De arts verzekert de continuïteit van de zorg.
De arts vervangt, in de mate van het mogelijke, een verhinderde collega, in het bijzonder in zijn dienst of zorginstelling. De vervangende arts heeft in principe dezelfde deskundigheid als de arts die hij vervangt.
De vervangende arts draagt bij aan een kwaliteitsvol patiëntendossier door na de vervanging aan deze collega alle nuttige inlichtingen over zijn tussenkomst over te dragen.
De arts neemt volgens zijn deskundigheid deel aan de medische permanentie of aan de wachtdienst, behalve in geval van een eventuele vrijstelling door de bevoegde overheid.
1. Algemeen
Zorgcontinuïteit betreft de opvolging van de behandelingen van de patiënten door de behandelende gezondheidszorgbeoefenaar of door een andere gezondheidszorgbeoefenaar wanneer de behandelende gezondheidszorgbeoefenaar zijn praktijk onderbreekt (art. 26, 4°, WUG).
Het onderscheid tussen zorgcontinuïteit en permanentie bestaat erin dat permanentie niet gebonden is aan een aan de gang zijnde zorgverstrekking.
Zorgcontinuïteit behoeft, naast de organisatie van een goed functionerende wachtdienst, proactiviteit en collegialiteit van alle artsen.
De arts mag een aan de gang zijnde behandeling van een patiënt niet bewust en zonder wettige reden onderbreken zonder vooraf alle voorzieningen te hebben getroffen om zorgcontinuïteit te garanderen (art. 17, Kwaliteitswet).
Wanneer de arts de zorgverlening wenst te onderbreken, om professionele of persoonlijke redenen, verleent hij de noodzakelijke zorg totdat een andere arts de zorg kan overnemen.
De arts brengt de patiënt hiervan vooraf op de hoogte en stelt hem in kennis van een arts die beschikt over dezelfde bekwaamheid (art. 17, Kwaliteitswet).
In het geval van een geplande afwezigheid (bv. operatie, zwangerschap,...) zoekt de arts mee naar een vervangende collega. Indien een arts onverwacht uitvalt en in de onmogelijkheid verkeert om in vervanging te helpen voorzien (bv. acute ziekte, ongeluk, overlijden van een naaste, ...), wordt de zorg in collegiaal overleg verzekerd in het belang van de patiënt. De lokale instantie (de voorzitter van de huisartsenkring of de wachtdienstverantwoordelijke, het diensthoofd van de betrokken ziekenhuisdienst en/of de hoofdarts) voorziet in dit geval in een back-up regeling die kan worden toegepast.
Het patiëntendossier speelt een primordiale rol in een optimale zorgverlening en de continuïteit van de zorgverlening aan de patiënt. De arts-vervanger moet kennis kunnen nemen van alle relevante informatie omtrent de medische voorgeschiedenis, de huidige gezondheidstoestand van de patiënt, evenals de vroegere en huidige behandelingen. Hiervoor geeft de patiënt zijn voorafgaande en geïnformeerde toestemming.
Artikel 70 van de Kwaliteitswet schrapt de bepaling in het artikel 27,§2, WUG. De medische deontologie schrijft voor dat, zowel binnen de ambulante zorg als binnen de specialistische zorg, de vervangende arts bekwaam dient te zijn om de behandeling verder te zetten.
In ziekenhuizen moet op ieder ogenblik een adequaat medisch-specialistisch optreden mogelijk zijn.
Tijdens de vervanging werft de arts niet actief onder de patiënten van de arts die hij vervangt en moedigt de patiënten niet aan verder naar zijn praktijk te komen.
Iedere arts dient deel te nemen aan de medische permanentie of aan de wachtdienst volgens zijn vakbekwaamheid en zijn statuut. Deze plicht tot deelname geldt voor de huisarts en voor de ziekenhuisarts (art. 21, Kwaliteitswet). De arts-specialist die enkel een praktijk heeft buiten een ziekenhuis heeft de deontologische plicht om afspraken te maken met een collega of een zorgstructuur die zijn patiënten kan ontvangen tijdens zijn afwezigheid.
Er kunnen uitzonderingen toegestaan worden op grond van leeftijd, gezondheidstoestand, gezinssituatie of feitelijke uitoefening van het gezondheidszorgberoep, in overleg met de betrokken instelling (hoofdarts en/of diensthoofd) of de huisartsenkring. De arts dient zijn verzoek tot een tijdelijke of definitieve vrijstelling van deelname aan de permanentie te richten aan de Orde der artsen (art. 26, Kwaliteitswet), conform de door de Orde der artsen bepaalde procedure en rekening houdend met de door de Orde geformuleerde aanbevelingen.
2. Adviezen van de nationale raad
3. Wettelijke bepalingen
- Artt. 17 tot 26, 70 en 71, Wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg (Kwaliteitswet), BS 14 mei 2019. De artikelen 20 tot 26 en 71 zijn in werking getreden op 1 juli 2022. De artikelen 17 tot 19 en 70 zijn in werking getreden op 1 januari 2022.
- Artt. 26, 4°, en 29, Gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, BS 18 juni 2015
- Art. 2, Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, BS 7 november 2008
- Art. 8, § 4, derde lid, Wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt, BS 26 september 2002
- Art. 15, § 1, derde lid, Koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967 betreffende de Orde der artsen, BS 14 november 1967
4. Informatie - Documentatie - Links
5. Trefwoorden
continuïteit van de zorg – hoofdarts - huisartsenwachtpost – huisartsenkringen – lokale instantie – medische permanentie – plaatsvervangende arts – provinciale commissie permanentie – spoedgevallen – Toezichtcommissie – wachtdienst – urgentie