De arts waakt, binnen de grenzen van zijn functie in de gezondheidszorg, over zijn professionele onafhankelijkheid. Hij draagt, in het belang van zijn patiënten en de maatschappij, daarvoor zijn verantwoordelijkheid.
Code van medische deontologie
Hoofdstuk 2: Professionaliteit
1. Algemeen
De professionele onafhankelijkheid omvat enerzijds de diagnostische en therapeutische vrijheid, anderzijds laat het de arts toe een situatie binnen een medische context in te schatten.
De arts dient binnen de functie die hij uitoefent zijn beoordelingsvrijheid te bewaren.
Binnen de zorgrelatie betekent professionele onafhankelijkheid "therapeutische vrijheid".
De diagnostische en therapeutische vrijheid is wettelijk vastgelegd in het artikel 73, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994. De arts oordeelt “in geweten en in volle vrijheid over de aan de patiënten te verlenen verzorging”.
Wat betreft het stellen van een diagnose en het uitvoeren van een behandeling bepaalt het artikel 4, Kwaliteitswet, dat “de gezondheidszorgbeoefenaar, binnen de perken van de hem door of krachtens de wet toegewezen bevoegdheden, vrij de middelen kiest die hij aanwendt bij het verstrekken van gezondheidszorg. Er mogen hem daarbij geen reglementaire beperkingen worden opgelegd” en “mag het algemeen reglement geen bepalingen bevatten die de professionele autonomie van de individuele ziekenhuisarts […] in het gedrang brengt” (art. 144, § 1, WUG).
De diagnostische en therapeutische vrijheid is een gebonden, een geconditioneerde vrijheid. De arts dient op verantwoordelijke wijze zijn beslissingen te nemen zoals een competente en zorgvuldig handelende arts in dezelfde omstandigheden zou hebben gedaan.
Artikel 4, Kwaliteitswet, bepaalt dat “de gezondheidszorgbeoefenaar zich bij zijn keuze laat leiden door relevante wetenschappelijke gegevens en zijn expertise en rekening houdt met de voorkeuren van de patiënt”.
Volgende grenzen of condities aan de therapeutische vrijheid zijn belangrijk:
1. de zorgrichtlijnen
Zorgrichtlijnen en wetenschappelijk bewijsmateriaal moeten systematisch worden geïntegreerd in de klinische praktijk, met het oog op rationele en kwaliteitsvolle zorg met respect voor de behoeften van de patiënt.
Deze richtlijnen baseren zich op wetenschappelijke, internationaal erkende literatuur en zijn bekrachtigd door advies- en overlegorganen.
Het doel van deze richtlijnen bestaat erin om een leidraad te bieden voor de dagelijkse kwaliteitsvolle praktijk. Een richtlijn is maar toepasbaar indien deze overeenkomt met de noden en verwachtingen van de patiënt. Indien de arts afwijkt van de richtlijn, moet hij zich kunnen verantwoorden.
2. de door de gemeenschap ter beschikking gestelde middelen
De middelen inzake gezondheidzorg zijn beperkt. De arts dient een sociaal verantwoorde houding aan te nemen en zo goed mogelijk de middelen aan te wenden die de maatschappij ter beschikking stelt met het oog op doelmatige zorg (art. 41, CMD 2018).
3.het belang van de patiënt
De arts verleent de best mogelijke zorg rekening houdend met de context waarbinnen de arts-patiëntrelatie vorm krijgt.
De arts houdt bij het bewaren van zijn professionele autonomie binnen de arts-patiëntrelatie rekening met de autonomie van de patiënt. De arts overlegt met de patiënt (art. 17, CMD 2018).
De arts streeft naar een persoonsgerichte zorg waarbij niet enkel rekening gehouden wordt met de gezondheidstoestand van de patiënt maar ook met diens persoonlijke situatie, behoeften en voorkeuren.
De arts dient therapeutische verbetenheid te vermijden.
De arts kan beslissen een therapeutische relatie met een patiënt te beëindigen of een medische tussenkomst of behandeling te weigeren om medische redenen op grond van zijn professionele onafhankelijkheid, Hij verzekert in dat geval de continuïteit van de zorg. (art. 32, CMD 2018). Dergelijke medische beslissingen van de arts dienen te worden onderscheiden van deze op grond van zijn persoonlijke overtuiging (art. 31, CMD 2018).
4.
De diagnostische en therapeutische vrijheid wordt ook verder geconditioneerd door de organisatie van de zorgverlening die aangeeft of een individuele zorgverlener of zorginstelling een welbepaalde ingreep of procedure kwalitatief en met het oog op het best mogelijke resultaat mag of kan uitvoeren, onder meer de aanwezigheid van de nodige omkadering (art. 14, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg), de structurering van medische activiteiten in ziekenhuizen (artt. 18 tot 22, gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen) en de bevoegdheid van de netwerkhoofdarts om instructies te geven aan de ziekenhuisartsen in het kader van de ziekenhuisnetwerken (art. 17, wet van 28 februari 2019 tot wijziging van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, wat de klinische netwerking tussen de ziekenhuizen betreft).
De arts moet erover waken dat deze inperkingen de kwaliteit van de zorg niet in het gedrang brengen.
2. Adviezen van de nationale raad
- Gebruik van dwang bij een medisch onderzoek op een vreemdeling in het kader van een procedure van overdracht, terugdrijving, terugkeer of verwijdering (Advies NR 20 januari 2024, a171001)
- Het off-label gebruik van medische hulpmiddelen (Advies NR 14 oktober 2023, a170017)
- Geluidsopname van raadplegingen (Advies NR 16 september 2023, a170016)
- Weigering door klinisch bioloog van bepaalde analyses waarvan het belang op wetenschappelijk gebied in twijfel wordt getrokken en die een hoge kost voor de patiënt met zich meebrengen (Advies NR 16 september 2023, a170015)
- Modernisering van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt (Advies NR 25 maart 2023, a170009)
- Teleconsultatie met een arts via een verzekeringsinstelling (Advies NR 17 oktober 2020, a167036)
- Geluidsopname van een gesprek tussen een patiënt en een arts zonder medeweten van deze laatste (Persbericht NR 6 mei 2017, a157011)
- Stopzetten en weigeringen van behandelingen (Advies NR 12 december 2015, a151005)
- Positie van een thuisverpleegkundige – Uitvoering van de door een arts voorgeschreven behande-ling (Advies NR 21 november 2015, a151003)
- Arbeidsovereenkomst bestemd voor de artsen werkzaam bij de Dienst Vreemdelingenzaken (Advies NR 16 november 2013, a143020)
- Toediening van kalmerende middelen door een arts die wordt opgeroepen door de politie (Advies NR 26 oktober 2013, a143014)
- Reanimatie bij extreem vroeg geboren kinderen (Advies NR 20 februari 2010, a129018)
- Relatie artsen met farmaceutische industrie - Gemeenschappelijk advies van de Koninklijke Academies voor Geneeskunde van België (Advies NR 16 november 2002, a099007)
- Promotie van generische geneesmiddelen (Advies NR 18 augustus 2001, a094001)
- Therapeutische hardnekkigheid (Advies NR 15 november 1986, a035018)
3. Wettelijke bepalingen
- Artt. 4, 72 en 74, Wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg (Kwaliteitswet), BS 14 mei 2019. Deze artikelen zijn in werking getreden op 1 januari 2022.
- Art. 144, § 1, Gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, BS 7 november 2008
- Art. 73, § 1, Wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, BS 27 augustus 1994
4. Informatie - Documentatie - Links
- GOFFIN, T., De professionele autonomie van de arts. De rechtspositie van de arts in de arts-patiëntrelatie, Brugge, die Keure, 2012
- NYS, H., Geneeskunde - Recht en medisch handelen, Mechelen, Wolters Kluwer Belgium, 2016
5. Trefwoorden
diagnostische en therapeutische vrijheid - professionele autonomie - onafhankelijkheid van de arts - therapeutische verbetenheid - palliatieve zorg - therapeutische verantwoordelijkheid