Code van medische deontologie
Hoofdstuk 3: Verhouding met apothekers, licentiaten in de tandheelkunde, vroedvrouwen, verplegenden en leden van paramedische beroepen
01/01/1975
Artikel 177
De arts moet de onafhankelijkheid van apothekers, licentiaten in de tandheelkunde en vroedvrouwen eerbiedigen en elke ongewettigde handeling vermijden die hen nadeel zou kunnen berokkenen in hun betrekking met de patiënten.
In zijn beroepsverhouding met de paramedici en andere medewerkers, zal de arts zorgen voor een uitstekende samenwerking.
01/01/1975
Artikel 178
De artsen zullen in hun beroepsverhouding met de apothekers de wettelijke bepalingen eerbiedigen in verband met de vorm van de voorschriften. Zij zullen hun voorschriften aan de behoeften van iedere patiënt aanpassen.
De artsen zullen geen geheime verstandhouding met apothekers onderhouden.
Zij eerbiedigen de vrije keuze van apotheker door de patiënt.
01/01/1975
Artikel 179
§1. Behoudens de door de wet op de medisch-farmaceutische cumulatie toegelaten afwijking, is de verkoop van geneesmiddelen door de praktiserende arts verboden.
§2. Het verkopen of verhuren aan zijn patiënten van geneeskundige of protheseapparaten mag de arts geen enkele winst opleveren.
§3. De arts mag niet terzelfder tijd de geneeskunde uitoefenen en fabrikant of verdeler zijn van geneesmiddelen, geneeskundige of protheseapparaten.
01/01/1975
Artikel 180
De uitoefening van het beroep brengt de artsen ertoe nauw samen te werken met het verplegend personeel. Het eigen karakter van de functie van deze laatsten moet worden erkend in de geest van artikel 177.
01/01/1975
Artikel 181
Bij hun beroepscontacten met hun paramedische medewerkers, zullen de artsen ieder initiatief vermijden dat deze ertoe zou kunnen aanzetten de geneeskunde op onwettige wijze uit te oefenen.
01/01/1975
Artikel 182
In het kader van de groepsgeneeskunde of wanneer zij in groepsverband werken met medewerkers, moeten de artsen er op letten deze laatsten geen handelingen te doen verrichten die buiten hun bevoegdheid vallen.