De arts heeft aandacht en zorg voor zijn eigen gezondheid.
De arts streeft naar een evenwicht tussen zijn beroepsactiviteiten en zijn privéleven.
Hoofdstuk 2: Professionaliteit
De arts heeft aandacht en zorg voor zijn eigen gezondheid.
De arts streeft naar een evenwicht tussen zijn beroepsactiviteiten en zijn privéleven.
Het lijkt vanzelfsprekend dat een goede gezondheid en een gezond evenwicht in het leven van de zorgverleners factoren zijn die bijdragen tot de kwaliteit van de zorg. Een vermoeide, misschien wel uitgeputte arts verkeert niet in ideale omstandigheden om zijn patiënten met empathie en geduld te ontvangen.
De medische traditie heeft het beeld van de sterke en veerkrachtige arts in stand gehouden. Ook wanneer ze ziek of vermoeid zijn, blijven heel wat artsen voortwerken. Dit geldt niet alleen voor artsen die betaald worden per verstrekking maar ook voor loontrekkende artsen. Bepalende factoren zijn de druk van het werkritme en de wil om de werklast niet op de schouders van de collega’s te leggen, in het bijzonder de wachtdienst.
Dit Codeartikel geeft de aanzet tot een dialoog over de aandacht en de zorg van de arts voor zijn eigen gezondheid. Dit aandachtspunt bleef voorheen relatief onderbelicht in de medische gemeenschap.
1.1. De arts heeft aandacht voor zijn eigen gezondheid
1.1.1. Zelfzorg
Zelfzorg is het zorgen voor zichzelf, met name positieve aandacht voor zijn eigen welzijn en gezondheid, inclusief het aanhouden van een gezonde en evenwichtige levensstijl. Door dit voorbeeld te geven voldoet de arts mede ook aan zijn plicht inzake gezondheidsbevordering (art. 5, CMD).
Zelfzorg betekent niet hetzelfde als zichzelf medische zorg verstrekken of zelfbehandeling, integendeel. Hoewel het wettelijk niet verboden is voor artsen om zichzelf zorg te verstrekken, beveelt de nationale raad aan niet aan zelfbehandeling te doen en een eigen huisarts te hebben. Zelfzorg impliceert dat de arts zich indien nodig laat verzorgen door een collega-arts (o.m. voor het opstellen van geneesmiddelenvoorschriften en ziekteattesten).
1.1.2. Zelfmedicatie
Wereldwijd vinden artsen het vanzelfsprekend om voor zichzelf medicatie voor te schrijven. Ook in ons land is dit gebruik sterk ingeburgerd. Regulerende instanties hebben in verschillende landen richtlijnen ingevoerd gaande van een totaal verbod op zichzelf voorschrijven van medicatie tot een aanmaning om een collega-arts te raadplegen.
Zelfmedicatie kan gerechtvaardigd zijn voor eenvoudige en goedaardige problemen, maar in geval van uitputting of een verslechtering van de algemene toestand wordt het afgeraden.
Deontologisch ontoelaatbaar is dat de arts voor zichzelf verslavingsgevoelige medicatie (o.m. slaap- en kalmeringsmiddelen, psychofarmaca, verdovende en pijnverdovende middelen en stimulerende geneesmiddelen) voorschrijft voor chronisch gebruik. Gezien het aanzienlijke risico op verslaving, is het essentieel een collega-arts die beschikt over de nodige objectiviteit en professionaliteit deze geneesmiddelen voorschrijft.
De arts met een verslavingsproblematiek kan een ernstig probleem vormen voor de volksgezondheid, de zorgkwaliteit en de patiëntveiligheid.
1.1.3. Organisatie van de arbeidstijd
De wet van 12 december 2010 tot vaststelling van de arbeidsduur van de artsen, de kandidaat-artsen in opleiding en de studenten-stagiairs, is van toepassing op de artsen die werken in het kader van een arbeidsovereenkomst of in statutair verband, behoudens enkele uitzonderingen. Ze geldt ook voor de kandidaten die houder zijn van het diploma van master in de geneeskunde, die in opleiding zijn met het oog op het toekennen van de erkenning voor één van de titels bedoeld in de artikelen 1, 2 en 2bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de lijst van bijzondere beroepstitels voorbehouden aan de beoefenaars van de geneeskunde, met inbegrip van de tandheelkunde, en die gezondheidszorgprestaties verrichten in het kader van hun opleiding.
Op deontologisch gebied hebben de artsen die verantwoordelijk zijn voor de organisatie van de diensten en van de wachtdiensten alsook de stagemeesters de plicht ervoor te zorgen dat deze wetgeving, die de Richtlijn 2003/88/EG van 4 november 2003 omzet, wordt toegepast naar de geest en de letter.
De meerderheid van de artsen oefenen hun beroep uit als zelfstandige. De organisatie van de arbeidstijd moet voldoen aan de vereisten inzake de zorgkwaliteit, de patiëntveiligheid en het welzijn van de arts zelf.
1.2. De arts streeft naar een evenwicht tussen zijn beroepsactiviteiten en zijn privéleven
Deze aanbeveling werd nieuw opgenomen in de Code van medische deontologie (2018). Ook in samenwerkingsovereenkomsten (art. 12, CMD) evenals bij de deelname aan de medische permanentie of aan de wachtdienst (art. 13, CMD) verdient dit evenwicht de nodige aandacht bij het opstellen van statuten en contracten.
Een goede arts kijkt leergierig naar de wetenschappelijke vooruitgang: het is dus normaal dat hij een deel van zijn tijd gebruikt om zijn medische kennis uit te diepen (art. 4, CMD).
1.3. Hulp vragen
Om de drempel naar hulp te verlagen heeft de nationale raad van de Orde der artsen een nationaal platform voor hulp aan artsen in nood opgericht: Arts in Nood.
Arts in Nood richt zich op psychische problemen van artsen die invloed kunnen hebben op de kwaliteit van de zorg die zij verstrekken.
Het is een onafhankelijke organisatie voor alle artsen, alsook voor medische studenten en artsen in opleiding en hun omgeving, die laagdrempelige, discrete en vertrouwelijke begeleiding en preventie aanreikt, dit door een volledige scheiding tussen het zorgtraject van de arts en de controle op de beroepsbeoefening.
Een nationaal team van vertrouwensartsen staat paraat om collega's te begeleiden en desgewenst te oriënteren naar gepaste professionele hulp. Het volstaat om te bellen naar het gratis nationaal nummer 0800 23 460, te e-mailen naar info@artsinnood.be of het contactformulier op de website www.artsinnood.be in te vullen.
gezondheid van de arts - project ‘Arts in nood' - zieke arts