De arts wijst de patiënt op de gevolgen van onjuist geneesmiddelengebruik en van misbruik van substanties die tot afhankelijkheid kunnen leiden.
De arts licht de risico's van automedicatie en overconsumptie van geneesmiddelen toe.
De arts handelt bij ernstige middelenafhankelijkheid in multidisciplinair verband.
1. Algemeen
1.1 Voorschriften en gepast geneesmiddelengebruik
De arts heeft de plicht te wijzen op de risico’s en nadelige gevolgen van geneesmiddelengebruik. Hij heeft tot taak patiënten te waarschuwen voor de gevaren van niet-geïnformeerde automedicatie.
De arts ziet erop toe geneesmiddelen voor te schrijven in de gepaste vorm en hoeveelheid om overconsumptie en overdosering te vermijden. Hij moet zich ten zeerste bewust zijn van zijn verantwoordelijkheid bij het voorschrijven van geneesmiddelen die tot afhankelijkheid kunnen leiden.
De arts mag geen behandelingen of geneesmiddelen voorschrijven louter op verzoek van de patiënt zonder dat de toestand van deze laatste dit medisch rechtvaardigt. Hij heeft het recht een voorschrift te weigeren indien hij, na de patiënt te hebben onderzocht, oordeelt dat het niet opportuun is de gevraagde medicatie voor te schrijven.
De arts heeft de mogelijkheid voorwaarden te verbinden aan het voorschrift. Hij kan bijvoorbeeld, als GMD-houdende arts, afspreken met de patiënt om als enige bepaalde medicatie voor te schrijven. Dit wordt opgetekend in het patiëntendossier. De arts en de patiënt kunnen ook een zorgovereenkomst opstellen. De nationale raad stelde een zorgovereenkomst op tussen arts-patiënt over het gebruik van opioïden bij chronische pijn (advies NR 20 november 2021, a168021). Een uitbreiding van deze overeenkomst wordt door de Orde der artsen voorbereid.
1.2 Verslavingsgevoelige medicatie
Bij het voorschrijven van verdovende middelen is de arts moreel en sociaal verplicht een preventieve en waakzame houding aan te nemen door de patiënt te informeren over het risico van afhankelijkheid. Hij wijst de patiënt op onjuist gebruik en misbruik van substanties die tot afhankelijkheid kunnen leiden en op de risico’s en de nadelige gevolgen van gebruik op lange termijn.
De arts schrijft opioïden voor in de gepaste vorm en hoeveelheid om overconsumptie en overdosering tegen te gaan. Hij schrijft geen opioïden voor op eenvoudig verzoek van de patiënt. Hij moet ten volle beseffen dat met deze geneesmiddelen kan worden gefraudeerd en dat ze bijgevolg op een medisch onverantwoorde wijze (instandhouding van de verslaving, handel of recreatief gebruik) kunnen worden gebruikt.
Pijnbestrijding kan verantwoorden dat substanties worden voorgeschreven die tot afhankelijkheid kunnen leiden. Bij patiënten met orthopedische of neuropathische pijn mogen opioïden enkel met de grootste omzichtigheid worden voorgeschreven.
Tijdens de wachtdienst valt het af te raden om verslavingsgevoelige medicatie voor te schrijven, behoudens in geval van hoogdringende pathologie.
Het is deontologisch niet aanvaardbaar dat de arts voor zichzelf verslavingsgevoelige medicatie voorschrijft voor chronisch gebruik (art. 10, CMD).
1.3 Verslavingsproblematiek en beroepsgeheim
Het beroepsgeheim blijft in principe behouden. Gezondheidsgegevens van de patiënt , waaronder het gegeven van de verslavingsproblematiek, kunnen slechts met andere gezondheidszorgbeoefenaars worden gedeeld onder de voorwaarden van het gedeeld beroepsgeheim (cf. advies NR 23 maart 2024, a171007).
Aanhoudend agressief gedrag, bedreigingen of belaging door de patiënt ten aanzien van de arts kunnen worden gemeld bij de politie of het parket. De arts vermeldt enkel de naam en de gepleegde feiten, maar geeft verder geen gezondheidsinformatie van de patiënt vrij.
De nationale raad adviseert aangifte te doen van agressie via het agressieformulier van de Orde der artsen https://ordomedic.be/nl/aanmeldingsformulier-agressie.
1.4 Behandeling met vervangingsmiddelen
Het koninklijk besluit van 19 maart 2004, gewijzigd bij koninklijk besluit van 6 oktober 2006 tot reglementering van de behandeling met vervangingsmiddelen, bepaalt de deelnemingsvoorwaarden en verplichte registratie van de artsen die regelmatig druggebruikers (twee patiënten gelijktijdig) behandelen met vervangingsmiddelen.
Deze voorwaarden houden in dat er een nauwe en voortdurende samenwerking moet bestaan tussen deze geregistreerde artsen en de professionele hulpverleningscentra/netwerken voor verslaafden, door de uitwisseling van kennis en informatie. De registratie van de arts is bijgevolg dwingend.
Deze groep van patiënten vergt een multidisciplinaire omkadering. Naast het voorschrijven van vervangingsmiddelen is een psychosociale aanpak nodig. Voor deze patiëntengroep doet de geregistreerde arts eveneens een beroep op de erkende multidisciplinaire teams van de professionele centra/netwerken voor hulp aan verslaafden.
Deontologisch gezien is het niet verantwoord dat een arts of een groep artsen parallelle circuits voor de behandeling van dit patiënteel opzet(ten), los van de gespecialiseerde en erkende multidisciplinaire bijstand. De arts kan zich niet beroepen op de therapeutische vrijheid om het aanbod te omzeilen van professionele, uitgebalanceerde en (volgens internationale richtlijnen) wetenschappelijk bewezen hulp op het gebied van de programma’s voor de behandeling met vervangingsmiddelen.
Het bovenstaande geldt ook voor artsen die slechts occasioneel vervangingsmiddelen voorschrijven; zij moeten een specifieke opleiding hebben gevolgd, regelmatig deelnemen aan opleidingen en in contact staan met een arts die voldoet aan de wettelijke voorwaarden.
2. Adviezen van de nationale raad
- Artsen die zichzelf zorg verstrekken – deontologische aanbevelingen (Advies NR 20 januari 2024, a171003)
- Addicties - Overleg over de gezondheidstoestand van de patiënt tussen behandelende artsen (Advies NR 15 oktober 2022, a169021)
- Wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg – Deontologische knelpunten en bekommernissen (Advies NR 23 april 2022, a169009)
- Zorgovereenkomst tussen arts-patiënt over het gebruik van opioïden bij chronische pijn (Advies NR 20 november 2021, a168021)
- Toxicomanie - Deontologische beginselen (Advies NR 19 oktober 2019, a166018)
- Toxicomanie - Deontologische plicht arts sociaal inspecteur DGEC - RIZIV (Advies NR 27 april 2019, a165006)
- Onderhoud van toxicomanie en het risico op schuldig verzuim (Advies NR 20 januari 2018, a160002)
- Verkoop van geneesmiddelen via internet (Advies NR 10 juni 2017, a157013)
- Behandeling met methadon en andere substitutiemedicatie (Advies NR 17 september 2016, a154011)
- Voorschrijven van benzodiazepines of morfinederivaten tijdens de huisartsenwacht (Advies NR 1 februari 2014, a144008)
- Toelaatbaarheid van speekseltesten in het kader van alcohol en drugs (Advies NR 20 april 2013, a141016)
- Artsen die aan zichzelf (potentieel) verslavende medicatie voorschrijven (Advies NR 16 juli 2011, a134012-R)
- Registratie van de behandelingen met vervangingsmiddelen (Advies NR 27 oktober 2007, a119003)
3. Wettelijke bepalingen
- Art. 5, Wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, BS 14 mei 2019. Dit artikel is in werking getreden op 1 januari 2022.
- Koninklijk besluit van 6 september 2017 houdende regeling van verdovende middelen, psychotrope stoffen, BS 26 september 2017
- Wet van 19 maart 2004 tot reglementering van de behandeling met vervangingsmiddelen, BS 30 april 2004
- Wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen, BS 17 april 1964
- Wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica en van de stoffen die kunnen gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, BS 6 maart 1921
4. Informatie - Documentatie - Links
5. Trefwoorden
automedicatie - geneesmiddelen - methadon - overconsumptie van geneesmiddelen - substitutiemedicatie - toxicomanie