Zij mag niet vergelijkend zijn.
Resultaten van onderzoeken en behandelingen mogen niet voor publicitaire doeleinden worden aangewend.

§2. Publiciteit mag het algemeen belang inzake de volksgezondheid niet schaden. Zij mag niet aanzetten tot overbodige onderzoeken of behandelingen. Ronseling van patiënten is niet toegelaten.
De campagnes voor preventie en vroegdetectie dienen wetenschappelijk onderbouwd te zijn en vereisen de voorafgaande toelating van de bevoegde ordinale instantie.

§3. Bij het voeren van publiciteit dienen de artsen de regels van het medisch beroepsgeheim te eerbiedigen.

Oudere versies
01/01/1975

§1. De vermeldingen op naamborden, briefpapier, voorschriftenbriefjes adresboeken, enz… moeten bescheiden zijn naar vorm en inhoud.

§2. Op het naambord van een geneeskundig kabinet worden alleen vermeld : naam en voornamen, wettelijke titel, uitgeoefende specialiteit, spreekdagen en –uren, en gebeurlijk het telefoonnummer.

§3. Op voorschriftenbriefjes, briefpapier of in een niet-commercieel adresboek, mogen uitsluitend vermeld worden : naam en voornamen, wettelijke titels, universitaire of in ziekenhuis vervulde functies, uitgeoefende specialiteit en vermeldingen die de betrekkingen van de arts met zijn patiënten vergemakkelijken.

§4. Geen van bovengenoemde vermeldingen mogen voorkomen in commerciële publicaties.

§5. De arts mag geen gewag maken van een bevoegdheid die hij niet bezit.