Code van medische deontologie

Hoofdstuk 3: Respect

print
30/06/2024
Artikel 19

De arts communiceert duidelijk en correct met de patiënt. Hij houdt daarbij rekening met zijn capaciteiten en zijn draagkracht, in het bijzonder bij de mededeling van slecht nieuws.

De arts respecteert, behoudens wettelijke uitzonderingen, de beslissing van een patiënt niet te worden ingelicht over een diagnose of prognose.

1. Algemeen

1.1. Duidelijke en correcte informatie

Het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt en de vertrouwensrelatie met de arts vereisen dat de arts de patiënt informeert over zijn gezondheid.

Voor zijn gezondheid en voor de volksgezondheid is het belangrijk dat de patiënt zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan kent. Hoe beter hij ingelicht is, hoe groter zijn bereidheid en zijn motivatie om zorg te dragen voor zijn gezondheid of zich te verzorgen.

De arts informeert de patiënt mondeling en, op zijn verzoek of indien pertinent voor hem, schriftelijk, op een begrijpelijke wijze. In artikel 7, §2, van de recent gewijzigde patiëntenrechtenwet werden enkele bepalingen hieromtrent expliciet vastgelegd. De bepaling ‘in duidelijke taal’ werd vervangen door ‘op een kwaliteitsvolle wijze en op maat van de patiënt’.

Om de gezondheidsinformatie beter te kunnen assimileren kan, in gezamenlijk overleg en akkoord arts-patiënt, een (bijkomende) schriftelijke informatie of een geluidsopname worden overwogen. Een heimelijke opname schaadt de vertrouwensrelatie tussen de arts en de patiënt.

Medische termen behoren niet tot de gewone taal. Een patiënt heeft nood aan bevattelijke, geleidelijke en duidelijke informatie zodat hij zijn medische situatie kan begrijpen. Gestructureerde informatie (synthetisch, geordend, geleidelijk) bevordert het begrijpen.

De arts dient voorzichtig te werk te gaan en zich bewust te zijn van de grenzen van zijn kennis en van de onvoorspelbaarheid in de evolutie van een gezondheidstoestand. De informatie moet stroken met de thans geldende wetenschappelijke kennis en met de standaarden van de goede medische praktijken.

1.2. Onzekere of negatieve prognose

Ook wanneer de prognose onzeker of negatief is, heeft de patiënt recht op informatie over zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan. De arts tracht voorzichtig en genuanceerd om te springen met slecht nieuws. De persoonlijkheid van de patiënt, zijn geestesgesteldheid en de stress die hij ervaart, hebben een invloed op zijn begripsvermogen. Onder emotie kan hij onontvankelijk worden voor de wetenschappelijke informatie. In dat geval moet de arts de patiënt in de eerste plaats helpen zijn emotie de baas te worden alvorens hij de technische en wetenschappelijke aspecten uitlegt. De arts moet rekening houden met de draagkracht van de patiënt en met diens bekwaamheid de informatie te begrijpen en te assimileren. Het kan ook beter zijn de informatie geleidelijk aan te geven, in fasen, en ze hem later te herhalen. De wijze van ‘gradueel meedelen’ werd recent opgenomen in artikel 7, §4, WPR.

1.3. Recht op niet weten - therapeutische exceptie

Op het informatierecht over zijn gezondheidstoestand en de vermoedelijke evolutie ervan zijn er twee uitzonderingen: de uitdrukkelijke weigering van de patiënt om ingelicht te worden en de therapeutische exceptie.

De informatie wordt niet meegedeeld aan de patiënt indien deze hierom uitdrukkelijk verzoekt, tenzij de niet-mededeling van deze informatie duidelijk een ernstige aantasting vormt van de gezondheid van de patiënt of van derden.

De beroepsbeoefenaar kan uitzonderlijk beslissen de informatie niet mee te delen aan de patiënt wanneer het geven van informatie de gezondheid van de patiënt ernstig dreigt aan te tasten. Aangezien deze uitzondering, “therapeutische exceptie” genoemd, ingegeven is door de wil om de patiënt geen schade te berokkenen, deelt de arts de informatie mee aan de patiënt wanneer dit risico niet langer bestaat. Deze uitzondering kan niet ingeroepen worden wanneer de informatie verstrekt moet worden met het oog op het verkrijgen van de toestemming van de patiënt voor een welbepaalde handeling (cf. art. 20, CMD).

In deze twee uitzonderlijke situaties verplicht de wet (art. 7, §3 en §4, WPR) de arts overleg te plegen met een confrater over het hoger belang van de patiënt, een aantekening te plaatsen in het dossier van de patiënt en de eventuele vertrouwenspersoon in te lichten.


2. Adviezen van de nationale raad

3. Wetgeving

4. Informatie - Documentatie - Links

5. Trefwoorden

begripsvermogen - communicatie door de arts - draagkracht van de patiënt - geluidsopname - recht op informatie - prognose - therapeutische uitzondering

Oudere versies