Code van medische deontologie

Hoofdstuk 3: Respect

print
30/06/2024
Artikel 21

De arts wijst de patiënt op de gevolgen van onjuist geneesmiddelengebruik en van misbruik van substanties die tot afhankelijkheid kunnen leiden.

De arts licht de risico's van automedicatie en overconsumptie van geneesmiddelen toe.

De arts handelt bij ernstige middelenafhankelijkheid in multidisciplinair verband.

1. Algemeen

1.1 Voorschriften en gepast geneesmiddelengebruik

De arts heeft de plicht te wijzen op de risico’s en nadelige gevolgen van geneesmiddelengebruik. Hij heeft tot taak patiënten te waarschuwen voor de gevaren van niet-geïnformeerde automedicatie.

De arts ziet erop toe geneesmiddelen voor te schrijven in de gepaste vorm en hoeveelheid om overconsumptie en overdosering te vermijden. Hij moet zich ten zeerste bewust zijn van zijn verantwoordelijkheid bij het voorschrijven van geneesmiddelen die tot afhankelijkheid kunnen leiden.

De arts mag geen behandelingen of geneesmiddelen voorschrijven louter op verzoek van de patiënt zonder dat de toestand van deze laatste dit medisch rechtvaardigt. Hij heeft het recht een voorschrift te weigeren indien hij, na de patiënt te hebben onderzocht, oordeelt dat het niet opportuun is de gevraagde medicatie voor te schrijven.

De arts heeft de mogelijkheid voorwaarden te verbinden aan het voorschrift. Hij kan bijvoorbeeld, als GMD-houdende arts, afspreken met de patiënt om als enige bepaalde medicatie voor te schrijven. Dit wordt opgetekend in het patiëntendossier. De arts en de patiënt kunnen ook een zorgovereenkomst opstellen. De nationale raad stelde een zorgovereenkomst op tussen arts-patiënt over het gebruik van opioïden bij chronische pijn (advies NR 20 november 2021, a168021). Een uitbreiding van deze overeenkomst wordt door de Orde der artsen voorbereid.

1.2 Verslavingsgevoelige medicatie

Bij het voorschrijven van verdovende middelen is de arts moreel en sociaal verplicht een preventieve en waakzame houding aan te nemen door de patiënt te informeren over het risico van afhankelijkheid. Hij wijst de patiënt op onjuist gebruik en misbruik van substanties die tot afhankelijkheid kunnen leiden en op de risico’s en de nadelige gevolgen van gebruik op lange termijn.

De arts schrijft opioïden voor in de gepaste vorm en hoeveelheid om overconsumptie en overdosering tegen te gaan. Hij schrijft geen opioïden voor op eenvoudig verzoek van de patiënt. Hij moet ten volle beseffen dat met deze geneesmiddelen kan worden gefraudeerd en dat ze bijgevolg op een medisch onverantwoorde wijze (instandhouding van de verslaving, handel of recreatief gebruik) kunnen worden gebruikt.

Pijnbestrijding kan verantwoorden dat substanties worden voorgeschreven die tot afhankelijkheid kunnen leiden. Bij patiënten met orthopedische of neuropathische pijn mogen opioïden enkel met de grootste omzichtigheid worden voorgeschreven.

Tijdens de wachtdienst valt het af te raden om verslavingsgevoelige medicatie voor te schrijven, behoudens in geval van hoogdringende pathologie.

Het is deontologisch niet aanvaardbaar dat de arts voor zichzelf verslavingsgevoelige medicatie voorschrijft voor chronisch gebruik (art. 10, CMD).

1.3 Verslavingsproblematiek en beroepsgeheim

Het beroepsgeheim blijft in principe behouden. Gezondheidsgegevens van de patiënt , waaronder het gegeven van de verslavingsproblematiek, kunnen slechts met andere gezondheidszorgbeoefenaars worden gedeeld onder de voorwaarden van het gedeeld beroepsgeheim (cf. advies NR 23 maart 2024, a171007).

Aanhoudend agressief gedrag, bedreigingen of belaging door de patiënt ten aanzien van de arts kunnen worden gemeld bij de politie of het parket. De arts vermeldt enkel de naam en de gepleegde feiten, maar geeft verder geen gezondheidsinformatie van de patiënt vrij.

De nationale raad adviseert aangifte te doen van agressie via het agressieformulier van de Orde der artsen https://ordomedic.be/nl/aanmeldingsformulier-agressie.

1.4 Behandeling met vervangingsmiddelen

Het koninklijk besluit van 19 maart 2004, gewijzigd bij koninklijk besluit van 6 oktober 2006 tot reglementering van de behandeling met vervangingsmiddelen, bepaalt de deelnemingsvoorwaarden en verplichte registratie van de artsen die regelmatig druggebruikers (twee patiënten gelijktijdig) behandelen met vervangingsmiddelen.

Deze voorwaarden houden in dat er een nauwe en voortdurende samenwerking moet bestaan tussen deze geregistreerde artsen en de professionele hulpverleningscentra/netwerken voor verslaafden, door de uitwisseling van kennis en informatie. De registratie van de arts is bijgevolg dwingend.

Deze groep van patiënten vergt een multidisciplinaire omkadering. Naast het voorschrijven van vervangingsmiddelen is een psychosociale aanpak nodig. Voor deze patiëntengroep doet de geregistreerde arts eveneens een beroep op de erkende multidisciplinaire teams van de professionele centra/netwerken voor hulp aan verslaafden.

Deontologisch gezien is het niet verantwoord dat een arts of een groep artsen parallelle circuits voor de behandeling van dit patiënteel opzet(ten), los van de gespecialiseerde en erkende multidisciplinaire bijstand. De arts kan zich niet beroepen op de therapeutische vrijheid om het aanbod te omzeilen van professionele, uitgebalanceerde en (volgens internationale richtlijnen) wetenschappelijk bewezen hulp op het gebied van de programma’s voor de behandeling met vervangingsmiddelen.

Het bovenstaande geldt ook voor artsen die slechts occasioneel vervangingsmiddelen voorschrijven; zij moeten een specifieke opleiding hebben gevolgd, regelmatig deelnemen aan opleidingen en in contact staan met een arts die voldoet aan de wettelijke voorwaarden.


2. Adviezen van de nationale raad

3. Wettelijke bepalingen

4. Informatie - Documentatie - Links

5. Trefwoorden

automedicatie - geneesmiddelen - methadon - overconsumptie van geneesmiddelen - substitutiemedicatie - toxicomanie

Oudere versies